Het Coers' Liederkoor te 's-Gravenhage, in het gebouw Diligentia, op Maandag 12 Februari 1906.
H.M. de Koningin, die met Z.K.H. den Prins der Nederlanden het eerste gedeelte van dezen muziekavond heeft bijgewoond, had verlangd, dat de uitvoering niet te 8 uur, maar te half acht zou beginnen. De vorstelijke bezoekers werden ontvangen door de Heeren Prof. J. te Winkel, voorzitter, Prof. dr. Jhr. B.H.C.K. van der Wijck, ondervoorzitter, Prof. Mr. J.C. Naber, eersten schrijver, en den Heer F.R. Coers Frzn., tweeden schrijver van de Vereeniging ‘Het Nederlandsche Lied.’ De zaal was goed bezet, maar niet overvol. De uitvoering, die niet te lang duurde, begon met het Wilhelmus en eindigde met het Vlaggelied. Er zijn vijf en dertig liederen of gedeelten van liederen uit vroeger en later tijd ten gehoore gebracht. De tekst van eenige ‘kluchtliedjes, kodderijen en praatjes’ heeft enkele verslaggevers van Haagsche bladen geërgerd. Ook heeft de pianobegeleiding aanstoot gegeven en er is gesproken van ‘dilettantenwerk.’ Maar wat een frissche, zuivere stemmen en met wat een gloed en toewijding is er gezongen, door het koor zoowel als door de dames en heeren solisten! Over het geheel was ook de uitspraak der woorden bijzonder duidelijk.
Na het vertrek der vorstelijke bezoekers werd eene ‘rustpoos’ gehouden en vóór 't begin van het tweede gedeelte richtte Prof. te Winkel eenige woorden tot de aanwezigen. Met waardeering sprak bij over den heer Coers en wat zijn onvermoeide geestdrift heeft tot stand gebracht, met waardeering ook over de schoone muziek. ‘Die muziek is geen muziek’, zeggen sommigen. Nu, het zij zoo. Liederen als ‘Het hemelsch Jerusalem’ en ‘De tortelduive hoord ik weenen’ zijn zoo ontroerend mooi van woordklank, van gevoel, van verbeelding, van melodie, dat de tranen er van in de oogen komen. Zóó als de vrome Middeleeuwers het goddelijke en hemelsche hebben gevoeld, voelden wij het eenige oogenblikken mee. Wat een heerlijke kunst, zelfs in de renaissance-liederen, en wat een verdienstelijk werk, zulke liederen goed uit te voeren! Onzen dank aan den heer Coers, aan den directeur, den heer Corn. A. Galesloot, aan de dames en heeren van het Koor; maar ook aan de Vereeniging ‘Het Nederlandsche Lied’ en aan de Afdeeling 's Gravenhage en Omstreken van het Algemeen Nederlandsch Verbond, die door geldelijken steun deze schoone uitvoering hebben mogelijk gemaakt.
B.J.F. Varenhorst.