Neerlandia. Jaargang 9
(1905)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Hollandsche Kolonie in Engeland sedert 1138 en de thans bestaande Nederlandsche Vereenigingen, Instellingen en Fondsen.II. Slot.Ga naar voetnoot*)Men kan allerminst zeggen dat er geen gemeenschapsleven onder de Nederlandsch sprekenden te Londen bestaat. Lang voor dat van een ‘Algemeen Nederlandsch Verbond’ sprake was en de schepping van den heer Meert te Gent tot stand kwam, bestonden er in deze metropolis reeds krachtige vereenigingen en instellingen, waaruit blijkt, hoe groot de behoefte der alhier wonende Nederlanders was tot aansluiting, om alzoo een band te vormen onder de landgenooten en om hen, die in minder goede en in behoeftige omstandigheden verkeerden, te steunen. Afgezien van de Nederlandsch Hervormde Gemeente, wier ontstaan ik u schetste en die als een zelfstandige Nederlandsche instelling hier beschouwd kan worden, onafhankelijk van de zustergemeente in het vaderland, ontstond hier allengs eene ‘Nederlandsche Vereeniging’ (The Dutch Club), werd een ‘Koning Willem Fonds’ (Netherland Benevolent Society), gevormd een ‘Netherlands Choral and Dramatic Club’ opgericht, verrees een ‘Kamer van Koophandel’ (Netherlands Chamber of Commerce) en richtten de Hollanders hier op de ‘Christelijke Vereeniging van Nederlanders’, de Nederlandsche vereeniging ‘Eensgezindheid’ ‘De Christelijke Nederlandsche Zeemansbond’ en de Tuinbouwvereeniging ‘Hollandia’. Naar gelang van aanleg, behoefte, karakter of maatschappelijken kring, vinden de naar beweerd wordt alhier wonende 30000 Nederlandsch sprekenden versterking van handelsbelangen, stoffelijke hulp in nood, een middelpunt van samenkomst voor gezellig verkeer of bevrediging van geestelijke behoeften. De leden van ons verbond die de belangen van 't Nederlandsch element in den vreemde volgen, weten ongetwijfeld dat, door afloop van den 10-jarigen termijn binnen welken de in het buitenland wonende Nederlanders, ingevolge de wet van 1892 hadden moeten opgeven dat zij Nederlanders wenschten te blijven, duizenden onzer landgenooten van hun nationaliteit zijn beroofd en door niet nakoming van een hen veelal onbekende en dwaze formaliteit uit den rij der Nederlanders zijn weggevaagd, vaak de beste leden van onzen Dietschen stam. Was het aantal Nederlandsche gezinnen hier altijd door het Consulaat-Generaal opgegeven ongeveer 6000, dus een 30.000 personen vertegenwoordigende, nu de eerste maal de tienjarige termijn verstreken is, zijn er slechts 1700 inschrijvingen bij het Consulaat geschied!
Zooals ik hierboven de vereenigingen en instellingen hier ter stede naar volgorde van haar ouderdom heb genoemd, wil ik ze thans eenigszins uitvoeriger behandelen, om den lezers een beteren indruk van het gemeenschapsleven te geven.
* * *
In de eerste plaats dan noem ik de Nederlandsch Hervormde Kerk van Londen. De kerk, die in het bezit van een hofje is, heeft het tot hare taak gerekend in het leven te roepen a de wijkverpleging, b de winteravondvoordrachten, c vacantiekolonies en d de opleiding van jonge meisjes tot huishoudsters. De Geschiedenis der HofjesGa naar voetnoot1) klimt, voor zoover kan worden nagegaan, op tot 15/16 Oct. 1685, toen een huis met eenigen grond ongeveer één acre groot en gelegen aan Whitecross Alley, parish St. Leonard, Shoreditch (op de plaats van het tegenwoordige Moorgate station) werd aangekocht, over welke bezitting zekere Gerrard van Heythuyson en zeven anderen, de toenmalige diakenen der Hollandsche kerk als beheerders (trustees) werden aangesteld. Waarschijnlijk werd deze bezitting gekocht uit kerkefondsen, door bijdragen en inzamelingen der gemeente bijeengebracht. Weldra nu verrezen op dien grond 15 woningen, bestemd voor oude, arme gemeenteleden. In 1727 kocht zekere Egbert Guede twee dier woningen met de bedoeling om die na zijn dood wederom aan de Diakonie te vermaken.Ga naar voetnoot2) Bij testament van 1730 vermaakte Guede bovendien nog een som gelds aan de Diakonie, van welker interest de beide woningen moesten worden onderhouden. Dat geld werd belegd in een stuk land in het graafschap Hutingdon (1738), later, in 1793, verkocht en verwisseld voor een stuk land dichter bij Londen, nl. in de parish East-Barnet N. welk land nog steeds de bezitting der Diakonie is. In 1865 nu werden de Hofjes onteigend voor 7000 pond ten behoeve van de ‘London and N.W. Railway’ en met de vrijgekomen som werden in 1868 de tegenwoordige Hofjes aan de Churchlane te Charlton opgebouwd. In plaats van een ramp, mag de onteigening der oude hofjes in het hart der drukke, rookerige en mistige City inderdaad als een zegen worden aangemerkt. Op den top van een heuvel gelegen, met een prachtig uitzicht op het Theemsdal, in een gezonde, lieve voorstad van Londen, slechts een half uur sporen van het middelpunt der stad, mogen deze ruime en nette gebouwen met tuin | |
[pagina 167]
| |
als de meest uitgezochte verblijfplaats voor hun bewoners worden beschouwd. In 1885 werd naast het oude gebouw een nieuw opgetrokken met de bedoeling om dit beschikbaar te stellen voor leden der gemeente, die als herstellenden een tijd lang rust en frissche lucht noodig zouden hebben. Daar de aanvragen voor het ‘Convalescent Home’ echter niet zoo talrijk zijn, organiseerden predikant en diakenen gedurende de laatste 10 jaren Vacantie-kolonies in de maand Augustus. Onder toezicht van een onderwijzer voor de jongens (eerste 14 dagen) en eene onderwijzeres (tweede 14 dagen) voor de meisjes, door 10 oudere meisjes gevolgd, wordt een 50-tal kinderen van gemeenteleden jaarlijks ontspanning aangeboden. De groote ruimte van het gebouw wordt gedurende de 11 maanden, dat het niet of weinig in gebruik is, dienstbaar gemaakt aan de opleiding van jonge meisjes tot huishoudsters en dienstboden. April d.j. wordt hiermede aangevangen alsmede met de gratis opleiding der meisjes die de lagere school verlaten moeten hebben, terwijl ook het schoolonderwijs wordt voortgezet. De cursus zal 2 à 3 jaar duren onder leiding eener directrice en onderdirectrice. De wijkverpleging bestaat sedert Augustus 1903, voorbereid door eene commissie, waaraan door den tegenwoordigen predikant Dr. Baart de la Faille en zijne echtgenoote belangrijke steun is verleend. De verpleging geschiedt door eene Hollandsche pleegzuster mej. van Schermbeek, die na 3-maandsche nà-oefening en speciaal Londensche wijkverpleging, op voornoemden datum in dienst is getreden. De persoonlijke invloed der zuster werkt zeer gunstig en bij sommige chronische zieken wordt zij steeds als een welkome gast tegemoet gezien. Voor hare lang niet lichte taak in deze groote stad met haar angstig groote afstanden is zij volkomen berekend. Behalve hulp aan lijdende landgenooten, gaat er van haar uit zedelijke steun, raadgeving en invloed op den geest en op de zindelijkheid van de gezinnen waarmee zij in aanraking komt. Door de ‘Eastern Dispensary’ te Whitechapel worden gratis verbandmiddelen verstrekt. Ten slotte de winteravondvoordrachten, eveneens door een commissie in het leven geroepen. In het kerkgebouw worden door verschillende sprekers uit Nederland, leerrijke, nuttige en boeiende lezingen gehouden, die men voor een shilling per jaar kan bijwonen. Het aantal was in den afgeloopen winter zes. Na eenigszins uitvoerig over het werk door de Hollandsche Gemeente te hebben uitgeweid, kom ik in de tweede plaats tot de ‘Nederlandsche Vereeniging (Dutch club).’ Twee-en-dertig jaar geleden (1873) sloten de meer welgestelde landgenooten te Londen zich aan een en vormden de bovengenoemde vereeniging. Daar het lidmaatschap vrij hoog is (£ 3: 3: 0) staat ze dus slechts voor zekere leden der Hollandsche Kolonie open. De vereeniging is zeer in bloei toegenomen en heeft hare lokalen in een flink gebouw in Piccadilly Circus (Regentstreet). In de gezellige en keurig gemeubelde zalen vinden de leden gelegenheid elkaar na de drukke dagelijksche werkzaamheden te ontmoeten in aangenamen kout. Men vindt in het gebouw een leeszaal, biljartzaal en bibliotheek; tevens is er gelegenheid om te overnachten en te eten. Het bestuur heeft thans groote plannen voor uitbreiding van de bibliotheek, waarvoor ruim is ingeteekend geworden en die, zoo wij hopen, eerlang onder het bereik kan komen van hen die geen lid kunnen zijn om de hooge jaarlijksche bijdrage der club; op welke wijze waag ik niet te beslissen. De vereeniging die 126 leden en 235 buitenleden heeft, zou daardoor een goed stuk werk verrichten voor onze landgenooten en tevens meer populair worden. ‘Het Koning Willem Fonds’ (Netherland Benevolent Society) is feitelijk geboren uit de Nederlandsche Vereeniging. Op een feestmaaltijd van Nederlanders, nl. ter gelegenheid der 25-jarige regeering van Z.M. Koning Willem III alhier in het Canonstreet Hotel 12 Mei 1874 onder voorzitterschap van den toenmaligen Gezant aan het Engelsche Hof, Graaf van Bijlandt, had eene inzameling plaats ten behoeve van alhier wonende arme Nederlanders, welke £ 160 opbracht. Een commissie tot beheer werd gevormd en het voornemen rijpte om een poging te wagen op dezen grondslag een grooter en blijvend fonds te vormen, dat dienen zou om arme landgenooten, waar zulks noodig en nuttig mocht blijken, zonder onderscheid van Godsdienstige of politieke beginselen in hunne behoeften tijdelijk te steunen. Het fonds dat in den loop der jaren in sterken geldelijken toestand is gekomen, beoogt meer dan het uitreiken van periodieke gaven. Het verstrekt rentelooze voorschotten aan personen of gezinnen, wanneer een behoorlijk onderzoek een gunstig resultaat oplevert. Het geeft onderstand in ziekte. Het verschaft wettelijke bescherming waar zulks noodig is om eene broodwinning te kunnen behouden of een onrecht te herstellen en het verleent hulp tot de opneming van weezen, arme, zieke en verwaarloosde kinderen in liefdadige instellingen. Dat het fonds het Bestuur een niet geringen arbeid bezorgt, moge hieruit blijken, dat in 1903, 1000 gevallen om hulp voorkwamen, en 700 personen of families tijdelijke hulp werd verleend, terwijl 8 leeningen werden verstrekt. Om van dit fonds, waaraan H.H.M.M. de Koningin en de Koningin-Moeder jaarlijks bijdragen en waaruit 52 personen een pensioen genieten, nog eenige cijfers te noemen, kan ik mededeelen, dat van 170 contribueerende leden in 1903 werd ontvangen een som van 281 pond sterling, en er aan giften 285 pond inkwam, dat over het jaar 1903 de uitgaven ruim 800 pond hebben bedragen, en het pensioenfonds op 1 Januari 1904 groot was 10857 pond sterling. Deze cijfers spreken boekdeelen en getuigen ons opnieuw van den weldaadzin | |
[pagina 168]
| |
der Nederlanders, een karaktertrek die in het buitenland ruim bekend is. Een tiental jaren later vormde zich een andere vereeniging en wel onder de Israëlieten in het ‘East End’ der wereldstad. De ‘Netherlands Choral and Dramatic Club’ waarvan de grijze heer Strelitski nog steeds voorzitter is en die sinds tientallen van jaren de Israëlieten in het oosten van de metropolis heeft geleid en vereenigd, werd in 1884 gevormd, oorspronkelijk geheel Hollandsch. Gedurende de 20 jaren dat deze ‘Dutch Club’ bestaat, sloten zich vele vreemdelingen erbij aan, dikwijls een gevolg van aanhuwelijking en waar de Israëlieten in het bijzonder hun eigenaardige karaktertrek hebben bewaard waardoor zij meer als ras op den voorgrond treden onverschillig van welke nationaliteit en zich gemakkelijker oplossen onder andere naties door hun verbroedering als belijders van een zelfden godsdienst, nam het Engelsche element weldra de overhand in de Club. Tal van Duitschers en Russen zijn er ook bij aangesloten; men hoort er Hollandsch, Engelsch en Duitsch spreken, maar de voorzitter blijft er steeds trotsch op dat deze groote vereeniging van ongeveer 900 leden een Hollandsche is. De leden betalen per maand 8½ penny en vinden afleiding en gezellig samenzijn te over in tooneelvoorstellingen, concerten, danspartijen en biljarts (waarvan er niet minder dan 8 zijn!) in hun groot, doch eenigszins verscholen clubgebouw in Spitalfield bij Whitechapel. Van de leesbibliotheek, deelde mij de voorzitter mede, die nog pas in 1904 op Koninginnedag verrast is met het ridderkruis der Oranje-Nassau-orde als blijk van waardeering voor wat hij sedert een half menschenleven voor zijn land- en stamgenooten heeft gedaan, wordt niet veel gebruik gemaakt. Nog een groot belang staat de ‘East End’ club voor. Zij is n.l. aangesloten bij de ‘Union’ die 1000 clubs ongeveer bevat en tusschen alle een onderlinge verbroedering wekt. De ‘Union’ is in het bezit van een ‘Convalescent Home’ bij Ramsgate, Pagwell Bay. Door ½ penny der maandelijksche contributie daaraan af te dragen, hebben leden der clubs het recht erin opgenomen te worden. Geruimen tijd verliep er, alvorens een ander lichaam in Londen werd opgericht en wel de ‘Nederlandsche Kamer van Koophandel’ (The Netherlands Chamber of Commerce.) In Londen, waar de Nederlandsche handelsbelangen zeer groot zijn, was een Kamer van Koophandel wel op haar plaats. 16 April 1891 werd dan ook tot oprichting overgegaan en wat zij in die 14 jaren én voor de Hollandsche Kooplieden hier als in Holland, én voor invoerders heeft tot stand gebracht, behoeft geen betoog. De nauwere handelsbetrekkingen die over en weer zijn aangeknoopt en het optreden der Kamer waar zulks noodig was, hebben den Nederlandschen handel een vasteren voet gegeven en tal van jongelui uit het vaderland een plaats doen veroveren door hare bemiddeling in de handelswereld hier ter plaatse. De Kamer telt thans een 90-tal leden in en een 230-tal buiten Londen. Dr. van Rijn, consulent voor landbouwzaken voor de provincie Friesland in Engeland, is medebestuurslid der Kamer, waaraan Mr. Dr. Roosegaarde Bisschop als secretaris en de heer Stoop als voorzitter hunne beste krachten wijden. Ter tegemoetkoming aan de vele aanvragen die tot haar kwamen om inlichtingen betreffende een bepaalden tak van handel of bepaalde handelaren, werd besloten aan de Kamer te verbinden eene afdeeling voor handelsinlichtingen doch tevens de gewone inlichtingen uitsluitend tegen 1/. - per aanvrage voor de leden beschikbaar te stellen. Een permanente commissie van 6 leden belast zich nu sedert September 1903 eens per week met de beantwoording der ingekomen aanvragen. De Kamer, die tot op dit jaar nog niet officieel was erkend, heeft nu volgens de Engelsche wet rechtspersoonlijkheid verkregen, tengevolge waarvan H.M. Gezant en de Consul-Generaal te Londen, die respectievelijk eerevoor- en eere-ondervoorzitter waren, moesten uittreden, daar dit met hun ambt onvereenigbaar was. Door de Kamer werd eveneens in 1903 een proefneming begonnen met plaatsing van Nederlandsche jongelieden op kantoren in Engeland, welke goed geslaagd mag genoemd worden, door de samenwerking met verantwoordelijke vereenigingen in Nederland en het leiden der aanvragen van jongelui bij werkgevers hier te lande Kwamen in 1903 in 31 aanvragen, in 1904 klom het getal tot 39. De voornaamste karaktertrekken van den jongen Nederlandschen handelsman bleken bovenal nauwkeurigheid en soliditeit te zijn, echter stond daartegenover in mindere of meerdere mate een dosis van de bekende Hollandsche eigenwijsheid. De secretaris spreekt het als zijn overtuiging uit dat voor de Nederlandsche jongelui de vreemde handelswereld open ligt en dat zij - met geestkracht en volharding bezield - nimmer aan het vinden eener plaatsing behoeven te wanhopen, doch dat het de plicht is van de leiders der schooljeugd in Nederland en van de Nederlandsche handelswereld in het algemeen om niet te dralen de bakens te verzetten, teneinde te voorkomen dat diezelfde jongelui - schoon van goed hout gesneden - blijken mochten onbruikbaar te zijn voor een vreemden patroon, omdat deze geen tijd kan besteden aan 't ontbolsteren, dat in de allereerste plaats in Nederland zelf had moeten geschieden. Ook op dit gebied werkt in Nederland te veel de oude sleur en wordt geteerd op vergane grootheid als stonden de wereld en de mededinging stil. Als bewijs dat de Hollandsche goederen in Londen eene groote afzetmarkt vinden, moge worden aangehaald dat het mij op één dag in Februari - genomen als voorbeeld - bleek, dat van de 40 schepen die volgens de boeken der autoriteiten de Theems waren binnen gevaren, 6 uit Holland kwamen en 1 uit Java. Is de Ned. Herv. Kerk van Londen eene liberale richting toegedaan, de ‘Christelijke Vereeniging van Nederlanders’ eveneens in 1891 opgericht, neemt | |
[pagina 169]
| |
den Bijbel als eenig richtsnoer aan en bevordert door onderlinge bijeenkomsten en het onderzoek van Gods woord het christelijk leven en werkt tot heil onzer landgenooten in Londen. De vereeniging, waarvan H.M. Gezant bij 't Eng. Hof eerevoorzitter is, telt een 25-tal leden, heeft een keurig lokaal in het westen der stad en mag zich in toenemenden bloei verheugen. Behalve de gewone bijeenkomsten, vinden nu en dan openbare vergaderingen plaats, waar sprekers uit Holland eene lezing houden, zooals er deze maand twee en in Mei een gelijk aantal zijn georganiseerd, terwijl de spreker der laatste twee, tevens de beurt waarneemt in de Ned. Hervormde gemeente, wier predikant dan uitstedig is. Ofschoon vroeger de Vereeniging uit een hoofdvereeniging in de ‘City’ met eene afdeeling het ‘West End’ bestond, is in December 1904 de afdeeling tot de vereeniging vervormd, omdat de vergaderingen in de stad slecht werden bezocht (waarschijnlijk tengevolge van den afstand en het moeilijk uur) en de toenmalige afdeeling zich in veel belangstelling mocht verheugen. De vereeniging heeft ook een boekerij. Het was een 4-tal jaren later, in Augustus 1895, dat de hier woonachtige tuinlieden behoefte gevoelden zich aan te sluiten om tevens in het belang van hun vak werkzaam te zijn. Zij richten dan op de ‘Vereeniging Hollandia’, eene zelfstandige en wetenschappelijke vereeniging, welke zich ten doel stelt de behulpzame hand te bieden aan hen, die voor langer of korter tijd in Engeland bezoeken om zich verder in den tuinbouw te bekwamen. De vereeniging, die in Richmond (Surrey) een voorstad van Londen haar vereenigingslokaal heeft, bevordert tevens gezellig samenzijn der leden, bespreekt onderwerpen den tuinbouw betreffende, houdt lezingen, verschaft de meest belanrijke tuinbouwbladen ter lezing, houdt een adresboek bij van kweekerijen in Engeland en verzendt circulaires met inlichtingen, welke bij overkomst den nieuweling van dienst kunnen zijn. Zij telt een 25 á 30-tal leden en heeft een eigen bibliotheek. De ‘Christelijke Nederlandsche Zeemansbond’ werd in Maart 1897 op initiatief van enkele hier woonachtige Hollanders in het leven geroepen en hoewel niet direct, heeft zij misschien toch haar ontstaan te danken aan de ‘Christelijke vereeniging van Nederlanders te Londen’. Het hoofddoel is evangeliseeren onder de zeelieden die geregeld Londen aandoen (d.w.z. Hollandsche zeelieden) en daarnevens ook het verleenen van steun op elk terrein en in alle voorkomende omstandigheden. De zendeling K. Ratsma (die tevens secretaris is van den bond) bezoekt geregeld een 20-tal schepen waarop hij janmaat spreekt tweemaal per week, aan boord, en ook in twee of meer samenkomsten in het daarvoor opengestelde lokaal, waar soms 15 tot 20 zeelieden om hem zitten, terwijl zijn echtgenoote voor Hollandsche huiselijkheid en een Hollandsch ontbijt zorgt, want òf voor òf na de samenkomst schenkt zij koffie en het is aangenaam te zien hoe zich de jantjes bewegen te midden van 't huisgezin des zendelings, dat aan den avonddisch mede aanzit. Aan hen die de reiskosten aan deze bezoeken verbonden niet kunnen dragen, wordt tusschen de 30 en 60 cent vergoeding gegeven. Eerepresidente is mevrouw H. Baronesse d'Ablaing van Giessenburg, die steeds met liefde en toewijding aan dezen arbeid verbonden is gebleven en waarvan de uitgaven uit bijdragen worden gevonden zoowel hier als in Nederland. Het onderhoud van den zendeling wordt door een belangstellende gedragen. In 18 maanden werden door den bond ruim 2000 kleinere of grootere geschriften verspreid, benevens 160 evangeliën en ruim 100 nieuwe testamenten, alsook christelijke dag- en weekbladen. De heer W.L.A. van Oosterwijk Bruijn trad na het overlijden van den voorzitter Graaf Bentinck, als zoodanig op. Ten slotte ben ik dan aan de benjamin der vereenigingen gekomen, n.l. de Nederlandsche Vereeniging ‘Eensgezindheid’, die in Januari 1903 het levenslicht zag. Hadden de meer gegoeden hun vereeniging en club in Regentstreet en de Israëlieten eveneens in ‘East End’, de Hollandsche werklieden zochten in het schoone motto: ‘Eensgezindheid’, hetzelfde doel te verwezenlijken. De Vereeniging, van welke meest handwerkslieden als kleermakers, kappers, meubelmakers deel uit maken, neemt nóch een godsdienstig, nóch een politiek standpunt in en staat open voor alle Hollandsch sprekenden, die per maand 3 penny willen betalen. Ruim een jaar geleden richtte men reeds een ziekenfonds op. Deze zoo nuttige instelling keert in geval van ziekte 12 weken lang een lid 12 shilling uit en daarna gedurende 6 weken 6 shilling per week. Ingeval van overlijden wordt den erfgenamen van een lid £ 5 uitbetaald. Bij den dood der vrouw van een lid keert het fonds £ 3 uit. Hiertoe draagt elk lid der vereeniging (desverkiezend) 7 penny bij en het batig saldo wordt jaarlijks pondpondsgewijze onder de leden van het fonds verdeeld Het reservefonds dat uit giften is gevormd, wordt echter niet aangesproken, tenzij de kas onvoldoende mocht zijn om aan de verplichtingen te voldoen. Dit reservefonds is reeds in een jaar tot f 700 aangegroeid. De vereeniging heeft voorts een bibliotheek opgericht (die thans een 100-tal boeken telt) en weldra ook voor niet leden zal worden opengesteld tegen borgstelling en eene vergoeding van 1 penny per boek per week. Het mannenkoor van ‘Eensgezindheid’ heeft reeds eenige malen bewezen dat het haar ernst is door volhardende oefening na een lange en soms zware dagtaak. De vereeniging die reeds tal van goede voordrachten, lezingen, en concerten heeft georganiseerd en een 50-tal leden telt, is ook bereid inlichtingen te verschaffen aan werklieden die hier overkomen en vooral wenscht zij de aandacht op schijnschoone advertenties te vestigen, welke helaas menig slachtoffer eischen. Zij heeft een goede naam, ontvangt steun van | |
[pagina 170]
| |
velen hier ter stede, en heeft nog vele groote plannen. Ik hoorde zoo iets van een catalogus harer boeken in krantenvorm uitgeven en die tot een Hollandsche krant opwerken... maar mag niet verder uit de school klappen. Hulde aan de mannen, die met ijver en wilskracht deze vereeniging tot stand brachten. Zij is eene aanwinst voor de Hollandsche Kolonie ter plaatse. *** Verwondert het den lezer nog dat er geen afd. ‘Algemeen Nederlandsch Verbond’ bestaat in Londen? Na het voorgaande, geloof ik 't niet. Toch is het jammer dat het Verbond hier de laatste jaren geen vasten voet heeft kunnen krijgen. Er wordt reeds zooveel door andere vereenigingen gedaan, nogtans ware, nu dat algemeene verbond bestaat, aansluiting van al wat Nederlandsch is, zeer gewenscht. Of mijn pogingen verwezenlijkt worden, weet ik niet. Het Verbond dat hier bijna totaal onbekend was, heeft in den laatsten tijd vrienden gekregen. De poging welke een 3-tal jaren geleden in het werk is gesteld om een afdeeling op te richten, is niet gelukt. Moge zij nu slagen. Aan bibliotheken ontbreekt het niet. Ik noemde u er 6. Dat het A.N.V. die steune, welke steun noodig hebben. ‘En bestaat er onder zoovele duizenden Nederlanders geen blad?’ zal men wellicht vragen. De Hollandsche kolonie die de 9e plaats inneemt gerekend naar de numerieke sterkte onder de 30 nationaliteiten, die volgens de volkstelling van 1901 door de in Engeland en Wales wonende vreemdelingen vertegenwoordigd worden, maar in verhouding tot het aantal bewoners van ons land en dat der andere hier vertegenwoordigd wordende landen de sterkste kolonie in Engeland is, had vroeger, een 25 à 30 jaar geleden, een blad: de ‘Nederlander’ hetwelk opgehouden heeft te bestaan evenals ‘Hollandia’ hier een 5-tal jaren geleden door den heer Simons uitgegeven en in 1902 gestaakt. Alleen bestaat het blaadje: ‘Stemmen uit de Hollandsche gemeente te London’ onder redactie van Dr. S. Baart de la Faille, hetwelk door de Winteravondvoordrachten-commissie wordt uitgegeven en bekostigd en den deelnemers toegezonden, wanneer het eens per drie maanden (op ongeregelde tijden) verschijnt. Indertijd is nog een poging gedaan om eene Afdeeling van de ‘Maatschappij tot Nut van 't Algemeen’ op te richten, welke evenmin slaagde. *** Ik breng bij dezen mijn dank aan de besturen der genoemde vereenigingen voor de bereidwilligheid waarmee zij mij gegevens verschaften of hun jaarverslagen zonden en aan den predikant der Ned. Herv. Gemeente van Londen die mij steeds in de gelegenheid stelde in het archief der Kerk te lezen.
Londen, Lentemaand 1905. Fred. Oudschans Dentz.
|
|