op meer dan belachelijke wijze onderbroken.
Waar blijft het verband tusschen woord en toon bij de volgende scandeering uit het slotkoor der 9e Symphonie?
Ihr | stürzt nie | der Mi | llio | nen, ah | nest du | den Schöpf | er Welt | Such | ihn ü | ber Ster | nen zelt | Ue | ber Ster | nen musz | er woh | nen. |
Zelfs bij de meest moderne componisten o.a. bij Richard Strauss, zijn de woord- en zinsherhalingen aan te wijzen. Ik ben zoo vrij hieruit te besluiten dat verband tusschen woord en toon (letterlijk bedoeld dus) niet bestaat. De beteekenis van het woord, of nog beter van den zin, wordt door den componist weergegeven in den muzikalen zin; dat is de eisch, de onverbiddelijke eisch. Zooals men op het tooneel wil verband tusschen woord en gebaar, wat niet wil zeggen, dat ieder woord een afzonderlijk, daarmede verband houdend gebaar krijgt, maar wat beduidt dat de beteekenis van het woord of den zin door een daarmede verband houdend gebaar wordt toegelicht, - zoo is het ook met dat verband tusschen woord en toon.
De heer A. Belinfante Jr. heeft in een voordracht over dit onderwerp een massa voorbeelden van slechte voordracht aangehaald. Hij had bij Berlioz, Saint Saens en wie niet al, veel erger dingen kunnen vinden. Schumann zingt wel: Die Lotusblume ängstigt (rust) sich vor der Sonne Pracht. Dat is toch eene ergerlijke fout.
Die componisten werken dus allen slecht, het verband tusschen woord en toon is er niet, absoluut niet. En men wil dit als doodslaand argument in het debat over vertalen aanhalen. Voor mij is dit argument er geen en ik ben door de daden der groote componisten in goed gezelschap.
Eene vertaling behoort weder te geven dezelfde beteekenis als het oorspronkelijke en mag natuurlijk geene declamatorische fouten bevatten. Er is geen enkel werk onvertaalbaar; met behulp van een dichter neem ik aan Wagner's muziekdrama's in onze taal te vertalen.
Het moeilijkst te vertalen is het Italiaansch en die werken voeren zelfs wij Hollanders, bijna nooit in het oorspronkelijke uit. Maar alle andere talen laten zich zeer goed vertalen. Geen oogenblik denk ik er over mijn eigen vertalingen als voorbeelden aan te halen, - hoe gaarne zag ik dat onze dichters hierin eens behulpzaam waren om tot iets moois te komen, - maar ik zal toch zoo vrij zijn voort te gaan en hoop steeds meer aanhangers te krijgen voor dit mijn beginsel.
Hoe verhoudt zich de uitvoerder tot den tekst? De zanger, hetzij solist of lid van het koor moet voelen wat hij zingt; zonder dat kan hij geen voordracht geven. Wij voelen de vreemde taal niet. Moeder is voor ons heel iets anders dan Mère. Iedere aanspraak, kort of lang, komt kernachtiger uit onzen mond als zij in onze eigen taal gesproken wordt. Dat aangeleerde Fransch en Duitsch van zoovelen die zingen en die zelfs maar een flauw begripje van deze talen hebben, is belachelijk. Daargelaten de afschuwelijke uitspraak, zoowel van Duitsch als van Fransch, de volstrekt Hollandsche schooluitspraak van deze vreemde talen, gaat er van dit gezongene geene bezieling uit, het komt niet uit het hart.
Meer dan belachelijk is de poging van het Volkszangkoor van de Samenwerking te Amsterdam, om een oratorium te zingen in het Duitsch, waar de koorleden deze taal in het geheel niet verstaan. Ik heb zelf eens medegewerkt bij eene uitvoering van dit koor en hoe verdienstelijk er ook gezongen werd, het bleven zingende automaten. Zij voelden niets van hetgeen zij zongen.
En overal ter wereld denkt men er zoo over; in ieder land zingt men in eigen taal, in groote zoowel als in kleine landen. Alleen wij, internationalen, om ons een glimp van ontwikkeling te geven, doen dit niet, wij verloochenen liever onze eigen taal, die wij als kinderen gesproken hebben, en zingen Fransch en Duitsch en Engelsch, neen dat liever niet, dat kennen wij zoo goed niet, dat spreken wij zoo raar uit, dan zingen wij dat in eene Duitsche vertaling, maar niet in eene Hollandsche. Want dat Hollandsch is zoo'n akelige zingtaal! Hoort U dat niet door een of ander zeggen?
Van hart tot hart moet het gaan. Hoe dringt dat vreemde woord door tot het hart van den hoorder, die alleen Hollandsch verstaat? Wat is toch in 's hemels naam de taak van den kunstenaar? Om muziek ingang te doen vinden bij het volk, niet bij een gedeelte, dat eene vreemde taal meer of minder verstaat, maar bij het geheele volk.
Als hulpmiddel diene, zeggen de vijanden van vertalen, eene vertaling onder den tekst gedrukt. Dat schijnt mooi, maar is verkeerd. Wanneer het oor iets anders hoort dan het oog ziet, is het rustig opnemen onmogelijk; wij spreken hierbij van coördinatie der zintuigen. Wij moeten rust brengen in een samenstel van gewaarwordingen, anders kunnen wij het niet verwerken.
Eene ondergeschreven vertaling is òf woordelijk en dan is zij onzin, of vrij en dan is deze coördinatie onmogelijk, Op het oogenblik dat het oor hoort ‘lieben’, ziet het oog misschien ‘vrouw’. Hoe wil men nu dat deze hoorder iets begrijpt van wat hij hoort. De woordelijke vertaling brengt hem geheel uit zijn rust; die onzin prikkelt hem.
Neen, hij moet zelfs zonder boekje kunnen begrijpen wat er gezongen wordt en dit kan hij alleen als hij hoort het woord, dat hem van kindaf heeft toegeklonken. Dat maakt indruk op hem, dat doet hem goed, daarvan neemt hij iets mee. Het andere gaat hem voorbij. Klanken, enkel holle klanken zijn het voor hem Geen woord, geen zin, och arme, ook geen verband tusschen woord en toon, voor hem bestaat dit alles niet. Een dood stuk muziek, dat is het.
Maar wij kunnen het leven inblazen, door het te geven in onze eigen taal en het zoo te zingen voor heel ons volk, voor arm en rijk, voor allen, die werkelijk zullen genieten van een kunstwerk.
Dat heeft de Oratorium-Vereeniging gedaan met afwijking voor kerkelijke Latijnsche teksten, en dat zal zij blijven doen om allen, die willen komen, het kunstwerk te geven, zoodat zij alles kunnen begrijpen en mede leven. Dat is het mooie van haar taak, dat zij naast het ernstig beoefenen der