Zuid-Nederland.
Uit onze Takken.
Aalst. De voordrachten van Hooger Volksonderwijs werden voortgezet en hadden steeds veel bijval. Traden achtereenvolgens als sprekers op: de heer Dr. Is. Bauwens met ‘Het dichterlijke en het wezenlijke in de lijkverbranding en lijkbegraving’; de heer Dr. Leo van Puyvelde, die handelde over ‘Het Vlaamsch Tooneel in de middeleeuwen’ en een aantal mooi gekozen lichtbeelden daarover te aanschouwen gaf; de heer Julius Libbrecht, uit Lokeren, die zijn publiek een blik liet slaan in zijn studie over ‘Aardkunde’ (met lichtbeelden); de heer Omer Van der Haegen sprak nog ten slotte ‘Over adellijk en burgerlijk leven in de middeleeuwen’, waarmee deze tweede reeks ten einde liep. Na deze voordracht bedankte de heer Hallaert de opgetreden sprekers voor hunne bereidwilligheid, alsmede de getrouwe toehoorders die, het is te hopen, steeds hun ondersteuning aan het werk der Hoogeschooluitbreiding zullen verkenen.
Op 28 Maart bood de Letterkundige Afdeeling aan hare leden een feestzitting aan, waarop de heer Lodewijk Herbert, voorzitter van Tak Lokeren, over het leven en de werken van Helène Lapidoth - Swarth handelde. Allen lof verdient ook de uitvoering van de andere nummers van het programma. Mevr. Clarijs - Wellekens droeg op uitnemende wijze ‘Het lied van de Zee’ van H. Swarth en ‘Heer Halewijn’ voor. Zeer in hun schik waren ook de talrijk opgekomen leden met het spel en den zang van de dames J. Bomon, A. De Nul, J. Praet, P. Van Herrewegheen van de heeren Arthur Ghijsbrecht en Isidoor Hallaert.
In een volgende gewone vergadering sprak de heer Theophiel Praet over ‘Rubens en de Vlaamsche School’.
Antwerpen. Op 23 April traden in de mooie zaal van het Kunstverbond de heer en mevr. Frederik Rompel (Dordrecht) en de dames Grossouw (Amsterdam) en Krak (Den Haag) met een Zuid-Afrikaansch programma op. Het was de eerste maal, dat men te Antwerpen in de gelegenheid was om kennis te maken met voortbrengselen van de Zuid-Afrikaansche letterkunde.
De heer Rompel zette in een korte inleiding den strijd dien het Zuid-Afrikaansch te voeren had uiteen en gaf tevens bij alle voorgedragen stukken en liederen eenige ophelderingen. Men bewonderde algemeen het naïeve en zangerige van die taal, terwijl de goede wijze van voordragen van mevr. Rompel en de mooie stem en voordracht van mej. Grossouw algemeenen en luiden bijval vonden, evenals de goede pianobegeleiding van mej. Krak.
Charleroi. Op Zondag 15 Maart hield de heer Fassotte van Brussel een voordracht over Aug. Vermeylen en de nieuwere Vlaamsche Beweging. Op zeer bevattelijke wijze deed de heer Fassotte uitschijnen, hoe noodzakelijk het voor de Vlamingen is, den strijd op een zuiver economisch terrein te slechten. Meer en meer moet dat vaak overdrevene en al te bombastische der geschiedkundige feiten als strijdwapen in den hoek gezet worden. Op meer praktische en degelijke gronden is nu de strijd der Vlaamsche belangen ontbrand. Eenige der meest boeiende bladzijden uit Vermeylen's ‘Wandelende Jood’, door den heer Fassotte voorgelezen, deden eens te meer het diep aangrijpende van dit prachtige werk uitkomen.
Het laatste feest werd gehouden op Zondag 22 April. Een opkomst zooals nooit voorheen gezien was geweest. Ruim 40 tot 50 personen, hetgeen, gezien het midden en de omstandigheden, voor dezen kring een verblijdend feit mag genoemd worden. Door de dames Billiet en Van Ruymbeke werden liederen en gedichten van René De Clercq op een prachtige wijze gezongen en voorgedragen. De heer Lefèvre hield vooraf een voordracht over De Clercq zelve en gaf bij elk voorgedragen gedicht er de oorspronkelijke aanleiding van, hetgeen zeer veel bijdroeg tot den bijval die allen te beurt viel.