Taalverwording.
Dr. A. Kluyver zegt in Onze Eeuw, in een opstel over Bilderdijk:
Wat zou Bilderdijk wel gezegd hebben, indien hij in onzen tijd had geleefd, indien hij had gezien hoe onze taal aldoor meer aan het Duitsch wordt geassimileerd? Waarschijnlijk zou hij nu en dan hebben meegezondigd, want dat deed hij ook in zijn eigen tijd, maar dikwijls ook zou hij zijne landgenooten hebben gewaarschuwd. Doch beter en sterker dan menigeen zou hij de oorzaak van het kwaad hebben beseft, dat namelijk die onophoudelijke nabootsing van Duitsche taalvormen niet zoozeer het bewijs is van eene voorbijgaande slordigheid en gedachtenloosheid, als wel van het oneigenaardige, onzelfstandige denken, dat zijne begrippen niet zelf ontwerpt, maar ze van de Duitschers ontvangt. Wil men zich uit die afhankelijkheid bevrijden, dan is dit slechts mogelijk door eigen kracht, maar niet door eene struisvogelpolitiek die het voortreffelijke in anderen niet wil zien. Zoo is het ook in de geleerdheid, waarvan ik hier alleen heb te spreken.
Dit is een opmerking, die, afkomstig van een taalgeleerde als dr. Kluyver, wel de aandacht zal trekken. Vooreerst treft het, dat hij het gebruik van aan het Duitsch ontleende woorden en van Duitsche zinswendingen reeds zoo erg vindt, dat hij spreekt van assimilatie, aldoor meer, van onze taal aan het Duitsch.
En wat ook tot ernst stemt, die onophoudelijke nabootsing van Duitsche taalvormen is, zijns inziens, vooral het gevolg van oneigenaardig, onzelfstandig denken; meer dan van een voorbijgaande slordigheid en gedachteloosheid. Moeilijker af te leeren dus. Wat dr. Kluyver dan verder zegt is ons niet recht duidelijk. In de geleerdheid, waarvan hij in zijn opstel alleen te spreken heeft, is 't begrijpelijk, dat men er niet komt met blindheid voor het voortreffelijke in anderen. Bilderdijk, vervolgt dr. Kluyver dan, had de vaderlandsche wetenschap den grootsten dienst bewezen, indien hij kennis had genomen van wat Duitsche geleerden hadden volbracht en dat met helder en gezond oordeel had geschift.
Maar buiten de geleerdheid, hoe is 't dan te verstaan, dat wij ons uit die afhankelijkheid van het Duitsch niet kunnen bevrijden door een struisvogelpolitiek, die het voortreffelijke in anderen niet wil zien? Het lijkt ons of wij, dat voortreffelijke in het Duitsch al of niet ziende, en allicht nog beter 't niet dan al ziende, onze taal van dien Duitschen invloed moesten kunnen vrij houden, of vrij maken dan.
Daartoe is zelfstandig denken zeker een vereischte; maar voor de groote menigte zou 't toch al een heel ding wezen, als zij tegen het kwaad behoorlijk werd gewaarschuwd. Hier vooral wordt veel gezondigd uit slordigheid, gedachteloosheid en onwetendheid. Bilderdijk zou zijn landgenooten hebben gewaarschuwd, maar waarom zijn er nu geen mannen van gezag, die ons volk waarschuwen? De verduitsching van de taal van onzen handel, van de kranten, van de studiemenschen (lees de geneeskundige tijdschriften eens!)