Wanklank op een Ned. muziekavond te Brussel.
De vorige maand schreef de verslaggever van het Vaderland te Brussel over dezen muziekavond o.m.:
Het bestuur der Ned. Evang. Kerk alhier heeft ons vergast op een muziekfeestje, dat ons het voorrecht verschafte kennis te maken met eenige ontluikende muzikale talenten in de Nederlandsche kolonie te Brussel, alsook met een uwer stadgenooten, mej. Toos Hoog. De jongedames Plugge en Hoek, nog echte bakvischjes, werden om haar merkwaardig pianospel zeer bewonderd. Mej. H. de Heusch voerde met groote geschiktheid op de violoncel een Sonate uit van Händel.
De zware taak van den avond rustte op mej. Toos Hoog. Zij droeg o.a. een stuk voor van Jan Luiken, het Klokkenkerstlied van Pol de Mont, en het lieve idyllische en toch diep-philosofische Merelnestje van Van Beers, om te eindigen met een Wiegedeuntje van Cath. van Rennes, twee composities door Kor Kuiler, en een door haar zelf gecomponeerd Lentelied. Mej. Hoog werd warm toegejuicht, en haar goed geschoold en veelzijdig talent werd zeer gewaardeerd. De zaal was goed bezet, maar als ik vragen mag, waarom toch moest dominee Hoek, die na afloop van het concert aan al wie tot het welslagen daarvan hadden bijgedragen, een woord van dank wilde uitspreken, dit doen in de Fransche taal, in plaats van zich daarbij te bedienen van zijn moedertaal? Hij sprak immers tot alle Hollanders. Wanneer toch zullen Hollanders buiten Holland eens leeren wat fierheid aan den dag te leggen over hun eigen - schoone taal? Dominee Hoek's toespraak was ‘de’ groote wanklank van den avond. Op dàt punt houd ik mij liefst aan de trotsche eenzijdigheid van den Brit, die ook in den vreemde zichzelf blijft.