Holland op zijn malst.
Veroorloof mij, naar aanleiding van een berichtje ‘Holland op zijn malst’ in het vorige nummer van Neerlandia, onder Uwe aandacht te brengen, dat het in ieder land en gelukkig ook nog in het ‘malle’ Holland als een plicht der beleefdheid wordt beschouwd, een gast aan te spreken in de taal, welke dezen het best machtig is.
Mocht het dus nog verwondering baren, dat de Senatus Veteranorum van het Utrechtsch Studenten-Corps zich met de vertegenwoordiging van den Vlaamschen Studenten Kring in 't Fransch onderhield, dit feit is heel eenvoudig daardoor te verklaren, dat de Senaat bovengenoemde regel van wellevendheid in practijk heeft gebracht.
Beide afgevaardigden spraken onder elkander steeds Fransch en werden daarom bij aankomst in 't Fransch ontvangen.
Later bleek, dat een van hen Hollandsch spreken kon en dat ook liever deed; de ander had waarschijnlijk wel eens gehoord, dat er eene Hollandsche taal bestond.
Onze Senatoren nu, hebben zeker gedacht: ‘We hooren dien afgevaardigde liever Fransch spreken, want zijn Hollandsch is... erbarmelijk’.
Het verschrikkelijke Fransch onzer Senatoren werd ten minste door de Vlamingen begrepen, het erbarmelijke Hollandsch (?) van onzen ‘taalbroeder’ vermocht niet bij onzen Senaat den indruk te vestigen, dat het werkelijk eene Taal was.
Bekentenissen, als waarvan in Uw berichtje sprake is, pleiten niet voor den goeden smaak van den gast die ze aflegt, het berichtje zelf pleit niet voor de wellevendheid van zijn zegsman, die naar blijkt, tijdens de laatste Lustrumfeesten ook gast van het U.S.C is geweest.
Over het gebrek aan wellevendheid van onzen Noorderbroeder verbazen wij ons echter geenszins. We hebben hier in Utrecht tijdens de Maskerade-week zooveel onwellevende, ja onhebbelijke Noorder-‘broeders’ op bezoek gehad, dat we haast wel kunnen raden uit welken koker het boos bedoelde berichtje komt.
Met dank voor de plaatsing,
Uw dw.,
A. LUGT,
Oud-Schrijver Utr. Stud.-Afd.