het Verbond mag hierbij niet in ongunstigen zin worden betrokken.
Alsnu verkrijgt de Alg. Secr. het woord om een en ander mede te deelen over zijn onderhoud met den Min. van Buitenlandsche Zaken.
Daarin werd uitvoerig van gedachten gewisseld over de volgende punten.
1e. | De waarneming van het vice-consulaat der Nederlanden te Yokohama door een Duitscher, en de bezetting van dezen post door een Nederlander. |
2e. | De verduitsching van de Hollandsche kerk te St. Petersburg. |
3e. | De kwestie der afdeeling Constantinopel tegenovor het Gezantschap aldaar. Zie het verslag der afdeeling in dit nummer. |
4e, | De wijziging der wet op het Nederlanderschap inzake verlies der nationaliteit door verzuim der 10 jaarlijksche aangiften. |
De Voorzitter brengt nu aan de orde de ontheffing van den heer Van den Brandhof door de Groep Ned. Antillen van diens vertegenwoordiging in het Hoofdbestuur en geeft een overzicht van den loop dezer zaak.
Na uitvoerige beraadslaging wordt op het ingekomen schrijven van het groepsbestuur der Nederlandsche Antillen het antwoord vastgesteld, zooals het in dit nummer is opgenomen.
Thans komt ter sprake de kwestie door den heer Mr. A.A. van Oven in de groep Ned. Indië aan de orde gesteld, welke in het kort hierop neerkomt:
Hij meent, dat de Koloniale Indische politiek buiten het Verbond moet blijven. Geen aanstoot mag worden gegeven aan hen die gekant zijn tegen de verheffing van den Inlander tot den gelijke van den Europeaan.
De Alg. Secretaris leest een brief voor, geschreven 22 Maart j.l. aan den Heer van Oven, waarin het Hoofdbestuur verklaart het niet met hem eens te zijn. Bovendien meende het Hoofdbestuur dat 't met het Indische Groepsbestuur eensgezind was.
Dit neemt niet weg, dat - waar iedere groep zelfstandig hare binnenlandsche zaken behartigt, dezerzijds zal worden afgewacht, wat men in Indië beslist en het Hoofdbestuur hiertegen niet in 't openbaar zal opkomen.
Taal- en Letterkundig Congres te Brussel.
Mr. Thelen deelt mede dat alle inrichting voorloopig is en het eindprogramma aan het oordeel en de goedkeuring van het Hoofdbestuur zal worden onderworpen.
Uit de hierop volgende beraadslaging blijkt dat alle bemoeizucht het Hoofdbestuur vreemd is, maar volgens opdrachten te Nijmegen en Deventer ontvangen is het Hoofdbestuur verantwoordelijk voor de volgende congressen.
Er wordt verder op gewezen dat de congressen voor Vlaanderen de meeste beteekenis hebben.
Zeer practisch zal het blijken dat alle preadviezen over te behandelen punten zullen worden gedrukt. Het verheugt spr. tevens te kunnen meedeelen dat de hoofdkwestie tusschen Brussel en 't A.N.V.: de inrichting der Afd. Stambelangen (5e Afd.) bevredigend kan worden opgelost. De Stambelangen kunnen behandeld worden in de Middagvergaderingen, dus niet terwijl andere afdeelingen vergaderen, waardoor alle congresleden tegenwoordig kunnen zijn.
Er is nog ingekomen een schrijven van Mr. Cohen Stuart te leiden, die voorstelt gedurende het Congres een tentoonstelling in te richten, bijv. als van Oost en West.
Het blijkt echter dat er reeds een tentoonstelling zal worden gehouden over ‘het boek’.
Algemeen is men van oordeel dat voor de inrichting eener eenigszins degelijke tentoonstelling de tijd van voorbereiding nu te kort is.
Aan de orde is nu het verzoek van den heer P.L. Gorsira te St. Eustatius om steun tot verkrijging van een beteren postpakettendienst van Nederland op de Bovenwindsche eilanden. Het Dagelijksch Bestuur wordt gemachtigd te dezer zake zich te wenden tot den Minister van Koloniën.
Ter sprake komt nog de postpakettendienst op Amerika, waarover in Neerlandia geklaagd werd.
Als oorzaak voor de klachten over dezen dienst wordt genoemd dat deze dienst niet van staatswege geschiedt, maar een particuliere onderneming is, welke een overeenkomst trof met de Fransche mail. Dientengevolge gaat alles eerst naar Bazel en is er genoeg dan naar Havre. Men kan wel Hollandsche postpakketten met de mail naar New-York zenden, maar daar blijven ze dan liggen.
Na beraadslaging wordt besloten het schriftelijk advies te vragen der leden voor Indië, over verlaging van briefport:
1o. | in het verkeer van het buitenland met Indië; |
2o. | in het verkeer van Nederland met Indië. |
De dagorde hiermee afgehandeld zijnde, neemt de Voorzitter het woord tot een afscheid aan den heer Van den Brandhof. Het spijt ons, zegt Spr. u voortaan in ons midden te moeten missen. Wij betreuren het dat ge zoo onverdiend onaangenaam bejegend zijt en hopen dat ook in Curaçao spoedig de overtuiging zal zijn teruggekeerd, dat gij een man van karakter, een eerlijk man zijt gebleven, die als lid van 't Hoofdbestuur veel ten gunste der Kolonie Curaçao heeft gedaan en nog meer tot stand heeft willen brengen. Wij bevelen ons in uw vriendschappelijke herinnering aan.
De heer Van den Brandhof dankt den Voorzitter voor deze waardeerende woorden en de leden van het Hoofdbestuur voor den steun en de verdediging welke hij bij de botsing met de Groep Ned. Ant. van hen mocht ondervinden.
Daarna sluit de Voorzitter de bijeenkomst.
De Alg. Secretaris,
P.J. de Kanter.
Steunt en bevordert eigen handel en nijverheid!