Neerlandia. Jaargang 11
(1907)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
Ingezonden.De Belgische Regeering en het Nederlandsch.Eenigen tijd geleden trok het mijn aandacht, dat de douanekaarten, waarmee leden van den Algem. Nederl. Wielr. Bond zonder storten eener waarborgsom en andere formaliteiten hun rijwiel België kunnen binnenvoeren, geheel in 't Fransch zijn gedrukt, terwijl men toch zoo oppervlakkig zou zeggen, dat voor 't verkeer tusschen een land, waar Nederlandsch de taal is en een ander land, waar Nederlandsch één der twee officieele talen is, het voor de hand ligt, gebruik van het Nederlandsch te maken. In De Kampioen vragende naar de reden hiervan, kreeg ik van de Redactie ten antwoord: ‘De zaak is eenvoudig, dat het indertijd door de Belgische regeering voorgeschreven formulier gevolgd is’. Weer een geval dus, waaruit blijkt, hoe de Belgische regeering de officieele tweetaligheid van haar land opvat. Gebruik alleen van het Nederlandsch meende de Redactie te moeten afkeuren, ‘daar dit wellicht bezwaar zou kunnen opleveren aan de kleine grenskantoren van de oostelijke provinciën, die, wegens de betere wegen en het meerdere natuurschoon, door Nederlandsche toeristen bij voorkeur worden bezocht’. Ofschoon mij Nederlandsch alleen, daar dit minder bewerkelijk is, meer gewenscht voorkomt, en Fransch daarbij slechts uit internationale beleefdheid aanbeveling zou verdienen - een beleefdheid, die wij tegenover België m.i. kunnenGa naar voetnoot1) laten varen - terwijl de niet-Nederlandsch-kennende douane beambte naar 'k meen al heel gauw den zin van de weinige woorden op de kaarten zou vatten, (zie het formulier, dat ik hierbij insluit), lijkt me in elk geval Fransch èn Nederlandsch niet te veel geëischt. ‘Dit denkbeeld’, zegt de Red. van De Kampioen dan ook, ‘verdient zeker overweging’. Ligt het niet op den weg van het A.N.V., om hierop bif den A.N.W.B. nog eens aan te dringen? Vooral tegenover België kunnen we niet genoeg toonen, zelfs bij op zich zelf weinig belangrijke kwesties als deze, dat we gesteld zijn op 't gebruik van eigen taal.Ga naar voetnoot2) Zou het ten slotte wel alleen het onze-taal-als-minderwaardig-beschouwen zijn, dat de Belgische regeering er toe brengt, het Nederlandsch, ook tegenover Noord-Nederland, zoo stelselmatig te veronachtzamen? Zou er nog niet wat anders bij komen: vrees dat de ambtenaren aan de Belgische ministeries, dikwijls maar half of in 't geheel niet het Vlaamsch machtig, fouten zullen maken in de stukken, die ze in onze taal opstellen, zoodat ze een gek figuur slaan tegenover Noord-Nederland, waar men gelukkig zijn taal nog wel kent en er goed onderwijs in krijgt? Ik denk hier aan de dikwijls wonderlijke vertalingen, die men onder het Fransch in Brussel en de Waalsche provinciën kan aantreffen; zoo herinner ik me, op een bord in het Ter-Kameren-bosch bij Brussel te hebben gelezen (twee jaar geleden stond het er nog), dat het verboden is daar en daar ‘op wielen te rollen’, waarmee men wil zeggen, dat het daar verboden is te fietsen. Een niet onvermakelijke uitdrukking, maar toch zeker geen goed Nederlandsch. Of is het misschien Vlaamsch? Is mijn vermoeden juist, zou er dan geen aanleiding zijn voor 't A.N.V., om beleefdelijk aan de Belgische regeering zijn hulp aan te bieden,Ga naar voetnoot3) wanneer in sommige gevallen de kennis der ambtenaren van het Nederlandsch te kort schiet, terwijl toch het gebruik van die taal soms gewenscht kan zijn, vooral daar in Noord-Nederland sommige dwazen staan op 't gebruik van hun taal? Misschien - er is veel kans op - wordt die hulp afgeslagen, maar misschien ook bereikt men er tenminste dit mee: In de eerste plaats, dat de gedachte, als zou men | |
[pagina 138]
| |
ook in Noord-Nederland zijn taal eigenlijk van den tweeden rang vtnden, de kop wordt ingedrukt; en verder, dat men misschien daar zal gaan inzien, dat het tijd wordt, goed onderricht in de landstaal aan alle lagen der bevolking te verschaffen. A. LOOSJES. |
|