Afrikaanders aan Nederlandsche universiteiten.
Een koninklijk besluit van 7 Juni 1906 stelt hen, die zekere examens in Zuid-Afrika hebben afgelegd en aan een Nederlandsche universiteit door willen studeeren, vrij van een aantal examens of van zekere vakken bij een aantal examens.
Hoeveel moeite, hoeveel jaren van onverdroten aandringen bij de regeering had het gekost om 't zoover te brengen. De vrienden van Zuid-Afrika hier te lande wilden zoo graag de Afrikaanders aan onze universiteiten hebben, omdat deze in Engeland en Schotland, waar ze bij drommen heengingen - zoo niet allen, dan toch velen hunner - hun nationaliteit niet ongerept behielden; men wilde dat hier ook om den band tusschen Zuid-Afrika en Nederland te versterken.
Maar die Nederlandsche examens waren 't groote struikelblok. De Afrikaander, die al eenige examens gedaan had, moest ze hier overdoen en, aangezien de examens natuurlijk verschilden, den tijd nemen om zich voor te bereiden. In Engeland en Schotland was men vrijzinniger en verstandiger. Slechts een enkele Afrikaander had 't er dan ook voor over, om zijn zoon den langen studietijd in Nederland te laten doormaken.
Eindelijk, eindelijk in Juni 1906 werd hier de slagboom opgeheven. Nu zouden de Afrikaansche jongelui zeker toestroomen. Hier sprak men hun taal, onze universiteiten waren tenminste zoo goed, laten wij maar zeggen: beter als de Britsche, en dan nog: in Leiden was er een bekend en geacht Afrikaander als hoogleeraar in het Hollandsch-Romeinsch recht aangesteld. Dus...
Maar, er mochten er enkelen meer komen dan vroeger, de groote stroom bleef naar Edinburg, naar Oxford of Cambridge, naar Londen of Dublin gaan. Men verandert niet in eens een trek, die vast geworden is, en weten ze in Zuid-Afrika wel algemeen, dat de Nederlandsche universiteiten voor ze open staan en hoe 't onderwijs hier is ingericht?
Zoo heeft zich de heer A. Welcker, student te Leiden en aan de leden van ons Verbond welbekend, afgevraagd. Hij heeft een kleine drie jaar geleden in Ons Land een reeks artikelen geschreven om de Afrikaanders alles van het leven en de studie aan de Nederlandsche universiteiten te vertellen. Die artikelen zijn later als geschrift uitgekomen, zijn verspreid. De Afrikaansche bladen bevatten onophoudelijk de mededeeling, waar men zich voor inlichtingen om in Ne-