Zuid-Nederland.
De strijd om een Nederl. Hoogeschool.
(Uittreksel uit een artikel in Het Vaderland, door S. = A.B. Cohen Stuart).
‘Die Gezelle en Streuvels leest (wie doet het niet?) zal niet twijfelen, of er is in het Vlaamsche volk nog een schat aan ongebruikte kracht geborgen. Geen hoopvoller teeken dan de jong-Vlaamsche beweging der laatste jaren’, schrijft dr. H.T. Colenbrander in een juist uitgekomen werk over de Belgische Omwenteling. Dat niet alleen in de Vlaamsche letteren een nieuw frisch leven zich vertoont, en dat met name de beweging voor een Nederlandsche hoogeschool te Gent onze aandacht verdient, is iets, dat in het Noorden al te stilzwijgend wordt toegegeven.
Hoe is de Hoogeschoolbeweging ontstaan?
De Belgische omwenteling, uit vele oorzaken voortkomende, werd grootendeels door Franschen en Franschgezinden bewerkt, en tot een goed einde gebracht. De Belgische Staat had een Fransche ‘Constitution’; de aangekondigde taalvrijheid bleek een leugen. De Vlaamsche Beweging onstond als reactie tegen dit eigenaardige Belgicisme.
Er kan niet genoeg aan herinnerd worden, dat Vlaanderen steunen moet op Noord-Nederland. Veel te vaak zijn wij in Holland geneigd, den ganschen taalstrijd aan de Zuidelijke ‘broeders’ over te laten, en hen misschien ten slotte om hun geringe resultaten te bespotten.
Inderdaad schijnt met den eisch van een Nederlandsche hoogeschool de Vlaamsche Beweging oneindig in diepte en beteekenis te zullen winnen. Zal die eisch spoedig ingewilligd worden? Vele Vlamingen betwijfelen het; omdat daarmede een geheele ommekeer in het oude Belgische stelsel zal worden gebracht; de Nederlandsche Hoogeschool te Gent zou een einde maken aan de fictie, dat België in wezen Fransch is. Het gaat om de toetreding van Vlaamsch-België tot ééne Nederlandsche wetenschap, om het vormen van een krachtig Nederlandsch centrum, dat samenhang brengen zal in België's Nederlandsche gewesten; dat een einde zal maken aan de veelheid van gewestelijke spraken in Vlaanderen.
Het is hier de plaats niet, om ook de groote maatschappelijke beteekenis, die de Gentsche hoogeschool-vervlaamsching voor het Nederlandsche (Vlaamsche) volk in België zou hebben, uiteen te zetten; de Gentsche Hoogleeraar Mac. Leod heeft in verschillende vlugschriften die beteekenis uitvoerig betoogd.
Maar dat de strijd ook voor ons van belang is blijkt ‘a contrario’ uit de wijze waarop hij van Franschgezinde - d.i. anti-Nederlandsche zijde wordt gadegeslagen. Maurice Wilmotte heeft een studie geschreven ‘La Belgique morale et politique’ (1830-1900). Dat in dit gedenkstuk van 't in Frankrijk oneindig beminde Belgisch Gallië het Nederlandsch gekarakteriseerd wordt als ‘un idome qui n'est hélas, ni le français, ni l'allemand’ (blz. 198), als ‘rudesse’ en ‘cacophonie’ (blz. 217) kan ons koud laten; de Franschen kennen nu eenmaal geen vreemde talen. Merkwaardig nu echter is de woede, waarmede de eisch eener Vlaamsche hoogeschool wordt besproken.
‘La dernière conquête rêvée par les Flamingants n'est par la moindre inscrite dans leur programme. Elle consiste dsns la création d'une université, où l'enseignement soit décrété dans leur idome.’
Wilmotte strijdt voor dat België, ‘dont l'orientation est vers l'Est ou le Midi, et non pas vers le Nord.’ Hij is bang voor dat kleine troepje Vlaamschgezinden.
't Geschrijf van den ‘monumentalen’ heer Wilmotte, bewijst ten eerste het groote gewicht, dat door Franschgezinden aan de Gentsche Hoogeschoolquaestie wordt gehecht, en ten tweede de kansen, de angstwekkedde kansen van slagen, die het Vlaamsche streven heeft.
Het is de vraag, wat wij Nederlanders in het Noorden nu zullen doen, om onze Zuidelijke taalgenooten, evenzeer te steunen, als de Franschen hun oneindig beminde Belgische Galliërs.
De Vlamingen zijn reeds practisch bezig, hun eisch door te zetten. Jaarlijks worden Vlaamsche studentencongressen belegd, waar studenten in het Nederlandsch wetenschappelijke voordrachten houden, en blijken geven, de Nederlandsche wetenschappelijke boeken gelezen te hebben. Regelmatig worden Vlaamsche wetenschappelijke congressen gehouden als voortzetting van die studentenbijeenkomsten.
Jammer genoeg is tusschen twee uitstekende Vlaamsche leiders, prof. Fredericq en prof. Mac. Leod oneenigheid ontstaan over het gewenschte stelsel van vervlaamsching. Terwijl prof. Mac Leod een zuiver Nederlandsche hoogeschool wenscht, verkiest prof. Fredericq een tweetalige, die volgens hem meer kansen heeft, door de regeering te worden ingewilligd. Vrij algemeen is in Vlaanderen het stelsel ven prof. Mac Leod thans aanvaard. In Holland kan tusschen beide moeilijk een keuze gedaan worden; men kan slechts wenschen dat de verdeeldheid spoedig wijke voor eensgezindheid, tegenover de bestrijders zoo dringend noodig.
Sprekende over den Vacantieleergang te Leiden, zegt de schrijver:
Deze studie-tocht wint aan beteekenis buitengemeen in het licht der beweging, die in Vlaamsch-België op hooger-onderwijsgebied aan den gang is geraakt. De Vlamingen - ‘die goeie verschoppelingen’, zooals Multatuli hen eens noemde - missen nog altijd de, voor ons hedendaagsch besef onontbeerlijke, nationale hoogeschool. En thans zijn ze in hun vacantietijd met een groot getal naar Holland gekomen, om studie te maken van onze, hun taal, van de nu nog maar enkel Nóórd-Nederlandsche wetenschap. Hoe kort de tijd van hun verblijf ook was, hij kan voor velen