Ervaringen.
Als propagandist van 't Alg. Ned. Verbond wensch ik in het volgende enkele ervaringen, bij mijn werk opgedaan, mede te deelen.
Mijn hoofd-werkzaamheid bepaalde zich in 't eerst tot Rotterdam, de groote, bedrijvige handelsstad, waar het ledental van het Verbond, in aanmerking genomen het groote zielental der gemeente, veel te klein was (omstreeks 350 leden op een bevolking van ongeveer 400.000 zielen). De Rotterdammers zijn moeilijk te bereiken. Ze hebben het over het algemeen te druk met zaken doen. Indien men ze nu bereikt op een geschikt oogenblik, dan willen ze nog wel toetreden. Dikwijls is er volslagen onbekendheid met het doel en het werk van het Alg. Ned. Verbond. En dan blijkt, dat onbekend onbemind maakt. Indien het gelukt toegang te krijgen bij het hoofd eener groote zaak en het doel van 't Verbond te kunnen toelichten, dan is vaak het antwoord: maar welk voordeel geeft het Verbond aan mijn zaak, mijnheer? Mijn antwoord is dan: rechtstreeks geeft het Verbond aan uw zaak geen voordeel, zijdelings wel; want wij strijden voor versterking van het nationaal bewustzijn; wij werken voor de bevordering van alles wat Nederlandsch is, dus ook voor den vaderlandschen handel en de vaderlandsche nijverheid; wij willen, dat de Nederlander zijn waren hier te lande koopt, wanneer hij ze hier even goed en goedkoop kan bekomen; en we komen op voor den goeden naam van ons volk op elk gebied, wanneer het in 't buitenland belasterd wordt of er scheeve voorstellingen van Nederland worden gegeven. Toch hoort men dan nog vaak, dat ze er niets voor voelen. In dat geval raad ik aan lid te worden om door het blad Neerlandia het Verbond in zijn doel en werken nader te leeren kennen. Dan zullen ze er zeker wat voor gaan gevoelen. Toch heeft men altijd menschen, die alleen maar denken aan geld verdienen en voor hoogere belangen geen oog en geen hart hebben. Dezulken verlaat men dan maar zoo spoedig mogelijk met den stillen of uitgesproken wensch
van beterschap.
Dikwijls krijgt men ook ten antwoord, dat men er eens over zal denken. Men verzoekt mij dan een kaart voor het Lidmaatschap achter te laten. Doorgaans weet ik wel, dat dit antwoord slechts beleefdheidshalve gegeven wordt. Kom ik terug, dan verneem ik gewoonlijk, dat mijnheer er geen gebruik van zal maken. Toch niet altijd. Een lid van een der grootste firma's alhier stelde mij bij mijn wederkomst de kaart ter hand ingevuld met het bedrag van 10 gulden. Uit Schiedam ontving ik na een bezoek een briefkaart, met bericht, dat mevrouw voor f 5. - en de dochter voor f 2.50 lid wenschten te worden.
Men heeft ook wel eens aangename ervaringen. Onlangs vroeg ik aan een kantoorboekhandelaar, of mijnheer boven thuis was. Mijnheer is niet thuis, antwoordde de man, maar ik kan de boodschap ook doen. - Ja, wilt U deze kaart eens geven, met verzoek haar eens te lezen, misschien wil mijnheer die kaart ingevuld achterlaten. Ik kom wel eens terug. - Welzeker, ik gevoel veel voor de zaak, waarvoor U optreedt. Die belachelijke vreemde woorden in onze taal. Ik heb er altijd tegen gestreden. Het woord cahier gebruik ik nooit. Ik spreek altijd van schriften. - Zoo, mijnheer, maar dan moet U ook lid worden van 't Alg. Ned. Verbond. - Goed, schrijf mij maar op. Veel kan ik niet missen, maar voor f 2.50 wil ik gaarne een steentje bijdragen voor 't edele en grootsche doel.
En zoo had ik hier toevallig een lid geworven, want ik had aan dezen kantoorboekhandelaar niet gedacht.
Bij mijn bezoeken wijs ik er steeds op, dat de moedertaal een der hechtste bolwerken voor de zelfstandigheid van een volk is, en dat het A.N.V. strijdt voor de zuiverheid onzer taal.
Doch dit niet alléén. Voor elk Nederlandsch belang op het gebied van Kunst, Wetenschap, Handel en Nijverheid treedt het op. Het zal één machtig, groot lichaam worden, dat tegen den geest van