Inspecteur der Consulaten?
(Een vraag naar aanleiding van de Ned. consulaire vertegenwoordiging in Caïro).
Wij ontvingen, ditmaal uit Nederland, bij herhaling de klacht, dat te Caïro onlangs een Duitscher, schoonzoon van den vorigen consul, tot diens opvolger is aangesteld, in plaats dat een keuze is gedaan uit de daar woonachtige Nederlanders. Tevens wordt gewezen in den brief op de vergelijking, door het Algemeen Nederlandsch Exportblad gemaakt tusschen het jaarverslag van den benoemnde. Dr. A. Preyer, en dat van den Oostenrijk-Hongaarschen consul, een vergelijking die zeer ten nadeele uitvalt van onzen consul.
Bekend is, dat de benoeming van Dr. Preyer plaats heeft gehad ingevolge een aanbeveling van onzen bezoldigden Politick Agent en Consul-Generaal in Egypte, te, Jhr. Mr. P. van der Does de Willebois. Aan gezien onze regeering tegenwoordig terecht tot gedragslijn heeft aangenomen om aan Nederlanders de voorkeur te geven bij consulaire benoemingen, mits zij daarvoor geschikt zijn, heeft de door ons genoemde Politieke Agent blijkbaar gemeend, dat geen der te Caïro woonachtige Nederlanders aan de noodzakelijke voorwaarden voldeed. Onze landgenoot, de heer J.H. Insinger te Luxor, heeft een tegenovergestelde meening kenbaar gemaakt. Voor ons is het niet mogelijk in deze aangelegenheid uitspraak te doen, zonder dat wij ons ter plaatse op de hoogte zouden hebben gesteld.
Wel hebben wij vernomen, dat ook aldaar tusschen de Nederlandsche Kolonie en den vertegenwoordiger der Nederlandsche regeering niet de vereischte verstandhouding bestaat. Waar de schuld ligt vermogen wij niet te beoordeelen.
In de jongste klacht van den heer Insinger komt