wortels van de mangrove's neervallende in Indië's kustslijk. Maar allen samen, hoe zelfstandig ook, verbonden door de band van het Nederlanderschap.
En wat hebben wij, de vierde partij nu gedaan? Hebben we de buitenposten van ons Nederlandse volk altijd voldoende gesteund? Altijd naar hun geluisterd? Ook als zij ons terecht waarschuwden, dat we te mal met de Boeren waren en ons geld met handen vol weggooiden? Nee: we waren nu eenmaal in de studentiekoze roes van een eerste jaar, dat het niet opkon, - en dat is wel goed geweest ook. Nu ja, zo'n student wordt wel eens afgezet door kolporteurs, die bij hem komen oplopen en hem van alles komen aanbieden, wat later blijkt bedriegerij te wezen; de indruk die de mensheid rondom van hem krijgt is die van jong, opgewekt, blij leven. Het deed goed te zien, dat wij zo waren; - maar voor 't overige - of het geld goed besteed is ook voor de toekomst? Laten we er niet te veel naar vragen. Dat is het verleden. Alleen dit: Dr. Lingbeek gebruikt het beeld, dat op menige plaats ons geld in de kuil gegooid was en de Engelsen daarop de fundamenten van hun staatschool hadden gebouwd. Laten we nu kijken, wat we verder moeten doen.
In ieder geval: wij moeten zorgen voor 1o de eigen Nederlandse belangen en 2o wat het zelfde is, mits men maar zuiver is van denken, die van de Nederl. Afrikaanders en dan 3o, wat nog ruimer opgevat weer hetzelfde is, als telkens wijder wordende kringen in het water, voor de Holl. Afrikaanders, voor de Boeren. Maar ons werken moet in die volgorde gebeuren; dan pas zal er hier hernieuwde belangstelling komen. Tot nu toe hebben we de zaken net omgekeerd; toen was het een kwestie van meegevoel; toen lieten we ons wel eens zóver met de Boeren in, dat we ons op glad ijs waagden en dingen deden die Engeland niet licht vergeten zal en ons te avond of morgen zal inpeperen. Nu wordt het hoog tijd om van ons zelf uit te gaan, d.w.z. de hele Zuid-Afrikaanse kwestie te plaatsen op het terrein van het Algemeen Nederlands Verbond; zie daar voor ons het grote belang in dezen. Een ‘man of business’ als de Engelsman zal het ons allerminst kwalik nemen, als wij trachten een markt voor onze artiekelen te vinden; dan toch zal het hem duidelik worden, dat wij niet trachten zijn macht te ondermijnen, de Boeren - die daar trouwens niet aan denken - tot opstand te brengen, maar eenvoudig gebruik gaan maken van deze enige gelegenheid (in tweeërlei zin) om met onze taal vooruit te komen in de wereld.
En weten wij dat alles wel goed: dat men van Kaapstad naar Pretoria en verder kan trekken en zich volkomen verstaanbaar maken met zijn gewone Hollands; dat men in Pretoria in alle winkels met z'n Hollands zomaar terecht kan, dat men er even gauw met de taal van de bevolking vertrouwd is als in Vlaanderen en Brabant!
In die richting moet dus gewerkt worden. In die richting werkt het Algemeen Nederl. Verbond samen met de N.Z.-Afr. V.: door het verspreiden van boeken, stichten van bibliotheken (zang en toneel zijn er zeer gewenst); door het steunen van het onderwijs; maar hier vooral moet geen geld meer in 't wilde gegeven worden, als niet vertrouwde Hollanders daarginds toezicht mee krijgen met de Afrikaanders op het besteden er van; het standpunt door de Afdeling Den Haag ingenomen: ‘dat er eerst een school moet wezen en dan onze steun gegeven kan en moet worden’ is het juiste.
Immers het is in het welbegrepen eigenbelang van onze stam en dus van ons volk, als daar les wordt gegeven in ons - vereenvoudigd - Nederlands. Nog veel beter zouden wij handelen, als we zelf algemeen ons Nederlands vereenvoudigden en zo de eenheid met het Nederlands daarginder nog meer herstelden. Maar bovendien, aan de andere kant moeten wij inzien, dat de stroming om het beschaafde Afrikaans als voertuig van gedachten ook op schrift te gebruiken, niet tegen het Nederlands ingaat, maar een - ja ik mag wel zeggen het middel is om de Afrikaner warm voor taal te stemmen.
Hoe zou hij zich voor ons leerstellig, moeilik, onwaar Nederlands warm kunnen maken; waarin wij ons ten doel stellen ons geheel anders op papier te tonen dan we zijn. Z'n eigen taal, de taal van z'n grote mannen: ja dat zal gaan; maar die taal zal zich, als wij verstandig zijn en eindelik gaan vereenvoudigen, aansluiten bij de onze en de gravers van de tunnel door de Chinese muur, die zo dik nog tussen de beide volken staat, zullen, van de Afrikaanse kant en van de vereenvoudigd Hollandse tegelijk beginnende, elkaar ontmoeten en een snellere geestelike verbinding tot stand brengen tot groot welzijn van beide volken.
Onze kunst, onze wetenschap kan er bezielend werken. Maar ook voor het gewone leven van alle daag met z'n handel, z'n nijverhuid, z'n landbouw moet er kracht van ons uitgaan; weer niet tot schepping van een vrij zelfstandig Zuid-Afrika; maar tot meerdere kracht van de Nederlandse stamverwantschap, van ons volk in het biezonder. Steun aan de nieuw voorgestelde stoomvaart-lijn Java-Zuid-Afrika-Nederland is dus, evengoed als goedbezoldigde Konsuls-Generaal in de twee hoofdplaatsen van Zuid-Afrika, Kaapstad en Pretoria, iets zo voor de hand liggends, dat men zich verbaasd afvraagt, waarom ze er nog niet zijn. Of het ijs nog altijd niet sterk genoeg is om er ons over te wagen? Waarlik de balken liggen er dik, onder van 't zwaarste eikenhout.
Zie daar iets, om een vaag denkbeeld te geven van wat de Heer Lingbeek in de toekomst voor ons volk als taak aanwees; steun dus, in de allereerste plaats, aan de Ned. Z.-Afr. Vereen. en het Algemeen Nederlands Verbond en dit vooral ook groot maken om de krachtige drager van de Nederlandse gedachte te zijn - ook daarginds in Zuid-Afrika. Nu is er alleen nog maar één vertegenwoordiger van het Verbond te Stellenbosch: dat moet anders worden - en gauw ook.
Biezonder gewenst dunkt mij de bespreking van deze zaak door de kenners van Zuid-Afrika in het Hoofdbestuur van de Ned. Z.-Afr. Vereen. en Alg.