geen Hollandsch woord voor garage gevonden kunnen worden?’ vraagt hij. De letterlijke vertaling ervan is ‘wijkplaats’, zegt de schrijver (de beteekenis is oorspronkelijk anders; hij sla er Littré maar eens op na); hij vindt echter beter het over te zetten met ‘bergplaats’; men spreekt ook reeds van ‘bergplaats voor rijwielen’, merkt hij op.
Zou 't niet eenvoudiger wezen van stal te spreken? Dat is niet alleen korter, maar komt met het spraakgebruik meer overeen. De automobiel, die men nu in een garage bergt of laat staan, vervangt het gewone rijtuig. Een rijtuig nu stalt men ergens. Een ruimte, waar men zijn rijtuigen stalt - zoo drukt men zich uit - is een stal of stalling. Er is dan niets tegen om te zeggen, en ongetwijfeld zegt men ook reeds: Ik heb mijn auto gestald bij Die-en-die. Zoo kon iemand bekend maken, dat er bij hem stalling is voor auto's; dat hij heeft een automobielstal. Het vreemde, dat misschien voor sommigen nog in deze samenvoeging gelegen is, gaat er door de gewoonte gauw genoeg af.
Het Fransche garage, dat bovendien voor de groote meerderheid van ons volk niet behoorlijk uit te spreken is, zit er nog niet zoo vast in, of het kan gemakkelijk verdrongen worden. Om de kortheid kan men aan het Fransche woord ook de voorkeur niet geven, want men moet feitelijk spreken van een automobiel-garage. Garage wordt in het Fransch niet uitsluitend van een stalling voor auto's gebruikt. Roeiers spreken van garage als zij hun loods of schuitehuis bedoelen. Bij de scheepvaart en de spoor heeft het woord ook zijn beteekenis.
Welke automobiel-handelaar geeft nu eens het voorbeeld en laat den schilder komen om zijn ‘garage’ uit te vlakken en er met fiksche letters ‘automobielstal’ of korter nog ‘auto-stal’ voor in de plaats te zetten?