Het tooneel.
Er zijn er in Zuid-Afrika die voor de ontwikkeling van 't Afrikaander volk en voor de bevestiging van de Afrikaansch-Hollandsche taal veel verwachten van het tooneel.
De Afrikaander heeft er wel smaak in, al kent hij 't Hollandsche tooneel slechts uit liefhebberij-spel en zijn 't kluchten die hij nog 't liefst ziet.
Hier en daar durft men echter al ernstiger stukken aan, en wel staat een deel van het publiek daar blijkbaar nog vreemd voor, maar het stelt er toch belang in.
De Afrikaans-Hollandse Toneel-Vereniging te Pretoria heeft onlangs zelfs de Medea, uit het Fransch van Legouvé, opgevoerd, en het stuk ging. Dr. Engelenburg, de hoofd-redacteur van de Volkstem, schrijft er in zijn blad met oprechte waardeering over. Het waren liefhebbers die het stuk vertoonden en waar het treurspel hoog liep schoten de krachten wel tekort - voor een beoordeelaar, die gelegenheid heeft gehad, het beste te zien - maar het stuk pakte.
Als er mettertijd eens een kleine, maar uitgelezen tooneelspelerstroep uit ons land heen kon gaan! De tijden zullen eerst wat verbeteren moeten, en misschien is 't goed, dat de rederijkers nog een paar jaar hebben om een publiek te vormen, dat om ernstige kunst geeft.
Wie begrijpen, wat 't tooneel kan doen om iets vooruit te brengen, dat zijn de mannen van de Afrikaansche taalbeweging. Meermalen lezen wij al van kleine en groote Afrikaansche stukken die zij op de planken brengen.
Zoo deed, eenige weken geleden, de Paarlsche tak van di Afrikaanse Taal Vereniging met di Spioen en sijn Handlangers. Het stuk speelt in den Boerenoorlog en een loyale Boer heeft de verraaiersrol.
In het verslag, dat Ons Land van de vertooning geeft, merken we twee dingen op. Vooreerst, dat de gebruikelijke tien minuten pauze daar heet: ‘Wag 'n bietje ver 10 minute’, en dat de slotsom van den verslaggever is: ‘'n Afrikaanse toneelstuk, ni alleen in woorde, maar ook in wese, het vat op 'n Afrikaanse publiek’.