maakt. Dalziel's berichtgever in Nederland heeft blijkbaar zes maanden peinzend doorgebracht, wikkend en wegend of dit alles ernst was of kortswijl. Maar, omdat die berichtgever iemand van -, naar 't schijnt, grooten ernst is, was hij ten slotte tot de overtuiging gekomen, dat die wet inderdaad in beginsel moest zijn aangenomen door de Tweede Kamer. In dien geest seinde hij dus naar Engeland, en de Engelsche bladen namen het bericht op; wat eigenlijk heel dom van die bladen was. Kort geleden toch had Punch zich een zelfde uitstapje in het rijk der verbeelding veroorloofd als de heer Canter? En dit uitstapje was toen reeds het tweede op het terrein der luchtscheepvaart van hun eigen satiriek weekblad. Zij behoorden dus te weten dat het alles een grap was.
Tot zoover bleek het geheele geval voor ons Nederlanders alleen vermakelijk. Al heel spoedig echter verschenen er in de Engelsche bladen allerlei geestigheden te onzen koste; terwijl, wanneer er iemand spot verdiend had, dit alleen Dalziel kon zijn. Het werd dus tijd te betoogen, dat in deze aangelegenheid de lachers zich aan Neerlands zijde behoorden te scharen. Verstomd was de Britsche humor, en de geheele kwestie scheen uit de wereld. Toen dook plotseling het zelfde onzinnige bericht op in de Europeesche-vastelandspers en in enkele Amerikaansche bladen. De zaak moest dus met kracht worden aangevat, vóór de leugen zich vaster nestelde. Het Perskantoor stelde de Nederlandsche berichtgevers der buitenlandsche pers en de vertegenwoordigers van het A.N.V. in het buitenland, met wie het in betrekking stond, van den oorsprong dezer allerdwaasste Dalziel-mededeeling op de hoogte en verzocht hen òf de redacties in het buitenland te waarschuwen òf het bericht tegen te spreken. Aan dit verzoek is door allen voldaan met een bereidwilligheid, waarvoor hun hier gaarne dank wordt gebracht.
Op deze wijze is het Perskantoor erin geslaagd den voortgang dezer leugen-tijding, die ons belachelijk moest maken in de oogen der wereld te stuiten. En moge het ook al niet zijn gelukt het bericht in alle bladen, die het hebben opgenomen, tegen te spreken, de redacties zal het toch grooter omzichtigheid bij het vermelden van Dalziel's telegrammen, en de Nederlandsche berichtgever van dit nieuwsagentschap zelf de waarheid hebben geleerd, dat zijn leugens door het Perskantoor worden achterhaald.
Intusschen had ook de Parijsche berichtgever van de Nieuwe Courant getracht een verbetering van den Dalziel-onzin in de Matin opgenomen te krijgen. Dit is hem niet gelukt. De weigering, en vooral de wijze waarop die geschiedde, strekt de Matin-redactie niet tot eer. Men moet dezen berichtgever inmiddels wel erkentelijk zijn voor zijn bemoeiingen, hoewel men het tegelijkertijd kan betreuren, dat hij alleen in een Nederlandsch blad zijn wedervaren bij de Matin heeft bekend gemaakt en dit niet ook in een groot Fransch blad heeft gedaan. Hij had hiermede twee dingen bereikt: hij had de Matin-praktijken aan de kaak gesteld en de onzinnigheid van het Dalziel-bericht tòch nog wereldkundig gemaakt.