Nog iets over den Vacantieleergang.
Geachte Redactie,
In de ‘Nieuwe Courant’ hebt u ongetwijfeld het uitvoerige verslag aangetroffen van de colleges, door de Hoogleeraren Blok, Kalff en Verdam aan de Vlaamsche doctoren en studenten gegeven. Vooral dat van prof. Blok (over de geschiedenis der verhouding tusschen N. en Z. Nederland, en de gevolgtrekkingen voor een hedendaagsche Ned. staatkunde) was belangrijk. Maar ook het letterkundige college van prof. Kalff en het taalkundige van prof. Verdam hebben opgang gemaakt. De Vlamingen waren in bewondering voor het vloeiende Nederlandsch-spreken van onze hoogleeraren. Een doctor (in de Germaansche letteren) was zeer verlangend, ook eens lessen in de wiskunde - in Vlaanderen nu nog door middel van het Fransch onderwezen - van een Nederlander te hooren. Wanneer een letterkundige door den invloed van een Hollandsche hoogeschool nu zoo wordt opgewekt tot belangstelling in een geheel buiten zijn bijzondere studie liggend vak, dan is, geloof ik, wel voldoende bewezen, dat een cursus het volgende jaar, in wis- en natuurkundige vakken voor Vlaamsche ‘natuur-philosophen’, zeer veel goeds zou stichten. Prof. Fredericq toonde zich met de uitwerking van den leergang zeer ingenomen, en was sterk voor een herhaling in volgende jaren, ook aan andere hoogescholen dan de Leidsche. De Vlaamsche Pers is in één woord uitgelaten over den Cursus te Leiden, kan geen uitdrukkingen vleiend genoeg voor de Leidsche Hoogleeraren vinden, prijst de taaie volharding van het Alg. Ned. Verbond en den hartelijken ijver der Leidsche Studentenafdeeling.
Van gewicht was de tegenwoordigheid te Leiden van een jong privaat-docent in de Ned. Letteren, den heer Dr. Mansion, van Luik. Hij geeft te Luik college aan een 7-tal Vlamingen van Limburg, te beginnen dit jaar in de Nederlandsche taal, en dat in 't hartje van Walenland!
We gaan toch vooruit in België!
Leiden.
A.B. Cohen Stuart.
Aan de Redactie van Neerlandia.
Het zij mij vergund U de volgende vraag te stellen:
Vindt het hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond het niet onbillijk tegenover zijn leden, dat er steeds uittreksels uit zijn orgaan ‘Neerlandia’ in de groote bladen (o.a. de Rotterdamsche Courant) verschijnen, voordat de leden van het A.N.V. zelf het maandblad hebben ontvangen? Dat er naar gestreefd wordt het A.N.V. door middel van de groote pers zoo bekend mogelijk te maken is zeer natuurlijk en onmisbaar. Doch de leden hebben m.i. onbetwistbaar recht, het eerst kennis te nemen van het blad, dat door hun Vereeniging wordt uitgegeven.
U dankend voor de verleende plaatsruimte teeken ik mij hoogachtend,
Uw d.w. dnr.,
Mr. G. van Meerbeke.
Utrecht, 20 Oct. '05.
Red.: De aanleiding tot de klacht van Mr. van Meerbeke, gegrond op zeer gewaardeerde belangstelling, zal nooit geheel te vermijden zijn. Ook al kregen de bladen niet bij de eerste verzending van Neerlandia hun exemplaar, dan toch zouden verschillende redacteurs, lid van het Verbond, dit persoonlijk ontvangen en kunnen bespreken. Geleidelijk gaat de oplaag - bij de 8000 - naar de post en afstand en postverkeer zijn verder oorzaak van eenig verschil in bezorging.
Verandering ten opzichte der groote bladen zou ten gevolge hebben dat de inhoud van Neerlandia in de pers onbesproken blijft. Want slechts wat nieuw is heeft voor haar aantrekkelijkheid; wat een groot deel harer lezers reeds weet, is niet van hare gading. Tegenover de schaduwzijde staat de lichtzijde, waarnaar Mr. v. M. zelf wees. Wij vragen dus zijne inschikkelijkheid, waar het Verbond door andere regeling zeer zou worden geschaad.