Neerlandia. Jaargang 9
(1905)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet R.-C. Bijzonder Onderwijs op Curaçao.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in copie aanwezig, waarin Z.D.H. zich tot allerlei personen in Nederland en elders wendt, om hen te overtuigen van de noodzakelijkheid, vooral de arme slavenbevolking te onderrichten in de waarheden van den godsdienst, om ze zoo voor te bereiden op de emancipatie, die op til was. Men veroorlove ons een paar aanhalingen te doen uit dien belangrijken brievenschat. Ze zullen den lezer overtuigen hoe reeds in de eerste helft der vorige eeuw de Katholieke Missie er op uit was, het onderwijs der volksklasse met alle mogelijke middelen te bevorderen. Reeds in 1834 (14 Nov.) schreef Mgr. Niewindt aan den toenmaligen Minister van Koloniën:
Excellentie, Na eene hoofsche inleiding, meent Mgr. Niewindt No. 33. Hendrik-school.
als oud vriend van Z. Ex. dezen eenige punten te mogen herinneren: ‘In de eerste plaats verdient zekerlijk gesteld te worden de verregaande onbeschaafdheid, welke alhier onder de lage volksklasse wordt opgemerkt en die natuurlijkerwijze de moeder van vele misslagen en gebreken is; ik heb gedurende de 10 jaren, dat ik mij hier bevind met mijne medepriesters getracht deze ruwheid zooveel als mogelijk is door een godsdienstig onderwijs te verminderen; ofschoon deze pogingen niet vruchteloos geweest zijn, hebben zij echter niet geheel en al haar doel bereikt; immers om hier toe te geraken zou ik in de eerste plaats meer geestelijken behoeven, en in de tweede plaats, zou ik het dan ook voor allernuttigst achten, dat het Gouvernement ons de hand leende om op de eene of andere wijze leermeesters aan te schaffen, welke den behoeftigen onderwijs in het lezen en schrijven konden geven; dat onderwijs zou zich ook tot den slavenstand kunnen uitstrekken, indien hetzelve b.v. ten dienste der slaven des avonds na den afloop des arbeids, of wel des Zondags na de Godsdienstoefening gegeven werd. Ik bedoel hier zeker geen uitgebreid onderwijs, maar slechts zoodanig hetwelk, die thans volstrekt onwetende menschen kan in staat stellen om op eene betere wijze de grondbeginselen van hunnen godsdienst in welken zij gedoopt zijn en de verplichtingen, welke zij ten opzichte van het Gouvernement, van hunne meesters en van hunnen evenmensch te vervullen hebben, te leeren kennen. Evenzoozeer ik een al te uitgebreid onderwijs voor die soort van menschen zou gevaarlijk achten, evenzoo meen ik, dat eene volstrekte domheid nadeelig wezen kan; immers iemand, die niets weet en geen plichtgevoel bezit is niet moeilijk tot alles te verleiden en kan ligtelijk door den eerstkomenden fortuinzoeker bedrogen worden. Er zijn wel is waar op de weinige hier bestaande scholen eenige arme kinderen, welke aldaar gratis onderwijs genieten, dan, hun aantal is zoo gering dat hetzelve waarlijk niet waardig is genoemd te worden. Op het platteland, evenals op Aruba en Bonaire is geen de minste gelegenheid om kosteloos eenig onderwijs te erlangen’. Bij eene andere gelegenheid, toen de Emancipatie der slaven al meer en meer naderde, wendde Mgr. Niewindt zich opnieuw tot de Regeering in Nederland, en drong er ten sterkste op aan, dat men de slaven op die emancipatie door onderwijs zou voorbereiden. ‘Alle slaven’, zoo schrijft de ijverige Prelaat; ‘misschien een 25 uitgezonderd, zijn in den Roomsch Kath. Godsdienst gedoopt, evenals de gekleurde en zwarte vrije bevolking dezer drie eilanden..... Ik geloof niet, dat ik mij te veel laat voorstaan, indien ik gerustelijk beweer, dat voor geen oproer, geen merkelijke schennis van eigendommen, nog veel minder van personen, alhier te vreezen is, indien ons, priesters, de noodige middelen gegeven worden om op de harten dier menschen in godsdienstigen zin te kunnen werken. Ja, ik durf gerustelijk beweren, dat onze invloed meer zal ten uitvoer brengen om rust en kalmte in deze kolonie te handhaven dan een talrijk, kostbaar en mijns bedunkens, ondoelmatig garnizoen in staat is zulks te doen. Ik bedoel hier niet zoozeer het godsdienstig onderwijs, alswel het schoolonderwijs; onkunde of liever | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
domheid is niet slechts het kenmerk van onbeschaafdheid, maar ook al te dikwijls de moeder van ondeugd en wanorde. Daar echter zulks meer op het opkomende geslacht dan op het tegenwoordige der slaven, die geëmancipeerd staan te worden, betrekking heeft, kan ik Uwe Exc. de verzekering geven, dat wij bereid zijn, om bij de eventueele emancipatie op de drie door ons opgerichte scholen, waar aan arme kinderen gratis zonder eenige tegemoetkoming van het Gouvernement, thans onderwijs gegeven wordt, ook de kinderen der geëmancipeerde slaven, voor zooverre de localen zulks toelaten, op te nemen’.Ga naar voetnoot(1) Mgr. Niewindt spreekt in dezen brief van drie door hem opgerichte scholen. Inderdaad, hij had zijne pogingen niet beperkt tot brieven schrijven, maar ook de hand aan den ploeg geslagen. Den 12en Januari 1842 bood de haven van Curaçao een ongewoon schouwspel. De mare had zich verspreid, dat de Maria en Jacoba, die voor de haven lag, liefdezusters aan boord had, die zich op Curaçao kwamen vestigen, om zich te wijden aan het onderwijs der jeugd. Dat was iets geheel nieuws voor Curaçao, waar voor zoover men wist nog nooit eene Katholieke Liefdezuster zich vertoond had, of het moest zijn op de doorreis naar Venezuela of Colombia. Weldra lag de Maria en Jacoba in de haven ten anker. Mgr. Niewindt ontving de 5 Eerw. zusters, die de hoeksteenen zouden zijn voor het gebouw van bijzonder onderwijs. Reeds den 14en Febr. werd door de Eerw. zusters hare eerste school geopend, welke drie afdeelingen bevatte, voor notabelen, burgers en armen. Spoedig riep het groote getal leerlingen om versterking der leerkrachten en reeds in 1843 kwamen 5 nieuwe zusters het eerste getal verdubbelen. Met veel tegenspoed had deze kleine kolonie in den beginne te kampen. De gele koorts, de geesel der tropen, eischte hare slachtoffers. Binnen het jaar viel èn de eerste Rector der zusters, de Eerw. Heer v. Roosmalen, die de zusters van uit Holland begeleid had, èn de eerste overste de Eerw. Mère Scholastique ten offer aan de gele koorts. Doch de grondslag was gelegd en de gevallenen werden telkens door nieuwe zusters vervangen. Weldra voegden zich bij de dagscholen door de zusters bestuurd, ook een pensionaat, waar jongedames van de eilanden van den West-Indischen archipel, van Venezuela en Colombia eene aan haar stand beantwoordende opleiding ontvingen. Den 11 Febr. 1848 deed Mgr. Niewindt bij het Gouvernement van Curaçao aanvrage, om de eerste school voor armen op te richten buiten de stad, n.l. op den Cabrietenberg te Barber. Deze datum en dit feit zijn merkwaardig. Het Gouvernement van Curaçao had de handen vol aan het onderwijs in het stadsgedeelte. Het kon toen, evenmin als thans, denken aan het onderwijs in de Buitendistricten. Welk onderwijzer of onderwijzeres zou zich daar bij de slavenbevolking hebben willen vestigen te midden van negerhutten in de bergen verspreid? Al hadde men het hoogst mogelijke salaris beschikbaar gesteld, er zouden geen geschikte personen gevonden zijn. Wat dus het Gouvernement niet aandurfde of niet aan kon, Mgr. Niewindt durfde het aan, steunend, en niet te vergeefs, op den geest van opoffering der Eerw. zusters. Daar werd inderdaad moed vereischt voor die onderneming. Op ossenkarren moest de reis naar het binnenland gedaan worden. Men moest verzaken aan den omgang met beschaafde menschen, verzaken ook aan al de gemakken, die het stadsleven in overvloed geeft, zich tevreden stellen met den armelijken kost en het kabrietenvleesch van 't platteland. De school begon, en deze stichting werd weldra gevolgd door meerdere andere. In 1848, 11 Dec. werd voor Bonaire eene zusterschool aangevraagd, den 29en Juni 1849 voor St. Martin, welke aanvraag echter door het Gouvernement geweigerd werd. Deze weigering steunde op een Gouvernements-besluit van 1819, (19 Nov.) waarbij bepaald werd, dat geene bijzondere scholen mochten worden opgericht zonder toestemming van den Gouverneur. Het duurde echter niet lang meer of ook Bonaire en Aruba hadden hare zusterscholen in de verschillende parochiën; want ook in onze Kolonie werd het eeuwenoude, eerbiedwaardige gebruik gehuldigd, dat naast de Kerk ook de school verrijzen moet. In 1851 (13 Juni) had ook de Parochie Santa Maria in de Midden-divisie van Curaçao, en Pietermaay in het stadsdistrict eene zusterschool, Santa Rosa in de Boven-divisie had de hare in 1853, en zoo volgden al de parochiën der kolonie de eene na de andere. Ook voor de mannelijke jeugd in de stad had Mgr. Niewindt gezorgd. Reeds in 1849 kon hij naar Holland schrijven ‘dat er in de stad eene uitstekende Katholieke school voor jongens bestond onder leiding des Heeren B. Huijke, een uitstekend Hollandsch onderwijzer’, dien Mgr. Niewindt in 1842 voor zijne missie had geëngageerd. ‘In deze school’ zoo schreef Mgr. Niewindt den 8sten Jan. 1849, ‘wordt tegen een matig schoolgeld in 4 levende talen, behalve in de verdere bijvakken onderwijs gegeven; de man doet opofferingen, die zelfs zijn krachten te boven gaan en heeft het zooverre gebracht dat zijn school volgens de getuigenis van den President der schoolcommissie alhier, Mr. J. Schotborgh Hz. bij het laatste schoolexamen, de beste der alhier bestaande scholen is.’ Ook had Santa Rosa, dank zij de persoolijke bemoeiingen van den volijverigen Pastoor Putman reeds eenigen tijd zijne Katholieke school onder leiding des Heeren van Gijzelen, welke school in 1853 in eene zusterschool overging. In 1858 verwezenlijkte Mgr. Niewindt een zijner lievelingsdenkbeelden, de oprichting n.l. van een Weeshuis voor meisjes, waarin aan die kinderen eene opvoeding gegeven zou worden, die haar later in staat zoude stellen als nuttige leden der maatschappij werkzaam te zijn. In die dagen reeds ging Mgr. Niewindt, die altijd groote plannen overwoog en uitvoerde, om met het denkbeeld, om in de verschillende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 34. Armenschool in de buitendistricten. School en kerk op Westpunt.
parochiën ook afzonderlijke jongensscholen op te richten. Hij wendde zich daarom in Nov. 1857 tot Mgr. Zwijsen, aartsbisschop van Utrecht, om geestelijke broeders, die zich twee aan twee in de verschillende parochiën zouden vestigen en zich wijden zouden aan het onderricht der mannelijke jeugd. Dit plan schijnt echter op onoverkomenlijke moeilijkheden gestuit te zijn; althans in volgende jaren zien wij hem met gelijk verzoek zich wenden tot Mgr. Paradis, Bisschop van Roermond, en Mgr. Rutten te Maastricht, evenwel zonder beter succes. In allen gevalle blijkt uit al deze pogingen van den ijverigen Kerkvoogd, dat het hem hoogen ernst was met hetgeen hij aan de Hollandsche Regeering schreef, dat n.l. de slavenbevolking door onderwijs moest worden voorbereid op de Emancipatie, Dat dan ook die Emancipatie in latere jaren zonder de minste moeilijkheid of zonder een zweem van onlusten kon plaats hebben, heeft de Regeering voor een zeer groot gedeelte te danken aan den onvermoeiden ijver, de onafgebroken werkkracht van den grooten man. De Regeering erkende dit eenigszins door Mgr Niewindt te benoemen tot Ridder van den Ned. Leeuw, eene onderscheiding die zelden méér verdiend was. Toen den 12en Jan. 1860 de ijverige Prelaat het moede hoofd ter ruste legde, was het bijzonder onderwijs geheel georganiseerd en behoefde zich nog slechts te ontwikkelen, om te komen tot den wasdom, dien het in onze dagen bereikte. Ontzaglijke offers van werkkracht en geld werden daartoe gevorderd. De Regeeringen van Curaçao waren in den loop der jaren niet altijd even geneigd dit laatste te verleenen; er waren Gouverneurs die maar niet wilden inzien, welke gewichtige diensten de Kath. Missie in zake onderwijs aan de Kolonie bewees; er waren er zelfs, die doortrokken van den ouden partijgeest dat onderwijs zooveel mogelijk tegenwerkte, ofschoon ze er zelf niets voor in de plaats konden geven; maar dat alles ontmoedigde Mgr. Niewindt niet. De moeilijkheden schenen zijn moed te stalen en zijne werkkracht te verhoogen. Uit het archief der Missie zouden belangrijke stukken kunnen openbaar gemaakt worden, om dit te staven. Zijne opvolgers behoefden slechts voort te bouwen op de grondslagen door hem gelegd. No. 35. Pensionaat Welgelegen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1864 werd het pensionaat der Eerw. zusters aan den Havenkant in de stad gescheiden van de dagscholen en overgebracht naar de frisch gelegen Plantage Welgelegen (Habay) weleer bewoond door Gouverneur van Raders en getuige van zijne talijke proeven op landbouwkundig gebied. Weldra verrees (in 1867) een geheel nieuw gebouw op Europeesche wijze als Pensionaat ingericht, prachtig gelegen aan den oever van het Schottegat, en werd het oude, ruime plantage-huis ingericht tot Weeshuis. Dat nieuwe pensionaat is sinds dien tijd de roem geweest van Curaçao en heeft niet alleen in Santo Domingo, Haiti, Venezuela, Colombia, Costa Rica enz. licht verspreid en beschaving, maar ook voor Curaçao een bron geopend van tijdelijke welvaart, door de ontelbare vreemdelingen, die het aantrok en die hier op Curaçao geruimen tijd vertoefden, hunne inkoopen deden, en allerlei ondernemingen deden bloeien. In 1886 slaagde Mgr. Kreckens er in ook voor de mannelijke jeugd op Curaçao eene blijvende stichting in het leven te roepen. Op zijne uitnoodiging en gesteund door zijn aanzienlijk privaat-vermogen, kwamen de Eerw. Fraters van Tilburg zich op Curaçao vestigen. Het Colegio ‘Santo Tomas’ was de vrucht van zijne pogingen. Wat met zoo gunstigen uitslag gedaan was voor de meisjes, geschiedde ook nu voor de jongens. Een pensionaat voor jongeheeren werd geopend en weldra stroomde de jeugd van Venezuela, Colombia en Santo Domingo toe om zich te laven aan deze nieuwe bron van godsdienst, wetenschap en beschaving. Doch ook de arme jeugd werd niet vergeten. Spoedig werden op Otrabanda en Pietermaay jongens armenscholen gevestigd in ruime en luchtige lokalen, waar door uitstekende onderwijzers, meestal in Holland gediplomeerd, thans onderwijs wordt gegeven aan ± 800 kinderen. Het zou onbillijk zijn hier niet even te herinneren aan die kloeke Katholieke onderwijzers, die de Eerw. fraters voorafgingen. Zij hebben de hitte van den dag gedragen, zeker niet aangelokt door rijke salarissen of hooge pensioenen, maar door de edele aandrift hunner ziel om hunnen evenmensch wel te doen en de duisternis des geestes te verdrijven. Wie op Curaçao herinnert zich niet de namen van een Huijke, van een Dr. Baralt, den edelen banneling, van een ‘Meneer’ Balk, van een Meester van Maanen, van een Eerw. Heer van den Donk en anderen, wier naam hun lof is. Het Katholieke Curaçao is hun oneindig veel verschuldigd. Ook moet hier nog melding gemaakt worden van eene poging om op Curaçao, eene Katholieke inrichting voor hooger onderwijs te vestigen, wij bedoelen het Seminarie van Scherpenheuvel, hier opgericht door den Bisschop van Merida (Venezuela) en toevertrouwd aan de Eerw. Dominicaner der Hollandsche Provincie. Een ruim gebouw verrees en het onderwijs nam onder de gunstigste voorteekenen een aanvang. De onophoudelijke revoluties echter, die Venuzuela's boezem de daaropvolgende jaren verscheurden, noodzaakten, jammer genoeg, deze onderneming, die zooveel goeds beloofde, prijs te geven. Een zelfde lot, om dezelfde redenen, dreigt ook het eertijds zoo bloeiende Colegio ‘Santo Tomas’. Hier mag niet nagelaten worden eene eerbiedige hulde te brengen aan de nagedachtenis van een man, die verleden jaar stierf, doch wiens gedachtenis niet spoedig vergaan zal; wij bedoelen den Z. Eerw. P.H. Frie, den stichter van het R.C. Jongens-Weeshuis te Santa Rosa. Deze practische man had ingezien, dat eene ambachtsschool voor Curaçao eene onwaardeerbare weldaad zou zijn. Met geheel zijne liefdevolle ziel wijdde hij zich aan zijne edele taak, doorreisde Amerika en Holland, om de noodige fondsen voor zijne stichting te verzamelen. Zelf kunstenaar, onder Italiës blauwen hemel gevormd in de school der groote meesters, wist hij zijn kunstzin dermate aan zijne leerlingen mede te deelen, dat weldra het Weeshuis van Santa Rosa een kunstatelier bezat, wiens faam zich verre buiten Curaçao uitstrekte. Hij werd in zijn arbeid bijgestaan eerst door zusters Dominicanessen en later door de zonen van Don Bosco van Turijn, die nog heden ten dage met veel toewijding de inrichting besturen. De naam van Pastoor Frie zal in zegening blijven, zoolang er nog op Curaçao één dankbaar hart zijn zal. Wij zijn gekomen aan het einde onzer taak. Het bijzonder onderwijs in zijn wording, geschiedenis en ontwikkeling heeft ons eenige oogenblikken bezig gehouden. Het zij ons ook nog geoorloofd een enkel woord te wijden aan zijne toekomst. Men heeft daarbij wel onderscheid te maken tusschen de stad en het platteland. In de stad zal zich het bijzonder onderwijs gemakkelijk op de hoogte houden, waarop degelijk onderwijs zijn moet, dank zij den steun der Regeering, dank ook de aanwezigheid van openbare scholen, welke een heilzamen naijver in het leven roepen en houden, die aan beide ten goede komt; dank vooral aan de toewijding, waarmede het personeel zijne zware taak vervult. Ook in de stad zal het mogelijk zijn de bijzondere school als een machtige factor te gebruiken voor de verspreiding der Nederlandsche taal en inderdaad is haar invloed ten deze niet te miskennen.Ga naar voetnoot1) Op het platteland echter, in de Buitendistricten, is de toestand geheel anders. Daar is het aantal kinderen zeer groot, wijl de R.C. Geestelijkheid met alle middelen welke haar ten dienste staan, de kinderen tot schoolbezoek aanzet. Maar het aantal onderwijzeressen is gering in vergelijking met het aantal kinderen. Vandaar dat niet altijd de resultaten aan de gestelde verwachtingen kunnen beantwoorden, ofschoon de schoolcommissie ieder jaar verklaart dat zij tevreden is over de R.K. scholen. Ook is de verspreiding der Ned. Taal onder de negerbevolking van buiten gering. Dat verwondere niemand, als men bedenkt, dat het volk eene zeer gemakkelijke, geheel aan hunne organen beantwoordende taal bezit in het Papiamentsch; de kinderen nu leeren in geen twee drie jaar de zeer moeilijke voor hunne organen bijna onmogelijke Hollandsche | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
taal, die hun daarenboven in hun verder leven van nul en geener waarde is; want gaan ze van hun eiland af, om in Venezuela of Colombia te werken, een lot dat ze bijna allen gemeen hebben, dan kunnen zij wel terecht met hun Papiamentsch, maar niet met het Hollandsch. Men kan Neerland's taal hartstochtelijk beminnen, gelijk schrijver dezes met fierheid erkent te doen, maar toch ligt op den bodem aller vragen, niet alleen ‘der menschen zondeschuld’ maar ook de dubbeltjes-quaestie, de levensvraag, hoe kom ik aan den kost? En dan moet de Curaçaonaar
No. 36. Colegio Santo Tomas.
van de Buitendistricten antwoorden, niet met Hollandsch. Waartoe het dus met zooveel moeite leeren? Waarom er mijn tijd aan verliezen, dien ik in de paar jaar van mijn schoolbezoek veel nuttiger besteden kan aan lezen, schrijven, rekenen? Wat de Regeering in de Buitendistricten te doen heeft? Het onderwijs, dat de regeering zelf onmogelijk geven kan, niet belemmeren door wettelijke bepalingen. Veeleer zij het er op uit door geldelijken steun te bewerken, dat het aantal onderwijzeressen kunne vermeerderd worden en in verhouding gebracht tot het aantal schoolgaande kinderen. De regeering bedenke dat, als ooit het bijzonder onderwijs, tengevolge der belemmerende bepalingen van wetten, die Stad en Buitendistricten niet wisten uit elkaar te houden en geen rekening hielden met practijk en ondervinding, zich aan de taak van 't onderwijs in de buitendivisies onttrekt, de regeering op dat oogenblik zou komen te staan voor de volgende keuze: òfwel jaarlijks f 100.000 meer uitgeven aan onderwijskrachten, meubilair, huur van gebouwen enz, òfwel de buitenbevolking verstoken laten van alle onderwijs. Het eerste is voor eene noodlijdende Kolonie onmogelijk, daargelaten nog de moeilijkheid om personen te vinden; het tweede zou een beschaafden staat geheel onwaardig zijn. Vermeerdering van personeel, dat voor zijne nederige, maar verdienstvolle taak berekend is, dat zij het streven der Regeering, dat is de eenige weg haar aangewezen. Elke andere weg is er een met voetangels en klemmen. Moge de volgende tabellarische opgave dit opstel besluiten; ze is ontleend aan het laatste Koloniaal Verslag over 1903. In het Stadsdistrict bedienen de zusters van Liefdadigheid de volgende scholen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bovenstaande getallen betreffen alleen het hoofdeiland, Curaçao, niet de geheele Kolonie. Men ziet er uit, dat het bijzonder onderwijs op Curaçao geen werkelooze kracht is, maar een factor waarmede rekening gehouden mag worden.
Curaçao 15 Maart 1905. M. Victor Zwijsen. |
|