kleur mij goed, de naam ‘Duitschland’ op den stoomer in goed Hollandsch gesteld, de opschriften kommandant, rooksalon (zaal ware beter) enz. brachten mij dadelijk in mijn vaderland, ik voelde mij thuis onder Nederlanders. Helaas de betoovering duurde niet lang: pas was ik aan boord of een Hollander vroeg mij in 't Engelsch mijn kaartje. Waarom? Nooit is mij op de Kales-, Dover-, Boulogne-, Folkestone-, Dieppe-, Newhaven-, Naire-, Southampton lijnen met Engelsche bemanning aan boord mijn kaartje in het Fransch gevraagd, nooit vraagt een konducteur op de Nederlandsche spoorwegen mij mijn kaartje in een andere taal dan in 't Hollandsch, wanneer ik van Parijs naar Amsterdam reis.
Had ik den man niet verstaan dan had hij zijn vraag in een andere taal kunnen herhalen, maar in welke dan? Men ziet mij nooit voor een Engelschman aan. Ik antwoordde dan ook met verzoek samen maar Nederlandsch te spreken. Ook de matrozen aan boord hebben een voorkeur voor 't aanspreken in 't Engelsch.
Een wandeling op 't bovendek vergrootte mijn leed, daar stond op de raderkast boven aan: ‘Admittance on the paddle boxes strictly forbidden’, en daaronder, dus op de 2e plaats: ‘Het is ten strengste verboden op de raderkasten te komen’.
Waarom die achterstelling onzer taal?
In de eetzaal was de spijskaart geheel in 't Engelsch tot de Dutch Cheese incluis. De vele Duitschers zullen toch eerder Hollandsch begrijpen en zij vormen wel 't meerendeel der reizigers.
De rekening, de kwijtbriefjes in 't Engelsch en in Engelsch geld uitgedrukt, waarom niet in Marken? De landingkaart tegen de reiskaart ingewisseld geheel in 't Engelsch.
Wanneer men als Nederlander aan eene Nederlandsche lijn opzettelijk de voorkeur geeft, dan doet dit pijnlijk aan, te meer wanneer men jaren lang (als met mij 't geval is), in 't buitenland gevestigd zijnde, weet dat het een aanbeveling is Hollander te zijn.
Ik wil geen andere taal afbreken met dit schrijven. Gaarne gun ik iedereen trotsch te zijn op zijn moedertaal, maar daarom ook heb ik recht te vragen, dat men mijne moedertaal handhave daar waar de onderneming eene Nederlandsche is.
Moge dit schrijven onder de oogen komen van betrokkenen en wanneer ik een volgende maal een Nederlandsch schip betreed van de Zeeland lijn, hoop ik aangenamer gewaarwordingen te hebben dan op mijn laatste reis van Queensborough naar Vlissingen.
Parijs, 11 April 1908.
JOH. PIERSON.