Neerlandia. Jaargang 11(1907)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] A.N.V.-Lied. Opgedragen aan het Hoofdbestuur. Groot-Nederlanders zijn wij, één Door 't heerlikst ideaal: Ons bindt dezelfde vrijheidsmin, Ons bindt dezelfde taal. Streelt gouwspraak ook gemoed en oor, Te zamen juichen wij, Van heinde en ver, een wereldkoor: Der vrijheid kind'ren wij! De Nederlander zelf, hij zij Hollander, Zeeuw of Fries, Of Groninger, of Heidekind, Hij heeft maar één devies: De vrijheid hoog! Geen dwingeland, Hoe sterk zijn wapen zij, Houdt in deez' mooie gouwen stand: Der vrijheid kind'ren wij! De Vlaming strijdt z'n eigen strijd Voor 't recht van de eigen taal; Verdrukking geeft hem moed en kracht: Hij meet zich met de Waal. En stadig wint hij veld, hoe fel Ook 's vijands afkeer zij, Standvastig denkt hij bij 't gekwel: Der vrijheid kind'ren wij! Haarlem, Maart 1907. De kind'ren van Zuid-Afrika Zijn taai als 't hele ras, Nog klinkt hun taal daar, of hun vlag Nog de oude vijfkleur was. Nog klinkt er in hun harten na De dreun van 't zwaar gestrij; 't Blijft klinken in Zuid-Afrika: Der vrijheid kind'ren wij! En wijd en zijd, in Oost en West, In 't groot Amerika, Naar welke stad vol veerkracht ook De Nederlander ga, Zoo tussen 't werk voor zijn gezin, Doortrilt hem even, blij, Denkt hij aan land en Koningin, Der vrijheid kind'ren wij! Groot-Nederlanders hier te zaam, Door vrijheidsmin vereend! Daar heeft ons Nederlands Verbond Zijn groeikracht aan ontleend. Laat klinken dan met moed de leus: Wat ook de toekomst zij, Staat tussen ‘slaaf of vrij’ de keus, Der vrijheid kind'ren wij! J.B. SCHEPERS. Vorige Volgende