Jhr. J.E. de Sturler.
Jhr. J.E. de Sturler is, na zes jaar consul-generaal te zijn geweest te Smyrna, benoemd tot Minister Resident te Téhéran.
De Hollandsche kolonie te Smyrna heeft hem en zijn echtgenoote een afscheidsmaal aangeboden waarbij aanzaten de heeren Alf. van Lennep, Alf. van der Schroeff, Bon. F. Slaars, Alfred Keun, Henri van der Zee, J.C.F. Schmid, Alfred Lavino, Octave Lavino, J. de Jongh, Baron van Heemstra, Graaf Ed. de Hochepied, F. Keun, Ed. Narik, Jacob Ganon, V. Canon, Ds. L Le Bouvier, Oscar Slaars.
Vele betuigingen van erkentelijkheid werden tot den Consul-Generaal gericht voor alles wat hij ten bate der Nederlandsche belangen in Smyrna gedaan heeft.
Jhr. De Sturler beantwoordde ze en richtte o.m. deze woorden tot de aanzittenden:
‘Alvorens U te verlaten, vraag ik U slechts als bewijs van erkentelijkheid voor wat ik beproefde tot heil der Nederlanders te Smyrna, de belofte, trouw te blijven aan onze Koningin, ons Vaderland, onze nationale vrijheden en onze wetten, en U elken dag meer den fieren naam van Hollander waardig te maken.
Eert altijd uw Vaderland, hoe klein het ook zij. Bewaart onder elkander de eendracht die macht maakt en laat niet toe dat door een schuldige onverschilligheid voor de nationale instellingen het eeuwenoude gezag van uw naam verzwakt worde. Wees trouw aan ons devies: Ik zal handhaven!’
In La Réforme, het Smyrniootsch dagblad, waaruit deze woorden vertaald worden, werd ook een artikel opgenomen van Cte de H(ochepied), getiteld Un homme de marque, waaruit nog enkele gedeelten hier worden overgenomen:
Wij gelooven niet te overdrijven als wij beweren dat onze stad door zijn vertrek een zeer populaire en sympathieke persoonlijkheid verliest.
Bemind en geacht als hij werd door de heele kolonie, hoogelijk gewaardeerd door het plaatselijk bestuur en door al zijn collega's met wien hij altijd de meest vriendschappelijke betrekkingen onderhield, betreuren allen zijn heengaan.
De Nederlandsche kolonie is hem veel verschuldigd en zal zijn naam met gulden letteren in hare annalen griffen, want hij heeft zijn hoog en moeilijk ambt van Consul-Generaal niet vervuld als een ambtenaar eenvoudig doordrongen van zijn plicht, maar als een vader, die de personen wier belangen hij had te behartigen, beschouwde als de leden eener familie. Hij was altijd op de bres, steeds