Van onze Vertegenwoordiging in het Buitenland.
Uit Egypte.
De heer J.H. Insinger, vertegenwoordiger te Luxor, schrijft d.d. 8 Febr.:
‘Gedurende mijn 26 jaren verblijf in Egypte zag ik als Consuls te Caïro achtereenvolgens de Heeren:
Dutilh, afstammeling eener Nederlandsche familie te Smyrna,
Fabricius, Griek van Beiersche afstamming,
Bretschneider, Duitscher, en nu ten slotte
Axel Preijer, Duitscher.
Het valt niet te ontkennen dat zelfs nog ten tijde der benoeming des Heeren Bretschneider onder de leden der Nederlandsche kolonie in Caïro geen geschikt persoon te vinden was. De benoemden waren te goeder naam en faam bekend. Hoewel het eene eer is den titel van Consul te dragen, er zijn soms lastige plichten aan dit ambt verbonden, en als men weg gaat krijgt men een papier met een bedankje “voor de vele en gewichtige diensten den lande bewezen.” Met ridderorden in 't buitenland is onze regeering veel kariger dan die van andere landen. Wij zijn dus zoowel die Heeren als degenen die hen benoemden, dank verschuldigd.
Thans evenwel zijn de toestanden geheel anders, er zijn onder de Nederlanders te Caïro personen volkomen in staat en bereid onze belangen te behartigen, zeer gezien in de maatschappij, die aan 't hof gaan of kunnen gaan, en toch is geen hunner aangezocht, maar bij 't bedanken des heeren Bretschneider diens schoonzoon de heer A. Preijer onmiddellijk benoemd.
De nieuwe consul der Nederlanden te Caïro is mij persoonlijk onbekend. Hij is Dr. Phil., zeer bemiddeld, had vroeger den post van attaché voor landbouw bij 't Duitsche Consulaat Generaal, zijne persoonlijkheid wordt om strijd geroemd door die hem kennen. Wij zouden ons dus, waren de omstandigheden als vroeger, dubbel moeten verheugen zulk een vertegenwoordiger te hebben.
Maar Z.Ed. is geen Nederlander, en er zijn Nederlanders ter beschikking. Volgens ingewonnen berichten zou de heer Bretschneider plaats gemaakt hebben voor zijnen schoonzoon. Dat Jhr. Mr. van