Zuid-Afrika
De Nutsschool te Kaapstad.
Ouden van dagen in de Kaapkolonie verhalen nog van de school ‘Tot Nut van het Algemeen’ te Kaapstad. Verscheiden voormannen hebben daar hun schoolonderricht genoten, zooals F.W. Reitz, van 1874 tot 1889 hoogste rechter van den Oranje-Vrijstaat, vervolgens tot 1895 staatspresident van dat gemeenebest en daarna staatssecretaris der Zuid-Afrikaansche Republiek; verder ook de Bloemfonteinsche pleitbezorger Abraham Fischer, president van de deputatie der beide Zuid-Afrikaansche republieken naar Europa en de Vereenigde Staten gedurende den oorlog. De school nam een eerste plaats in onder de Kaapsche onderwijs-inrichtingen. Changuion, Nederlander van geboorte, schoonvader van zijn bekenden en betreurden Kaapstadschen landgenoot Dr. J.W.G. van Oordt, heeft langen tijd aan het hoofd ervan gestaan.
Of deze school in verband heeft gestaan met de bekende Nederlandsche maatschappij van dien naam, en zoo ja in hoeverre, daaromtrent verkeerde men in den laatsten tijd in de onzekerheid, totdat onlangs een onderzoek door den Algemeenen Secretaris der maatschappij te Amsterdam het volgende heeft aan het licht gebracht.
Uit de algemeene-verslagen der maatschappij blijkt, dat in 1802 door H.A. Verbraak een departement ‘Cabo de Goede Hoop’ werd opgericht, waarvan als secretaris werd opgegeven Gerrit Overbeek. Door dit departement werd te Kaapstad een school gesticht in 1805, waarin naar de leerwijze, door de maatschappij voorgeschreven, onderwijs zou worden gegeven.
Het ledental van dit departement, aanvankelijk groot 62, bedroeg in 1807 het vrij belangrijke aantal van 114. Van af 1807 werd door het departement geregeld aan de maatschappij de verschuldigde bijdrage betaald.
In het algemeen verslag over 1822 wordt echter vermeld, dat daarin het departement Cabo de Goede Hoop is moeten worden weggelaten, omdat, nadat 2 jaar te voren door de maatschappij was geprotesteerd tegen het weigeren van een wisselbrief, geenerlei bericht meer van het departement was ontvangen. Het departement schijnt echter als zelfstandig ‘genootschap’ met zijn school te zijn blijven bestaan en eerst in 1860 te zijn opgeheven, in welk jaar de school in particuliere handen overging.
Ziedaar het antwoord op de beide genoemde vragen.
De Bloemfonteinsche Express van 1 October 1897 vermeldde den dood van een der laatste onderwijers aan de school, Willem J. de Kock, ‘een zeer geacht ingezetene van Stellenbosch, aldaar op 68 jarigen leeftijd overleden’.
Gedurende den jongsten Boeren-oorlog, 16 Febr. 1900, werd in het gebouw dezer vroegere school een ‘Opleidings- en Kunstschool’ geopend, en bij die gelegenheid herinnerde het hoofd van het onderwijs in de Kaapkolonie, dr. Muir, aan de Nutsschool. Hij vertelde, dat ten tijde van de eerste Engelsche bezetting der Kaapkolonie de voornaamste onderwijsinrichting een school was, gesticht door een genootschap met den naam ‘Tot Nut van het Algemeen’. Op die school hadden vele der hoogstgeplaatste mannen in het land hun opvoeding gekregen, van welke een aantal nu nog in leven waren. In 1860 ging de vereeniging te niet en het eigendom ging over in handen van particulieren, die de school voortzetten. Later werd deze opgeheven en vervolgens kreeg ‘de Schoone Kunstvereeniging’ de plek, een vereeniging, opgericht met het doel om een kunstgalerij te vormen en opleiding in de kunst te verstrekken. De spreker eindigde met het uitspreken der hoop, dat de nieuwe school getrouw zou zijn aan den naam harer voorgangster ‘Tot Nut van het Algemeen’.
Dr. HENDRIK MULLER.
's Gravenhage, Mei 1907.