Louvière een voordracht hield over ‘De Mensch en zijne Kleeding’.
De talentvolle redenaar beschouwde de taal van den mensch als een kleeding, die hij min of meer sierlijk kan dragen en waardoor hij zich bijgevolg kan doen onderscheiden.
Op een keurige wijze bewees spreker, dat ons Vlaamsche volk slecht spreekt, dat het er alle belang bij heeft goed, beschaafd te spreken en dat we ons de Nederlandsche uitspraak moeten eigen maken.
De voordracht werd lang toegejuicht.
Verder werden eenige goed uitgevoerde nummers voor piano en viool door mej. Bertha Reyniers en den heer Arthur Ghijsbrecht ten gehoore gebracht.
De heeren Isidoor Hallaert, Julius Sterck en Arnold Huibrechts, zongen liederen.
Tak Antwerpen. Hier sprak den 22 Maart de heer Pol de Mont in de marmeren zaal van den Dierentuin, voor een talrijk publiek over ‘Nederlandsche Primitieven’. Dat deze voordracht, die verduidelijkt werd door lichtbeelden, gezien het talent van den spreker, veel bijval bekwam, behoeft wel nauwelijks te worden betoogd.
Op Woensdag 24 April werden de ‘Liederen-avonden voor het volk’ door den heer Burgemeester, A. Hertogs, met een bezoek vereerd. Onder de bekwame leiding van den heer Karel Candael werden door eenige honderden talrijke mannen en vrouwen eenige reeds gekende liederen uitgevoerd en een nieuw lied aangeleerd.
De heer A.C. van der Cruyssen, voorzitter van den Tak, bedankte den Burgemeester voor zijn belangstelling, waarop de heer Hertogs antwoordde op de gemoedelijke, Antwerpsche wijze, die hem eigen is. Hij drukte zijn hooge waardeering uit voor het nagestreefde doel en beloofde, dat het Antwerpsche gemeentebestuur steeds die poging van volksverheffing zal blijven steunen.
Aan het bestuur van de Nationale Bank werd een verzoek gericht om ook Nederlandsche formulen van credietbrieven en loopende rekeningen ter beschikking van het publiek te stellen, terwijl het College van Burgemeester en Schepenen der stad werd verzocht last te geven, dat in den openbaren leergang van handelsrekenen en boekhouden de vaktermen in de beide talen zouden worden aangeleerd en dat tevens korte handelsbrieven in het Nederlandsch zouden worden opgesteld.
Tak Oostende. Op de Maandagvergaderingen werden spreekbeurten vervuld door Dr. Verdeyen, die handelde over ‘Middeleeuwsche en hedendaagsche letterkunde’ en door Dr. Med. Kesteloot, die sprak over ‘Geneeskunde in België’.
Op de wekelijksche openbare zittingen der Hoogeschooluitbreiding traden op: de heer Veulemans, bestuurder der stedelijke beplantingen, die handelde over ‘Java’, met lichtbeelden, terwijl Dr. Eug. van Oye drie lessen gaf over ‘Bacteriënkunde’.
Ook hier trad, evenals in verschillende andere Takken, mevr. Arntzen - Wafelbakker op.
Tak Oudenaarde. In de Letterkundige Afdeeling traden als sprekers op: de heer L. Loos, kantonale schoolopziener, met: ‘Het spraakorgaan en de taal’. Op duidelijke wijze zette hij uiteen hoe de klanken gevormd worden en daaruit de taalontstaat. Hij liet niet na een lans te breken voor de zuivere uitspraak, die steeds door de dialecten bemoeilijkt wordt.
De heer J. Colpaert, sprak over de verschillende bouwstijlen. Met teekeningen bewees hij wat eigenlijk de Vlaamsche stijl is, waar deze benaming van daan kwam, terwijl hij als zijn meening te kennen gaf, dat er geen eigenlijke Vlaamsche stijl bestond.
De heer Hervé Geeslandt las eigen werk voor, een schets, getiteld: ‘Eene bedevaart naar Kerzelare’, in een flinke taal geschreven.
Mej. Vila Berg las voor uit de werken van Tony, na daaraan een kleine inleiding te hebben doen voorafgaan en de heer Hip. van Honsebrouck las voor uit de dichtwerken van Guido Gezelle.
De heer Octaaf de Hovre bracht op verschillende vergaderingen nieuwe, door hem getoonzette liederen, ten gehoore.