Zuid-Afrika.
Afrikaanders aan Nederlandsche Universiteiten.
Eindelijk heeft de Staatscourant van 15 Juni het Koninklijk Besluit gebracht, waarbij studenten die zekere Kaapsche examens hebben afgelegd en aan een Nederlandsche Universiteit verder willen studeeren, van enkele examens geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden.
Behalve het candidaats-examen in de godgeleerdheid aan het theologische seminarie te Stellenbosch, vrijstellende van het propaedeutisch en het candidaats in de godgeleerdheid aan een Nederlandsche Universiteit, zijn 't alle examens aan de Universiteit van de Kaap de Goede Hoop, waaraan de vrijstellingen verbonden zijn. Die Universiteit is slechts een examineerend lichaam. De jongelui, die zich aan haar examens onderwerpen, komen van verschillende Colleges. De Afrikaanders, die aan een Nederlandsche Universiteit van de verleende voorrechten gebruik zullen willen maken, zullen wel meest van het Victoria College te Stellenbosch komen; en dan van het theologische seminarie.
Nu het Koninklijk Besluit er is, zullen we maar niet klagen, dat 't nog zoo lang op zich heeft laten wachten: een jaar, nadat de nieuwe wet op 't hooger onderwijs het beginsel dier vrijstellingen had vastgesteld, aan een Koninklijk Besluit overlatende, te bepalen, aan welke examens ze verleend zouden worden. Ook zullen we trachten te vergeten, hoe jaren lang door een onverstandig negeeren van die Kaapsche examens, de Afrikaanders nergens moeilijker terecht konden dan aan Nederlandsche Universiteiten. In Engeland, Schotland en Ierland, in Duitschland en België, konden zij gemakkelijker vooruitkomen dan hier te lande. En het gevolg was, dat de Afrikaanders op een enkele uitzondering na onze Universiteiten links lieten liggen. Wie zal zeggen, hoeveel nadeel er aan het nationale karakter van den Afrikaanschen stam is toegebracht, doordat tientallen van jaren achtereen zijn zonen, die later de advokaten, rechters, dokters, predikanten, professoren en staatslieden zouden worden, wel gedwongen waren, hun opleiding te zoeken buiten het moederland van hun taal!
Dat is nu voorbij, en de gelegenheid om hier te komen studeeren is de Afrikaanders aanmerkelijk verlicht. De jongelui behoeven hier niet meer in hun jongensjaren te komen om eerst het gymnasium af te loopen of zich voor 't staatsexamen klaar te maken; ook niet meer na het matriculatie examen, dikwijls reeds op 16 of 17-jarigen leeftijd afgelegd, het studentenleven hier te beginnen. De ouders in Zuid-Afrika laten hun zonen niet gaarne zoo jong naar 't verre land gaan, vooral niet naar de vrijheid van ons studentenleven. Eerst kunnen zij nu in Zuid-Afrika een paar examens doen, en dan hier weer in Nederland de studie voortzetten, zonder noodzaak om, op rijperen leeftijd, alle examens af te leggen.
Nu heeft men gekregen, wat men in Zuid-Afrika gewenscht heeft, en 't is thans te verwachten, dat er meer en meer Afrikaansche jongelui hier komen studeeren. Te hoog moet men, althans aanvankelijk, zijn verwachtingen niet spannen, want de stroom is nu eenmaal in andere beddingen geleid, meest naar Engeland en vooral Schotland. Zoo licht verandert dat niet. En hoezeer men de Afrikaansche jongelui hier is tegemoet gekomen, zoo ver als met de waarborgen, die onze Universiteits-examens moeten blijven geven, overeen kon gebracht worden, in vele gevallen zal men ginds een buitenlandsche Universiteit, met name een Britsche of Iersche, verkiezen, omdat 't daar toch altijd makkelijker zal gaan een graad te behalen. Wat onze Universiteiten uit dien hoofde in aantal zullen verliezen, winnen zij echter in gehalte.
Hopen we, dat het Koninklijk Besluit in Zuid-Afrika nog bijtijds bekend is geworden, en wie in aanmerking komen om er voordeel van te trekken reeds bij het begin van het nieuwe leerjaar aan onze Universiteiten kunnen komen. Licht zijn er al schikkingen getroffen om elders te gaan studeeren.
Ten slotte willen wij dankbaar herdenken, wie er toe bijgedragen hebben - het heeft moeite gekost - om de slagboomen voor de Afrikaanders op te werpen. En dan moge in de eerste plaats prof. Bellaar Spruyt genoemd worden! Met welke overtuiging en volharding heeft hij voor dezen maatregel geijverd. Helaas! hij heeft zijn denkbeeld niet verwezenlijkt gezien. Ten slotte hebben prof. de Louter en Dr. Mansvelt er hun schouders onder gezet. Eere ook aan de Zuid-Afrikaansche Vereeniging, die niet opgehouden heeft, deze hervorming bij de eene regeering voor de andere na te bepleiten.
Als men daarbij weet, dat de senaten der Universiteiten er reeds lang voor gewonnen waren, dan vraagt men zich toch af: hoe heeft 't zoo lang kunnen duren?