Potjeslatijn.
Het verslag van een geneeskundige commissie van onderzoek behandelende, klaagt de Times, het groote Londensche blad, over het overdadige aantal vreemde uitdrukkingen in dergelijke verslagen, en zegt: ‘Het is zeer te betreuren, dat wetenschappelijke mannen zulk bargoensch niet overlaten aan die onontwikkelde menschen, die voor geleerd willen doorgaan, en er zich niet in oefenen, hun feiten en gevolgtrekkingen uitdrukking te geven met de onvergelijkelijke helderheid, welke de Engelsche taal heeft voor hen die er behoorlijk in thuis zijn’.
Wij passen dat ook op velen onzer geneeskundigen en de Nederlandsche taal toe. Leest men geneeskundige bladen en tijdschriften dan stuit men voort: durend op een geheel onnoodig gebruik van vreemde woorden, die de goed Hollandsche op den achtergrond dringen en het betoog vooral niet duidelijker maken.
En dit toch niet alleen voor leeken, dunkt ons. Een groot deel van onze dokters hebben geen klassieke opleiding gehad. Al die Latijnsche en verlatiniseerde Grieksche woorden kunnen niet voor hen leven. Waarom dat potjeslatijn dan gebruikt?
Er is natuurlijk een taal der geleerden; deze moeten voor de kortheid en voor de nauwkeurigheid zich van zekere algemeen gangbare, internationale uitdrukkingen kunnen bedienen. Maar heeft niet het Nederlandsch een helderheid, met die van het Engelsch vergelijkbaar, voor wie er zich op toelegt?