Neerlandia. Jaargang 10
(1906)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Hollandsche Kolonie te Colchester in de 16e, 17e en 18e eeuw.Zij, die op weg naar Nederland langs Colchester sporen om van Harwich scheep te gaan, hebben wellicht weinig vermoed welk eene belangrijke rol de Hollanders in de 16e, 17e en 18e eeuw in eerstgenoemde plaats hebben gespeeld. Colchester, een der oudste en meest historische steden van Engeland, in welke de Romeinen het eerst hebben gebouwd, werd in het jaar 50 onzer jaartelling door Claudius gesticht als een monument voor zijn overwinningen over het zuidelijk deel des rijks. Voor de komst der Hollanders was Colchester een vrij onbeduidende plaats. De emigratie van Hollandsche protestanten, die de gruwelen en wreedheden van Alva ontvluchtten, is een belangrijk tijdstip in de geschiedenis dezer stad geweest, want hun komst was oorzaak, dat Colchester een der voornaamste middelpunten werd van een groote en bloeiende nijverheid. De eerste groep kwam van Sandwich over in Maart 1570 en bestond uit 11 gezinnen, tezamen 50 personen tellende. Ofschoon de overheid der stad wel geneigd was de komst van vreemdelingen aan te moedigen, daar deze h.i. nieuwe nijverheid met zich zouden brengen en de voorspoed van de stad aanmerkelijk verhoogen, was deze niet vrij hun te vergunnen zich te vestigen, zonder toestemming van hooger hand. Zij wendde zich dus op 1 Augustus 1570 tot de ‘Privy Council’. Koningin Elisabeth was de vreemdelingen genegen en beschermde de ‘refugees’ door hen toe te staan in Colchester te wonen en hun Hollandsche godsdienstoefeningen te houden, evenals dat achtereenvolgens in London, Norwich, Maidstone, Canvey-Island, Yarmouth, Sandwich en in St. James geschiedde.Ga naar voetnoot1) Van 1563 tot 1572 was Johannes van Miggrode of Miggrodius de Hollandsche predikant te Colchester. Geboren te Aalst in 1531 werd hij kannonik, pastoor te Veere in Zeeland (van welke provincie tal van predikanten naar Colchester overgingen als Biscop, de Smit, Vosburgh, Trezel) waar hij het protestantsche geloof omhelsde en daarop naar Colchester vluchtte. Hij was een beroemd hervormer en vermaard predikant niet alleen, maar een vurig patriot en een voorvechter voor de Hollandsche onafhankelijkheid en was de stichter van de eerste Nederlandsche Herv. Gemeente in Colchester. In 1572, na de inneming van den Briel door de Watergeuzen, keerde hij naar Veere terug, werd daar weer predikant en overleed op 6 Mei 1627 in den ouderdom van 96 jaren. Te Veere werd in 1772 een monument voor hem opgericht in de Ned. Herv. Kerk, aan welk gedenkteeken enkele op het zeestrand gevonden stukken werden aangebracht., welke behoord hadden tot het monument bij zijn dood opgericht. Dit werd vernield toen de Franschen de Kerk afbraken en de teruggevonden brokstukken werden - zooals gezegd - in het nieuwe gedenkteeken opgenomen. ‘Vivendo Migro’ was zijn wapenspreukGa naar voetnoot2) Voor 1580 hadden de Hollanders te Colchester eene afzonderlijke gemeente met eigen predikant, onder jurisdictie van den Bisschop van London. Na eerst eenige andere gebouwen te hebben gebruikt, kregen zij ten slotte een eigen kerk in St. Mary's Lane. Bij de cencus op 11 Mei 1571 waren er 185 vreemdelingen, waarvan 177 Hollandsch en Vlaamsch waren; de overigen waren Fransch en Schotsch. Velerlei en verscheiden waren de ambachten welke zij uitoefenden, ik noem u die van predikant, koopman, geneesheer, heelmeester, baaimaker, baaivormer, lakkenvoller, wolkammer, kaartenmaker, wever, verver, timmerman, | |
[pagina 269]
| |
draaier, touwslager, tuinman, brouwer, kleermaker, perkamentmaker, naaldenmaker, hopbouwer, schilder, glazenmaker, pottenmaker en arbeider en vele dezer ambachten waren ‘zulke wetenschappen als niet onder ons bekend’, zooals men lezen kan in brieven door autoriteiten geschreven. Later kwamen er nog 150 Hollanders bij, een totaal dus van 200 makende of ongeveer 40 gezinnen. Het ‘Monday Court Book’ van de stad, bevat een zorgvuldig bewerkte lijst van de ‘refugees’ in 1573 met vermelding van 't aantal van elke gezin en de ‘parish’ in welke zij zich vestigden. Van de 534 vreemdelingen waren de meesten op dat tijdstip Hollandsch.Ga naar voetnoot3) Van enkelen hunner zijn er nog afstammelingen in Colchester te vinden en de families Godscall (Godschalk), Great (de Groot), Cole (Cool), Dehearn (de Horne), Broke (Brook, van den Brook) Woolman (Wullemans), Everett (Everhard) enz. verraden zulks wel. De Hollanders vormden eene afzonderlijke gemeenschap met eigen bestuurders (Governors) en ambtenaren (officers). Er waren verscheidene welgestelde, geestkrachtige menschen onder hen met groote kennis van den handel, die spoedig nieuwe nijverheid in het stedeke deden ontstaan. Vooral moet, als zoodanig genoemd worden, het vervaardigen van een soort serge, genoemd ‘bays’ (baize) en ‘says’ (baai en saai) In April 1575 sloten zij een overeenkomst met de overheid, waarin zij beloofden de stadswetten te gehoorzamen en van hun eigen besluiten (bye laws) goedkeuring aan te vragen. Voor de voorrechtenDutch Bay Hall te Colchester.
welke zij genoten en omdat hen vergund werd hun eigen armen te onderhouden, betaalden zij jaarlijks een aardige som. Zij vormden zoo te zeggen eene maatschappij met eigen voorschriften voor de inrichting van hun bedrijf en stichtten al spoedig een eigen gebouw - een soort gildehuis - bij St. Mary's church, in de wandeling Red Row genaamd.Ga naar voetnoot1) De ‘Dutch Bay Hall’ stond op den grond waarop nu het kantoor staat van de ‘Essex & Suffolk Fire Insurance Society’ in High street. De benedenverdieping was als vele van de Engelsche markthuizen open aan de straat, van welke het door pilaren gescheiden was en vormde de beurs, waarin de kooplieden bijeenkwamen om dagelijks hun zaken te doen en boven - door pilaren geschraagd - was de Bay Hall waarin de baai werd onderzocht en de vergaderingen werden gehouden. De bestuurders van de ‘Dutch Bay Hall’ hadden vergunning van het Gouvernement om hun eigen voorschriften en bepalingen te maken, ten einde goede en gelijksoortige kwaliteit stof te verkrijgen. Ook werden de prijzen door hen geregeld en de hoeveelheden welke mochten worden vervaardigd. Zij oefenden jurisdictie uit over de wevers, legden in voorkomende gevallen boeten op en namen geld en goed in ontvangst, welke zij burgemeester en schepenen afdroegen tot ondersteuning van de armen der stad. Zoo gezegd onderhielden de Hollanders hun eigen behoeftigen. De Hollandsche baai werd over geheel Europa verkocht, vooral vond ze groote afzet in Spanje, waar het door de monniken en nonnen in groote hoeveelheden werd gebruikt. Zoo zeer was de baainijverheid van de Spaansche markt afhankelijk, dat de oorlog tusschen Engeland en Spanje haar een gevoeligen knak toegebracht. Toen ze op het toppunt van haar bloei was gekomen, werd er wekelijks voor 30.000 pd. st. baai verkocht!Ga naar voetnoot4) De baaihandel bezorgde duizenden werk en vele der arme bewoners vonden er een bestaan in. Colchester werd een bloeiend en welvarend dorp. Van alle weefgetouwen werd het laken naar de ‘Bay Hall’ gebracht, gemeten en onderzocht, de balen werden officieel gezegeld met looden zegels, op welke de kwaliteit en lengte stonden aangegeven en den naam van den koopman. Het zegel droeg het jaartal 1571 op de eene zijde en enkele spreuken op de andere. De bestuurders en ambtenaren van de ‘Bay Hall’ genoten het grootste vertrouwen. De voorspoed der vreemdelingen verwekte afgunst en tegenstand der Engelschen, die hen tweemaal in 1603 aanklaagden bij het gerecht, omdat zij hun eigen bedrijf regelden en boeten oplegden. Zij zonden een verzoekschrift aan de ‘Privy Council’, maar deze èn de locale overheid steunden - en niet ten onrechte - de vreemdelingen. Twee jaar later - in October 1612 - gaf Koning Karel II hun bij ‘Letters Patent’ bestendiging hunner voorrechten in bedrijf en in godsdienst. Ook werd er een wet uitgevaardigd, welke strenge straffen oplegde aan hen, die slechte baai vervaardigden en van Colchester verzonden zonder ze eerst naar de ‘Dutch Bay Hall’ ter keuring te hebben gezonden, daar geslepen en bedriegelijke personen ‘slechte en ondeugdelijke baai namaakten en die onder den naam en dikwerf met het zegel van Colchesterbaai verkochten, tengevolge waarvan de Colchesterbaai den goeden naam verloor, welke ze voor dien tijd had’.Ga naar voetnoot1) In de 16 ‘parishes’ van Colchester was in 1616 het aantal in Holland geborenen, kinderen en bedienden 248, terwijl het getal Hollanders in Engeland geboren 1028 bedroeg.Ga naar voetnoot3) Onder Karel II, James II en Anna verminderde het aantal Hollanders, vooral, toen de oorlogen onder Koningin Anna de markt sloten in Spanje, de grootste afnemers van hun baai en saai, welke de voornaamste bron van welvaart der Hollanders in Colchester was. Sommigen keerden naar hun vaderland terug, anderen lieten zich naturaliseeren, de gemeente verliep evenals de andere Hollandsche gemeenten in Engeland. Velen losten zich op in de Engelschen, anderen sloten zich aan bij de ‘Quakers meeting Houses’. In 1648 werden nog 49 kinderen in de Hollandsche kerk gedoopt, in 1700 slechts 9, totdat eindelijk in 1728 de gemeente onder Ds. Anthonius van Kalkensteyn ontbonden werd. De laatste inschrijving had 22 December 1728 plaats. Ongeveer honderd jaar later werd de ‘Dutch Bay Hall’ gesloopt. | |
[pagina 270]
| |
De doopregisters der Hollandsche kerk van Colchester, loopende van 1645-1728, zijn door den onvermoeiden navorscher, den heer Moens, later gevonden in de Austin Friars Kerk te London, waar zij 100 jaar lang bewaard en verborgen waren geweest.1) Toen in 1900 een nieuw stadhuis te Colchester werd gebouwd, werd er o.a. een raam van gebrand glas in aangebracht, voorstellende de komst der Hugenooten, de vestiging der baai- en saainijverheid, evenals de komst der Hollanders en Vlamingen, onder Koningin Elisabeth. Het raam bevat voorts de wapens van Koningin Elisabeth, Colchester, Frankrijk en Holland. Aan de oostzijde van North Hill herinnert ons de Dutch Lane (dikwijls tot Duck Lane verbasterd) te Colchester nog aan onze nijvere voorvaderen, die Engeland op velerlei gebied hebben helpen groot maken. FRED. OUDSCHANS DENTZ. Br. en Zr. Pennings en Liesje.
De Weezen te Calioub. Rizk en Nazlie. |
|