Het Nederlandsche Lied.
Het eerste jaarverslag van de Vereeniging Het Nederlandsche Lied eindigt aldus:
Een ander en niet minder welkom bewijs van belangstelling ontving het Bestuur van Jhr. L.C. Van Panhuys in den vorm van een brief (stukken, No. 29), waarbij onze aandacht op West-Indië als arbeidsveld gevestigd werd en tevens middelen aan de hand gedaan, om daar te zijner tijd voor de goede zaak aanhang te verwerven. Gelijken geest ademt een schrijven van de Nederlandsche Kamer van Koophandel te Melbourne (stukken No. 69) inhoudende het aanbod om de verspreiding onzer liederboeken in het vijfde werelddeel als tusschenpersoon op zich te nemen. Hoe gaarne zouden wij die aangebodene hand aangrijpen. Komt, rijke Nederlanders, beseft dat hier iets grootsch verricht kan worden. Verschaft door onbekrompen steun ons de gelegenheid, u zelven de voldoening zoowel binnen onze grenzen het nationale gevoel en de volksbeschaving door het Lied tot hooger peil op te voeren, als ook ver over zee den band met onze stamgenooten nauwer aan te halen. Laat u bewegen door het volgende liedje, ons uit het binnenland van Australië toegezonden, waarschijnlijk in het cosmopolitische New-York ontstaan:
Holland, dierbaar land der Vadren,
Steeds verkondig ik Uw faam;
Sneller klopt mij 't bloed door d'adren
Bij het noemen van Uw naam,
Waar of ik mij ook moog' wenden,
Waar of ik mij ook bevind',
'k Zal van ver een groet U zenden,
'k Blijf, o Holland, steeds uw kind.