Neerlandia. Jaargang 12
(1908)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDessascholen op Java.In een vorig nummer werd verwezen naar de Ind. Mercuur, bevattende de rede door den oud-Minister Fock, den 16en Mei 1908, te Haarlem gehouden en werd meer in het bijzonder de aandacht gevestigd op wat daarin voorkwam over hetgeen in Indië op onderwijsgebied werd gedaan. Dr. v(an) G(orkom) wijdt in de Ind. Mercuur van 14 Juli j.l., naar aanleiding van die rede, eenige beschouwingen aan het onderwijs voor inlanders en prijst den tegenwoordig betoonden ijver, die veel moet goed maken wat in vroeger jaren werd verzuimd. Inzonderheid wendt v.G. zich tegen de veroordeeling der dessascholen door den heer Hilgers, in diens rede ‘De opvoeding van den Indiër’ op 15 April j.l. in de Vereeniging ‘Moederland en Koloniën’ uitgesproken. De heer H. houdt niet genoeg in het oog dat schoolopvoeding en schoolonderwijs twee verschillende zaken zijn en ziet over het hoofd dat het leeren lezen, schrijven en rekenen, wat met die dessascholen bedoeld wordt, voor een ieder, ook voor den gewonen inlander nuttig kan, ja, moet zijn. v.G. toont met verschillende voorbeelden, geput uit de levensomstandigheden van den inlander, aan, dat die elementaire kennis hun zeer noodig kan zijn. ‘Men zoeke noch ga te ver; men make zich geen illusies van volksopvoeding door dessaschooltjes, maar wijze deze niet af, omdat ze, naar onze begrippen, de jeugdige inlanders niet zouden kunnen opvoeden. Men zij dan vooreerst tevreden en erkenne het als een dure plicht, hen althans overal, zooveel mogelijk, in de gelegenheid te stellen tot het ontvangen van 't allernoodigst onderwijs in lezen, schrijven, rekenen’. Ten overvloede halen wij ook nog het oordeelGa naar voetnoot*) aan van een ander gezaghebbende op inlandsch onderwijsgebied, den heer J. Habbema, die meermalen te kennen gaf, dat n.z.m. aan de meerontwikkelden onder de inlanders door middel van het Nederlandsch hooger vorming moet bijgebracht, maar dat de volksschool zeer eenvoudig moet gehouden worden. ‘Zal het onderwijs op de inlandsche volksschool het gewenschte effect hebben, dan moet het binnen enge grenzen beperkt blijven en vrijgehouden worden van alles wat op de lagere school niet thuis behoort’. ‘Bij het aanbrengen van kennis moet rekening worden gehouden met de bestemming van de groote meerderheid der leerlingen en dus geen onderwijs worden gegeven in vakken, waarvan de kennis slechts voor een zeer klein deel der leerlingen nuttig kan zijn, zooals de Nederlandsche taal, die dan ook nòch als leervak, nòch als voermiddel op het leerplan van de volksschool mag voorkomen’. En verder na met eenige cijfers te hebben aangetoond hoe weinige leerlingen de geheele school doorloopen, gaat de heer J.H. voort: ‘Uit die cijfers, gevoegd bij een aanzienlijk schoolverzuim, blijkt voldoende, dat er van onderwijs in de Nederlandsche taal ten koste van dat in de gewone vakken van lager onderwijs, op de volksschool geen sprake kan zijn en dat alle beschikbare tijd, die voor de meeste leerlingen toch al zoo kort is, besteed moet worden aan de verstandelijke ontwikkeling der leerlingen en het aanbrengen van kennis, waarvan men zeker weet, dat ze iedereen te pas kan komen, d.i. in de eerste plaats kennis van lezen, schrijven en rekenen’. | |
[pagina 157]
| |
Zou het niet zaak zijn, die dessascholen eerst eens eenige jaren te laten doorwerken, alvorens een afbrekend oordeel daarover te vellen. Het onderwijzend personeel, over het gehalte waarvan de heer Hilgers klaagt, kan gaandeweg verbeteren, maar bedacht moet worden, dat ook in deze geldt: ‘Alle begin is moeielijk’ en met het oog op de geldmiddelen: ‘De tering moet naar de nering gezet’. |
|