Vreemd en Eigen.
Dezer dagen lazen we, hoe een bekend architekt in een bouwkundig tijdschrift zijn beklag deed over het leelijke van de Nederlandsche uniformen van tegenwoordig, terwijl toch een vroeger geslacht zich zoo smaakvol wist te kleeden. Nadat hij eenige uniformen van het leger onder handen had genomen, kreeg de uitrusting van spoor- en tramkondukteurs een beurt. ‘Zij, die met de S.S. te Esschen aankomen’, zegt de schrijver, ‘moeten zelf het vergelijk maar eens maken tusschen de Nederlandsche en Belgische conducteurs ten opzichte der kleedij, of liever den “Schnitt”.’
Het blijkbaar onwillekeurige gebruik van het Duitsche ‘vergelijk’ in den zin van ‘vergelijking’ laten wij daar, maar begrijpt men waarom de schrijver hier van ‘den Schnitt’ spreekt, in plaats van ‘den snit’? Waarom zou men in het Hollandsch van ‘Stuhl’ en ‘Buch’ spreken, als men ‘stoel’ en ‘boek’ kan zeggen? En zoo kon men doorvragen.
Maar 't lijkt of de schrijver in het bouwkundige tijdschrift zelf het antwoord wil geven, want een paar zinnen verder zegt hij: ‘De fout zit 'm in het zotte kunsteloos naäpen uit den vreemde. De Hollandsche “originaliteit” (lees: oorspronkelijkheid) bestaat bij velen, ook ten opzichte van andere kunsten, in het onbegrepen en ongevoeld toepassen van uitheemsche elementen. Men verliest daarbij alle eigen karakter’.
Voortreffelijke woorden! Is 't echter niet vreemd, dat deze architekt, een kunstenaar in zijn vak, met een oog voor zuivere schoonheid ook in andere kunsten, niets schijnt te voelen voor den eisch van zuiverheid en eigen karakter in zijn taal? Het is waar, dat menschen die schrijver van hun vak zijn 't dikwijls niet beter maken, maar deze architekt heeft de fout gespeurd: des Nederlanders lust om uitheemsche elementen, onbegrepen en ongevoeld, toe te passen. Had hij 't Duitsche woord ‘Schnitt’ goed begrepen en gevoeld, dan had hij ook geweten, dat ‘snit’ volkomen hetzelfde is. In halve kennis en met gedeeltelijk gevoel meent men dat het vreemde woord iets anders uitdrukt dan het Nederlandsche, dat er aan beantwoordt, en men gebruikt het vreemde woord.
Dit verklaart het gebruik van vreemde woorden natuurlijk slechts ten deele. Er komt gemakzucht bij en soms mooidoenerij; dikwijls ook armoede van gedachten, die zich achter een uitheemsch woord verbergt. Men leze maar eerts met eenige aandacht b.v. de beoordeeling van schilderijen en muziek in onze kranten! Hoe daarin de machteloosheid om zich uit te drukken of het gebrek aan de noodige kennis, hoe de zinledigheid schuil zoekt te gaan achter woorden uit een andere taal!
Dit herinnert ons wat in een kring van Engelsche schrijvers de Engelsche onder-minister Winston Churchill, zelf een begaafd schrijver, onlangs van zijn taal zeide: ‘Wat een edel voertuig der gedachte is niet het Engelsch!’ riep hij uit. ‘Men kan geen bladzij schrijven zonder bepaald te genieten van den rijkdom en verscheidenheid, de smedigheid en diepte van onze moedertaal. Indien een Engelsch schrijver wat hij te zeggen heeft niet in 't Engelsch kan zeggen - en in eenvoudig Engelsch - geloof dan maar, dat het de moeite van het zeggen niet waard is’.
Schrijf ‘Nederlandsch’ voor ‘Engelsch’ en 't blijft even waar.
Na deze les van een Engelschman - wij haalden vroeger reeds het woord van dien Engelschen advokaat aan, die een getuige scherp terecht wees, toen die het Hollandsche woord ‘slim’ gebruikte, waar de Engelsche taal hem ten dienste stond - nog een van een Franschman, zij 't ook een Brit.
Sir W. Laurier, de eerste minister van Canada - een Fransche Canadees - kwam verleden jaar te Parijs. De verslaggever van een Fransch blad vroeg hem daar om een ‘interview’. Waarom spreekt u van een ‘interview’, en zegt niet ‘entrevue?’ zei Laurier. Gij in Frankrijk moet waken tegen het insluipen van vreemde woorden in onze taal.
Maar, de Franschen en Engelschen gebruiken onvergelijkelijk veel minder vreemde woorden dan wij. Dat is niet alleen, omdat men onder hen over 't geheel minder vreemde talen kent, maar stellig ook, omdat men er meer dan hier weet, dat het ‘toepassen van uitheemsche elementen’, zoolang die vreemd en niet eigen zijn, de taal leelijk maakt.