snippering van krachten en ik wil het u wederom misschien meer openhartig dan aangenaam zeggen, ook dat blad is muf, zonder eenige aantrekkelijkheid.
Wij zeelui bemerken, waar wij in den vreemde op de leestafels velerlei lectuur aantreffen, het onderscheid dadelijk.
Is het goed dat Ned. Oost-Indië een orgaan op eigen houtje heeft?
Immers neen: 1o. het versnippert; 2o. willen wij in Indië gaarne berichten ook advertentiën uit ons Hollandje, en vinden dat beter en maklijker in één blad vereenigd, dan in twee; 3o. is de uitgave in Indië zeer duur; 4o. hebben wij in Indië, levende Hollanders, te weinig vrijen tijd om iets te kunnen doen om de redactie te steunen, met het inzenden van berichten, schetsjes enz. en wordt ons den lust daartoe nog benomen ook, omdat wij weten, dat ons geschrevene niet gelezen worden zal, omdat gelijk ik boven zeide, niemand het blad opneemt.
De Bintang India bewijst, dat een blad zeer goed in Indië geredigeert kan worden en in Holland uitgegeven. De kosten van beide uitgaven vereenigd, zullen het in staat stellen, dat er meer zal kunnen bereikt worden al was het desnoods, dat u het daar heen leidde, n.l. één blad, zeg maandblad of weekblad met een Hollandsche, een Belgische (Vlaamsche), een Oost-Indische, een Zuid-Afrikaansche, een Noord-Amerikaansche, een West-Indisch gedeelte, met elk gedeelte bijv. een eigen redacteur. Laat ons doel zijn één moederland, één volk, één taal, één blad. En indien onze landgenoot Grein, weder onder de steunpilaren zoude willen toetreden, zou het succes grooter, de financieele uitkomsten beter zijn.
Ik, zeeman, schrijf u dit aan boord onder mijn drukke bezigheden. Wat u met dit epistel doen wilt, laat ik aan u over, maar dit zeg ik u, gelijk thans onze organen verschijnen, stemt dit niet, het trekt niet aan, waar wij in den vreemde totaal niets geen voordeel hebben van ons Hollander zijn; waar andere natie's wel steun hebben in het bekennen van hun land, is het noodig, dat uw orgaan meer aantrekkelijk worde.
Hoogachtend,
Uw dw. dr.,
J.P. KOSTER,
1e stuurman ter Koopvaardij.
Als er meer heeren Koster waren, met even groote aantrekkelijke zeemansopenhartigheid, dan zouden zij door telkens op hun beurt een stukje als dit in te zenden, inderdaad afwisseling en gezelligheid in Neerlandia kunnen brengen. Maar hoe aan de lezers dat te laten weten, als zij ons maandblad niet eens opnemen, of, als ze dat al doen, het in zijn adresband laten zitten? Dat gaat lastig. Voor wie Neerlandia zoo duf en saai vinden, dat zij er al van schrikken als zij het zien, zou elke blijde boodschap daar binnen geheim zijn als in een gezegeld boek.
De heer Koster verlangt Hollandia terug.
Wij ook, Hollandia was een frisch en pittig blad; de heeren Simons en Grein, die het uitgaven waren en zijn nog pittige Nederlanders. Maar het trof zoo ongelukkig: Hollandia werd niet gelezen en daarom verdween het!
Wel lazen zij het die het onvingen, maar er waren te weinig die het wilden ontvangen.
Zoo is er altijd wat.
Neerlandia is het maandblad van een vereeniging. Laat de heer Koster dat niet vergeten. De persoonlijkheid van de medewerkers komt daardoor niet zoo tintelend en prikkelend uit als bij een vrije uitgave; zij moeten steeds bedenken, dat zij niet schrijven voor enkele Hollanders, maar voor alle; het terrein waarop zij strijden is gemeenschappelijk, met vermijding van alle partijschap. Neerlandia wil vereenigen en opbouwen Als het strijdlustige medewerkers had, die alles aanpakten en raak behandelden, dan zouden die toejuiching vinden bij de tientallen die het met hen eens zijn, maar de duizendtallen die in het Verbond geen partij, op welk gebied ook, erkennen, van zich vervreemden. Als de heer Koster het vorige nummer uit zijn bandje heeft gehaald, dan zal hij hebben kunnen zien hoe een heele Groep zich zou hebben ontbonden, alleen omdat Neerlandia een proef heeft genomen die verkeerd werd begrepen en kwaad bloed heeft gezet.
Hollandia nu - er mogen andere redenen zijn bijgekomen - is te gronde gegaan ook om het krachtig persoonlijke zijner ondernemers en medewerkers. Dat mag Neerlandia, het Orgaan van het Algemeen Nederlandsch Verbond nooit.
* * *
Kan Neerlandia aantrekkelijker worden voor zijn lezers? Natuurlijk en de redactie doet moeite genoeg om dat te verwezenlijken, maar dat gaat niet zoo gemakkelijk als het lijkt.
Zoolang de leden over de geheele wereld verspreid, niet aan den dringenden oproep voldoen om wat te vertellen, liefst met foto's, van hun leven en streven in den vreemde - blijft dat deel althans van het vraagstuk onopgelost. Het stuk van den heer Besse, waarmee dit nummer opent is een bewijs dat het kan. Toch, als men Neerlandia maar eerst leert kennen, het doel van het Verbond goed beet heeft, dan valt er uit ieder nummer nog wel wat te halen, dat overweging en bespreking waard is. Wat meer ‘Kauffmannisch’ ingericht, zouden meedeelingen omtrent ‘specifieke zaken als tabak en sigaren enz. enz. een kostelijke reclame zijn voor onze vaderlandsche nijverheid in den vreemde?’ Zeker. En de kooplieden in al die artikelen behoeven slechts hun aankondigingen in te zenden, en zij worden met liefde geplaatst, juist als kostelijke reclame. Of ze kosteloos over de geheele wereld zouden worden vervoerd? Evenmin als de lading van een Koopvaardijschip.
* * *
Wat het maandblad betreft der Groep Ned. Indië van het A.N.V. - dat is een zaak van de Groep zelf. De heer Koster kan dan ook zeker zijn, dat zijne opmerkingen omtrent Ons Volksbestaan het bestuur dier Groep door Neerlandia zullen bereiken.
Neerlandia zij den heer Koster verder aanbevolen. Hij vergete niet, dat men niet allen evenzeer kan gerieven; dat het al mooi is als er weinigen gevonden worden wien men het naar den zin maakt. En verder ook dat Neerlandia belangrijker zal worden, ook in zijn oog, naarmate het Alg. Ned. Verbond, waarvan hij zulk een gewenscht lid is, zich uitbreidt en aan invloed wint.
Red.
Rotterdam, 7 Nov. 1906.
Mijneheeren,
Ingesloten aanbeveling ontving ik heden van den heer A.M. Beerens.
Of genoemde heer nu werkelijk van plan geweest is, het streven van het A.N.V. eens belachelijk te maken, of dat de man niet beter weet, is mij natuurlijk onbekend. Doch ik kan niet nalaten het merkwaardige stuk naar U op te zenden, mogelijk zult U het ‘grappig’ genoeg vinden, om het in Neerlandia te vermelden.
Hoogachtend,
UEd. dw. dr.,
F.W.A.J. VAN PESKI.
't Ingeslotene is een poenig rondschrijven van genoemden sigarenfabrikant aan de leden van 't A.N. V. te Rotterdam.
Er komen zinnen in voor als:
‘Waar 't vermoeden voor de hand ligt, U beamen zult, dat het streven der firma W.H. Voet & Zonen, in hare gevolgen noodwendig de belangen van het A.N.V. zal pousseeren en populariseeren, daar verklaart ondergeteekende zich bereid om, ingeval afstand van zijne zaak voor U een beletsel zoude zijn, bij eventueele bestellingen per post, 't gewenschte franco ten Uwen huize af te leveren’.
Het heeft de verontwaardiging van velen gewekt en zal zijn averechtsche uitwerking niet missen.
Red.