| |
Ned-Antillen.
Het Beschavingswerk op Curaçao.
| |
IV.
Ik moet mijn belofte gestand doen, en nà de godsdienstige en zedelijke, ook eenigszins nader de wetenschappelijke beschaving, m.a.w. het Onderwijs en de Hollandsche taal op de bijzondere scholen in onze kolonie bespreken. De lezers van Neerlandia mogen er uit leeren, dat de R.-K. Geestelijkheid op C. lang vóór de oprichting van de Groep Antillen van het A.N.V., reeds in den geest van het Verbond werkzaam is geweest en nog met ijver werkzaam is. Ik vertrouw, zelfs de Redaktie te overtuigen, dat X. òf wel van den stand van het Onderwijs op de Kath. scholen in onze kolonie niet het minste begrip heeft en nimmer een Kath. school bezocht heeft, òf, mocht het tegendeel waar blijken, dat X. tegen beter weten in, met opzet gezocht heeft dat onderwijs verdacht te maken.
De grondtoon van X's beweringen is: ‘Al dat schoolonderwijs onder de negers schijnt niet veel om het lijf te hebben’ (bl. 26). Met een zekere
| |
| |
voorliefde maakt hij telkenmale gebruik van: ‘(vermoedelijk)’ ‘niet zoozeer het godsdienstig onderwijs, als wel het schoolonderwijs’, om stelselmatig kwade vermoedens te wekken omtrent het Kath. Onderwijssysteem. Die laatste woorden zijn ontleend aan een brief van Mgr. Nieuwindt, den eersten Apost. Vicaris van Curaçao, en is gedagteekend van 17 Juli 1848, toen nog slechts 3 bijz. scholen waren opgericht. In dat schrijven aan het Gouvernement drong de prelaat aan, het onderwijs uit te breiden en ook voor slaven de scholen open te stellen om hen aldus op de emancipatie voor te bereiden. Schoolonderwijs wilde hij ook voor de slaven, behalve het godsdienstig onderwijs, dat zij reeds genoten. Want zoo gaat hij voort: ‘Onkunde of liever domheid is niet slechts het kenmerk van onbeschaafdheid, maar ook al te dikwijls de moeder van ondeugd en wanorde. Daar echter zulks meer op het opkomende, dan op het tegenwoordige geslacht der slaven, die geëmancipeerd staan te worden, betrekking heeft, kan ik Uwe Exc. de verzekering geven, dat wij bereid zijn, om, bij de eventueele emancipatie, op de drie door ons opgerichte scholen, waar aan arme kinderen gratis, zonder eenige tegemoetkoming van het Gouvernement, thans onderwijs gegeven wordt, ook de kinderen der geëmancipeerde slaven, voor zooverre de lokalen zulks toelaten, op te nemen.’ (Curaçao-nummer bladz. 151-152).
X. verkracht die woorden (dagteekenend vóór de afschaffing der slavernij in 1863), tot een bespottelijk anachronisme. Die woorden, zooals X. ze bezigt, worden een geniepige verdachtmaking, om den argeloozen lezer in den waan te brengen, dat tegenwoordig de bijz. scholen alléén dienen, om den kinderen godsdienstonderricht te geven. Elke lezer moet noodzakelijk onder dien indruk komen. - En wat is nu de werkelijkheid? Dat op de scholen alléén vóór den schooltijd gedurende 3 kwartier godsdienstonderricht wordt gegeven, en dat gedurende de andere schooluren uitsluitend de gewone vakken voor het lager onderwijs behandeld worden. Ik kan hiervan de meest stellige verzekering geven. Overigens hangt dáár in ieder schoollokaal, even goed als hier in Holland, een rooster der lesuren en der leervakken. Een onverwacht schoolbezoek kan elkeen overtuigen, dat door het onderwijzend personeel van dien rooster niet wordt afgeweken. X. heeft zich dus blijkbaar nimmer, alvorens zijn hatelijk artikel de wereld in te zenden, door persoonlijk onderzoek van de waarheid zijner beweringen overtuigd. Hij verschuilt zich achter eenige Curaçaoenaars, zooals de Redaktie in haar vorig nummer vergoelijkt. Ook die zegslieden worden niet met name genoemd. Dat is ook onmogelijk. Want nog nooit heeft iemand, die persoonlijk de Kath. scholen in onze kolonie bezocht, zich ongunstig over dat onderwijs uitgelaten. Daarentegen kan ik het gezag aanhalen van de leden der schoolcommissie, die steeds hun groote tevredenheid betuigd hebben. Zelfs de tegenwoordige gouverneur heeft zich in dien geest uitgelaten. Ook de heer Lely, de vorige Gouverneur van Suriname, die op zijn terugreis naar het Vaderland, verleden jaar in September op onze eilanden vertoefde, verklaarde na bezoek aan een school in een der buitendistricten, dat het onderwijs hem
bijzonder was meegevallen. Verder zou ik mij nog kunnen beroepen op het zeer gunstig oordeel van eenige personen, die uit den aard van hun beroep zelfs hooge eischen plegen te stellen aan het onderwijs. Ik wil hier nog tot besluit een voorbeeld van jongen datum bijvoegen. Nog geen twee maanden geleden werd de buitenschool, in de parochie Santa Maria op ruim een uur afstands van de stad, door de leden van den Kolonialen Raad onder leiding van Z.Exc. den Gouverneur bezocht. Nu weet ik niet, of het hier in Holland gebruikelijk is, dat 10 heeren tegelijk op het onverwachts een school komen overrompelen, om zich van het gehalte van het onderwijs en de bekwaamheid der leerlingen te vergewissen. Practisch en paedagogisch is het zeker niet. Desondanks waren de heeren ook ditmaal over het geheel ten zeerste met het onderwijs tevreden. Wat voor waarde heeft derhalve X's verdachtmaking?
Men kent hier te lande veel te weinig de waarheid omtrent onze kolonie. Zoo ook, wanneer men de armoedige omstandigheden onzer bevolking beter kende, zou men de bezwaren van het schoolbezoek beter beseffen, en meer waardeering gevoelen voor den rusteloozen ijver der R.K. Geestelijkheid in het belang van het gehalte en de uitbreiding van het onderwijs. Ik vermoed, dat de Regeering niets liever zoude wenschen, dat in ons Oost-Indië het onderwijs voor de inlandsche bevolking zoo algemeen was als in Curaçao. In een vergadering van de Vereeniging ‘Moederland en Koloniën’, gehouden den 19 Dec. 1905 te 's Hage, verklaarde de Heer C.F. Zeeman, oud-controleur bij het Binnenl. Bestuur in Ned. Oost-Indië, dat op Java en Madoera, zelfs geen enkelen officieel vermelden leerling vergetend, slechts 0.23% of nog niet 1/4% der kinderen onderwijs geniet. In Britsch-Indië is dat cijfer nog 6 maal zoo groot, n.l. 1.5%. (Zie Koloniaal Weekblad ‘Oost en West’ van no. 2 tot no. 9 van dit jaar). Doch wat beteekent dat luttel getal vergeleken bij de cijfers van Curaçao? In onze W.I. kolonie bestaat geen leerplicht, d.i. verplicht onderwijs. Zonder schoolvoeding en -kleeding enz. zou ook die onmogelijk kunnen doorgevoerd. En toch, van de kinderen, die volgens hun leeftijd in de termen van het onderwijs vallen, bezoeken beslist 75% de scholen. Ik geloof zelfs, dat in sommige parochies dat percentage nog hooger is. Alleen aan het initiatief en de volharding der Geestelijkheid, om het schoolonderwijs te bevorderen, is dit groot aantal te danken. Doch men gist in Holland zelfs niet, hoeveel moeite en opoffering het den Geestelijken, de ouders en de kinderen kost, het zoover te brengen. De scholieren zijn kinderen bijna zonder uitzondering van onvermogende ouders, die zelfs geen cent voor dat onderwijs kunnen
bijdragen. Dat zijn kinderen, die meestal meer dan één uur afstands tweemaal daags moeten afleggen, om ter school te komen, die soms door den pastoor of de zusters met kleeding en
| |
| |
voedsel daartoe moeten in staat gesteld worden. In vele parochies zijn de scholen zóó bevolkt, dat men de kinderen beneden 7 jaar moet weigeren, om aan anderen, wier leeftijd meer recht geeft op onderwijs, een plaatsje op de schoolbanken te kunnen inruimen.
Het ligt geenszins in mijn bedoeling te willen beweren, dat de R.K. Geestelijkheid de lasten van het Bijz. Onderwijs alleen draagt. Dankbaar moet erkend, dat ook het Gouvernement die scholen subsidieert. Niettegenstaande evenwel daar, waar tevens openbare scholen zijn, - zooals in het stadsdistrict op Curaçao en op de beide hoofdplaatsen van Bonaire en Aruba - de bijz. scholen met eere de vergelijking met de eersten kunnen doorstaan, is de financieele steun van bestuurswege aan beiden verstrekt, geheel en al ongeëvenredigd. Daaruit blijkt zonneklaar, dat het bijz. Onderwijs voor het Apostolisch Vicariaat van Curaçao een drukkende last is, en dat feitelijk het Bijz. Onderwijs met een bespottelijk laag subsidie wordt afgescheept.
Het volgend statistiekje is welsprekend:
Volgens begrooting kostte in 1905 het Openbaar Ond. op Curaçao in het stadsdistrict: |
Volgens de nieuwe verordening (in bewerking) zullen de 7 scholen van het Kath. Ond. in het stadsdistrict met 1245 leerlingen ontvangen f 10.900, d.i. f 8.75 per leerling. |
f 50.343 onkosten |
|
- 13.000 ontvangen aan schoolgelden |
|
_____ |
|
f 37.343 voor 424 leerlingen, d.i. ruim f 88.-per leerling. |
|
Wil men de vergelijking nog sprekender?
voor 25% der leerlingen wordt f 37.343
en voor 75% der leerlingen wordt f 10,900 ten koste gelegd.
Wil men dezelfde kwestie van een anderen kant bezien, dan springt de onbillijkheid niet minder in het oog
Door het Apostolisch Vicariaat was indertijd de volgende subsidie aangevraagd: |
In de nieuwe schoolwet wordt toegezegd: |
Voor 1 onderwijzer 1e kl. f 1000. - |
voor een hoofd 3e klas: aan een school tot 100 kinderen f 600. - |
id. 2e kl. - 800. - |
id. tot 200 k. - 650. - |
id. 3e kl. - 600, - |
id. tot 300 k. - 700. - |
id. 4e kl. - 400. - |
id. boven 300 k. - 750. - |
Voor 1 kweekeling f 300. - |
voor een hoofd 4e klas: |
|
tot 100 k. - f 400. - |
|
tot 200 k. - - 450. - |
|
tot 300 k. - - 500. - |
|
bov. 300 k. - - 550. - |
Voor de berekening van dit subsidie was tot uitgangspunt genomen slechts ⅔ gedeelte van het minimum salaris van de Openbare Onderwijzers met akte van dezelfde klasse. |
Wordt dit hoofd door één of meer onderwijzers of kweekelingen bijgestaan, dan ontvangt hij f 300. -; voor elken onderw. of kweek. wordt f 200. - toegestaan. - Voor een bijz. onderw. met akte 1ste of 2de kl., wordt geen meerdere subsidie gegeven. |
Bij die post van f 88. - per leerling van het Openb. Ond. is niet in rekening gebracht de groote uitgaven van overtochtskosten, van pensioneering, van verlofstraktementen, die ook ten laste van het Gouvernement komen, doch voor de bijz. onderwijzers geheel en al voor rekening van het Apost. Vicariaat blijven.
Tot slot nog een derde kijkje, dat niet minder merkwaardig is.
Suriname is evenzeer een ‘noodlijdende kolonie’, die jaarlijks nog hooger subsidie van het Moederland trekt dan Curaçao. Men vergelijke nu de toelagen die de bijzondere onderwijzers in Suriname ontvangen met de bovenstaande:
In de stad Paramaribo: |
Hoofd 1e rang f 3000. - |
onderw. v. bijstand 1e kl. f 2400. - |
Hoofd 2e rang - 2600. - |
|
|
id. 2e kl. - 1650. - |
|
id. 3e kl. - 975. - |
|
id. 4e kl. - 600. - |
In de buitendistricten: |
Hoofd 1e kl. f 2600. - |
onderw. v. bijstand |
Hoofd 2e kl. - 1950. - |
1e en 2e kl. f 1650. - |
Hoofd 3e kl. - 1300. - |
3e kl. - 935. - |
|
4e kl. - 600. - |
Wanneer die nieuwe onderwijsverordening tot uitvoering komt, mogen niet meer dan 50 kinderen ten laste van één onderwijzer vallen. Die maatregel nu is onnoodig en onuitvoerbaar. Onnoodig, want nooit is er in onze kolonie de noodzakelijkheid van gebleken. Daarbij steun ik op het gezag van den heer Van Gelder, oud-inspecteur van het Inlandsch Onderwijs in Ned. Oost-Indië, die in de bovenvermelde vergadering van ‘Moederland en Koloniën’ verklaarde ‘geen bezwaar te hebben tegen groote klassen, zelfs bij het streven om goed en tevens goedkoop onderwijs te hebben. Groote klassen werden hier te lande een 40 jaar geleden ook gevonden en goede resultaten zijn daarmede, mits men geschikte onderwijzers heeft, zeer wel te bereiken.’ (no. 9 van ‘Oost en West’ 1906.) Ook onuitvoerbaar. Tegenover de nietige toelage van f 8.75 per leerling wordt het Apost. Vicariaat tot zeer aanzienlijke uitgaven verplicht. Nieuwe schoollokalen en onderwijzerswoningen moeten bijgebouwd, voor nieuw personeel overtochtskosten betaald. Bij het groot gebrek aan onderwijskrachten zoowel bij het openb. als bijz. onderwijs in het Moederland, is het vrijwel zeker, dat in die vacatures in den eersten tijd zelfs niet kan voorzien worden.
Het Kol. Bestuur is evenmin bij machte de scholen van het Kath. Onderw. over te nemen. Tonnen gouds zouden daarmede gemoeid zijn. Al deze bedenkingen brachten, nu 2 jaar geleden, zelfs de Nieuwe Rotterd. Courant er toe, gulweg te bekennen, dat wanneer hetzelfde onderwijs evengoed door het Vicariaat van Curaçao geleverd wordt voor f 30.000 als door het Gouvernement voor f 100.000, er dan tegen betere subsidieering der bijz. scholen geen redelijk bezwaar kan worden ingebracht.
| |
| |
X heeft het naar de vier windstreken uitgegild: ‘Dat onderwijs genoten door dien armen neger, wordt hem gegeven in een oude slaventaal. Het gevolg is zijne afsluiting, afzondering en alle beperking van wrijving.’ - Zoolang de C'sche geestelijkheid haar dieptreurige richting in haar taalonderwijs blijft handhaven, en haar groote goede macht stelselmatig misbruikt, met dit volk in onbeschaafde afzondering te doemen’ enz. ‘Zelfs de leerboeken zijn zorgvuldig in het Papiamentsch gedrukt.’ Met zulke citaten van X voor oogen blijf ik wantrouwend, ten spijt van de geruststelling der Redactie: ‘Aan kwetsing van de eilanders, aan beschimping van Kerk, noch iets van dien aard is gedacht, (noch bij haar, noch) het zij herhaald, bij den schrijver.’
De goede trouw van de Redactie is bij mij buiten allen twijfel. Vooral dat aan Multatuli herinnerende: ‘Die Curaçao-negers zijn Christenen’, geeft veel te denken. Juist zulke geniepige zetten en vage verdachtmakingen wekken weerzin en maken het mij onmogelijk te gelooven met ‘een eerlijken en ridderlijken tegenstander’ te doen te hebben.
Wanneer het werkelijk waar is, dat op de Kath. scholen dat onderwijs gegeven wordt ‘in een oude slaventaal’, wanneer ‘de richting van ons taalonderwijs zoo diep treurig is, hoe kan de tegenwoordige Gouverneur van Curaçao, Jhr. De Jong van Beek en Donk dan in zijn Memorie van Toelichting op de nieuwe onderwijswet ten stelligste verklaren, dat “eenige leerlingen zich vrij vlot, sommigen zich zelfs vlot in het Nederlandsch weten uit te drukken”.? Wat wonderlijk systeem van taalonderwijs volgt men wel op Curaçao, wanneer alle leerboeken in het Papiamentsch zijn gedrukt’? Lezer, vraag liever wat X zich vermeet over zaken te bazelen, waarvan hij niet de geringste kennis bezit. Voor dat wellicht X de eerste klanken in zijn schoone moedertaal stamelen kon, werd het Hollandsch reeds door de Kath. Geestelijkheid op Curaçao onderwezen. De latere Pastoor-Deken van Utrecht, de Z.Eerw. Heer J.J. Putman, de eerste die in Nederland uitvoerig de werken van den Spaanschen dichter Calderon de la Barca besprak, stond aan het hoofd van een eigen drukkerij op Santa Rosa, een buitenparochie van Curaçao, en daar werden ten gebruike van het Nederl. taalonderwijs op de Kath. Scholen van onze kolonie in 1850 gedrukt: Eerste hondertal leerzame verhalen voor kinderen. Nieuwe uitgave. In 1851: Proeve eener Hollandsche spraakkunst ten gebruike der algemeene armenschool in de gemeente van de H. Rosa op Curaçao. In 1859: Woordenlijst der in de landstaal van Curaçao meest gebruikelijke woorden met samenspraken. Ter drukkerij van het Apostolisch Vicariaat. - In 1875 werd te Arnhem bij Josué Witz op kosten der Kath. missie gedrukt: ‘Nederlandsch-Papiamentsch-Spaansch
Woordenboekje. Had X ook maar een enkele maal de bijz. scholen in het stadsdistrict bezocht, dan had hij geweten, dat daar in de hoogere klassen geen anderen dan Hollandsche leerboeken in gebruik zijn, dezelfde, als in het Moederland en dat het Nederlandsch er de voertaal is bij het onderwijs. Ter illustratie nog een ander bewijs, dat het Groepsbestuur der Antillen onbewust gegeven heeft. In datzelfde Februari-nummer van Neerlandia, waarin X zoo lomp en dom zijn meening zegt, staat op bladz. 29 het verslag van de prijsuitdeeling op de R.K. Jongensschool op Otrabanda (Curaçao). Het Dag. Best. der Groep Antillen van het A.N.V., was er bij tegenwoordig. Het glanspunt der plechtigheid was de Hollandsche Kindercantate: ‘Een Lentedag’ van J. Worp. De 22 liederen, waarvan de tekst 15 bladz. van een schoolschrift besloeg, werden vlotweg, zonder haperen, uit het hoofd gezongen en zoo duidelijk werden de woorden uitgesproken, dat men niet eens een tekstboekje noodig had. Is er nog meer bewijs noodig dat er op kath. scholen degelijk Nederlandsch geleerd wordt? De keuze dezer cantate op zich zelf reeds getuigt van zeer veel smaak en practischen zin van den onderwijzer, die aldus ongemerkt de kinderen liefde instortte voor Holland en zijn poëzie, zijn natuur en letteren. Bij gelegenheid van zulk een prijsuitdeeling worden den jongens uitsluitend Hollandsche prijsboeken ten geschenke gegeven, om zooveel mogelijk in den huiselijken kring het bijhouden dier taal te bevorderen.
Dat er in de lagere klassen gedurende de eerste schooljaren leerboeken gebruikt worden, in het Papiamentsch gesteld, spreekt van zelf, dit moge dan een gruwel zijn in de oogen van X. Doch er bestaan voor taalonderwijs nog andere methoden dan die van Berlitz. De Redactie van het A.N.N. begrijpt dat beter, en erkent eerlijk, dat vroeger en ook nu nog, in de eerste leerjaren het Papiamentsch moet gebruikt worden, en ik vertrouw, dat zij zich gelukkig zal gevoelen, in de kath. bijzondere scholen in onze kolonie, zelfs bij hun zeer ongunstige geldelijke omstandigheden, een bondgenoot gevonden te hebben, om ‘terrein te veroveren voor het Nederlandsch.’
Aldus is de toestand van het lager onderwijs op de stadsscholen. In de buitendistricten is die volmaaktheid in het taalonderwijs onbereikbaar. Dat heeft niets bevreemdends. Ook hier in Nederland staat het onderwijs in de groote steden veel hooger dan op het platteland. Voor Curaçao bovendien wordt een heel voorname factor altijd over het hoofd gezien. Op armenscholen met gewoon lager onderwijs wordt hier in Nederland geen onderwijs gegeven in vreemde talen. En terecht. Op Curaçao is dat anders. Daar wordt onderwijs verstrekt in het Nederlandsch, een vreemde taal voor de leerlingen. Een groot aantal lesuren wordt dus door het onderwijs in de Nederlandsche taal in beslag genomen. Nog daargelaten dat de kinderen in de buitendistricten over het algemeen minder vlug en ontwikkeld zijn, zijn ook de schooljaren korter. Niet alle kinderen komen reeds op hun 7e jaar ter school. Sommigen eerst wanneer zij 9 of 10 jaar oud zijn. Evenmin voltooien allen nog hun 12e of 13e jaar op de schoolbanken. Dikwijls worden de schooljaren onderbroken. De kinderen moeten de ouders behulpzaam zijn in den plant- en oogsttijd, of hen vergezellen naar de stad, herhaaldelijk houdt gebrek
| |
| |
aan kleeren hen van het onderwijs af. Op deze buitenscholen derhalve kunnen over het geheel de kinderen bij geen mogelijkheid het verder brengen dan de beginselen der Nederlandsche taal en dit nog alleen ten koste van de strikt noodige kennis in lezen, schrijven en rekenen. Mijn overtuiging is, dat alleen grondige en bestendige verbetering van den economischen toestand der buitendistricten recht geeft, ook dáár hoogere eischen te stellen voor het taalonderwijs. Het grootste gedeelte der bevolking verkeert daar in armoede en gebrek, vooral wanneer de oogst mislukt, zooals nu reeds verscheidene jaren achtereen het geval is geweest.
Doch omdat de kennis van het Nederlandsch dier buitenbewoners minder groot, of zoo ge wilt, uiterst gering is, heeft X. nog het recht niet de R.K. Geestelijkheid te belasteren alsof zij dit volk ‘stelselmatig tot onbeschaafde afzondering doemt.’ Als X. beter had nagedacht, zou hij voor de logische gevolgtrekking van zijn eigen redeneering zijn teruggeschrikt. Is er dan geen beschaving mogelijk tenzij door het Nederlandsch? En staan de bewoners onzer Bovenwindsche eilanden St. Martin, Saba en St. Eustatius, waar uitsluitend Engelsch gesproken wordt, wel één graad hooger in beschaving? Wanneer zij, voor wien door hun taal de beschaving der halve beschaafde wereld openstaat, in niets de meerderen zijn van hun Papiamentsch-sprekende broeders op Curaçao, zou men haast geneigd zijn òf wel ook het Engelsch een slaventaal te noemen òf wel het Papiamentsch als de gelijke van het eerste te prijzen. Stel u gerust, lezer. De R.K. Geestelijkheid schuwt niets zoozeer als domheid en onwetendheid ook onder de negers. Juist omdat meer ontwikkeling en kennis die buitenbevolking niet voldoende kan bereiken in en door het Nederlandsch, daarom tracht zij die te brengen door de landstaal: het Papiamentsch. Die taal heeft zich weten aan te passen ook aan nieuwere denkbeelden, ook aan de wetenschappen. Omdat de bevolking te arm is, om boeken te koopen, daarom verspreidt de geestelijkheid een weekblad La Cruz onder die bevolking, tegen zulk een geringen prijs, dat elk idee van gewin is buitengesloten.
Door dat blad wordt ook betere kennis van den landbouw gebracht. Als X. geweten had, dat in dat weekblad zelfs de zeer uitvoerige rapporten, vol technische bijzonderheden, van Professor Went, en van den Ingenieur Havelaar volledig in vertaling verschenen waren, zou hij zijn lasterpraat over ‘stelselmatig in onbeschaafde afzondering doemen’ hebben ingehouden.
Hiermede eindig ik. Zoo gaarne had ik dit laatste gedeelte nog wat uitvoeriger toegelicht. Gaarne ook had ik nog een hartig woordje willen spreken tot X., over zijn vergelijking van den C'schen met den Surinaamschen neger en beider taalkennis, over de waarde van het Papiamentsch als middel voor den neger om elders zijn brood te verdienen enz. enz. Doch genoeg. Hoogst dankbaar aan de Redaktie voor haar gastvrijheid, neem ik afscheid van X., met den welgemeenden raad, door jaren van studie, door gestadige opmerkzaamheid, een beteren kijk te leeren krijgen op de toestanden onzer ‘noodlijdende kolonie.’ En niet eerder zal ik hem het eeresaluut brengen, waarop ook een ‘eerlijke en ridderlijke tegenstander’ recht heeft, zoolang hij niet zijn losse beweringen door deugdelijke bewijzen heeft waar gemaakt of de eer van Curaçao hersteld door herroepen van zijn lage lastertaal.
Nijmegen, Juni 1906.
P.A. Euwens.
|
|