Neerlandia. Jaargang 11
(1907)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNoord-Nederland.Ergerlijk on-Nederlandsch.Naar aanleiding van het opstel door ‘Het Huisgezin’ gewijd aan de Justiteele Voorschriften voor de Landmacht (K.B. van 29 Juni 1907, Stbl. No. 154), en dat in het Augustus-nummer van Neerlandia werd overgenomen, kwam een schrijven in met den volgenden raad:
‘...Het zij mij vergund, U beleefd in overweging te geven, eens in te zien: Het Crimineel wetboek voor het krijgsvolk te lande; het reglement van discipline voor hetzelve krijgsvolk; de Regtspleging voor het krijgsvolk te lande; de Provisionele instructie voor het Hoog Militair Geregtshof (besluiten van den Souvereinen Vorst van 20 July 1814Ga naar voetnoot1), en van 15 Maart 1815Ga naar voetnoot2). U zult dan begrijpen, waarom het bedoelde Kon. besluit zoo vele vreemde woorden bevat en, naar ik hoop, in de eerstvolgende uitgave van Neerlandia mededeelen, dat de Ministers van Oorlog en van Justitie daaraan geen schuld hebben’.
Wij maken den geachten inzender opmerkzaam, dat de Justitieele Voorschriften zeer vele barbarismen bevatten, die in de genoemde wetten niet voorkomen. Misschien is dat een uitvloeisel van art. 75 der Provisionele Instructie, waarbij bepaald is: ‘Bij provisie, en tot hierin nader zal wezen voorzien, zal, ten aanzien van de manier van procederen, worden gevolgd de stijl van praktijk, bij den Hove van Holland, tot in den jare 1810 in gebruik geweest zijnde’, enz. Zooals bekend is, week de Oud-Hollandsche rechtstaal, zooals die ook door het oude Hof van Holland werd gebezigd, wat zuiverheid betreft, zeer ongunstig af van het voorbeeld door Hugo de Groot in zijne Inleiding tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheid gegeven, en wemelde vooral van Latijnsche en verhollandscht-Latijnsche uitdrukkingen en woorden. Hoewel het te betreuren is, dat dit ‘bij provisie (!)’ gegeven voorschrift nu al bijna honderd jaren oud is geworden, zou men met het oog daarop hen, die eenvoudig medewerkten tot de uitvoering eener - zij het ook verkeerde - wet, geen verwijten mogen maken. Doch de verontschuldiging, dat het hier slechts uitvoering eener wet geldt, kan niet aanvaard worden, als men in aanmerking neemt, dat de tot nu toe gevolgde rechtspraktijk oneindig veel minder barbarismen placht te bezigen, dan de Justitieele Voorschriften aan de hand doen. Men mag veilig aannemen, dat deze praktijk zich aan de wet heeft gehouden. De taal der Justitieele Voorschriften, dat ‘merkwaardige taaltje’ om met het Weekblad van het Recht te spreken, moet dus verklaard worden uit eene niet te rechtvaardigen zucht naar abracadabra. Een troost is het, dat de krijgsraden niet gebonden zijn aan de taal der Justitieele Voorschriften, waarin trouwens ontwerp-formulieren, als die voor de indaging, voorkomen, welke in de praktijk bijna niet te pas komen. Mogen de algemeen veroordeelde Justitieele Voorschriften althans dit opleveren, dat de wenschelijkheid eener herziening van de oude Souvereine Besluiten meer algemeen wordt beseft. Onze Regeering keere terug tot de beginselen uitgesproken in het besluit van het Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden, den 1en December 1813 genomen in naam van Z.D.H. den Heere Prinse van Oranje (Stbl. 1813, No. 3). ... ‘Het gebruik der Fransche Taal, in alle justitiële Zaken en Akten wel uitdrukkelijk te verbieden, en te gelasten, dat dezelven alleen in de Nederduitsche Moedertaal worden behandeld en opgesteld’. |
|