zich eenmaal verplaatst hebbende naar een ander land, het allermoeilijkst is terug te krijgen. Curaçao bleef dan ook lange jaren sukkelend, en eerst veel later, toen het in rechtstreeksche verbinding met Europa kwam en met zeilschepen uit Engeland en Hamburg waren ontving, mocht Curaçao in zekere mate met St. Thomas wedijveren.
Toen kende ons eiland een zekeren bloei; St. Domingo, Nieuw Grenada en Venezuela voorzagen zich hier van koopmansgoederen. Er waren wel is waar in de voorname handelssteden der republieken verscheidene vreemde firma's die omstreeks dienzelfden tijd, in rechtstreeksche betrekking met Europa stonden, doch de Curaçaonaars, in die steden gevestigd, gaven bij het doen hunner inkoopen de voorkeur aan hun geboorteland. Vooral de stad Coro was een groote afnemer van goederen uit Curaçao.
De stad Coro, waar een niet gering getal Curaçaonaars gevestigd was, kwam veel later dan de overige handelssteden van Venezuela in rechtstreeksche verbinding met Europa en New-York, en de handel in die stad was vrij belangrijk, wijl het van Coro was dat al de steden, Maracaibo uitgezonderd, in het Westelijk deel van Venezuela gelegen, zich van al het benoodigde voorzagen. Naar Coro brachten de handelaars van de binnenlanden hunne producten, die daar opgekocht werden door agenten van Curaçaosche handelshuizen.
Den naam van Vrijhaven bleef Curaçao behouden; nog in 1849 wordt in art. 2 van het ‘Reglement op den in-, door- en uitvoer van koopmanschappen voor het eiland Curaçao’, opgenomen het volgende ‘De haven van Curaçao blijft voor den in-, door- en uitvoer van allerlei koopmanschappen, om het even met welke schepen en uit welke landen ook aangebragt, geheel vrij’. Thans is onze haven feitelijk niet langer een vrijhaven. Het patentrecht naar den maatstaf van 1 percent van de waarde der ingevoerde goederen is door een ‘recht op den invoer’ vervangen. En dit recht, hoewel nog in de wandeling patentrecht genoemd, is geleidelijk tot drie percent opgevoerd. Naar versterking van middelen wordt omgezien en wijl de grondbelasting op dit eiland buitengewoon hoog is in vergelijking met elk ander land, neemt men de toevlucht tot een verhooging van het invoerrecht om de uitgaven te dekken van de administratie, die meer en meer stijgen.
Het mag niet beweerd worden dat het enkel deze verhooging van het invoerrecht is, waaraan de achteruitgang van den Curaçaoschen handel in de laatste jaren is toe te schrijven. Andere oorzaken hebben daartoe medegewerkt.
In de eerste plaats, de omstandigheid dat de meeste landen en steden, die zich op Curaçao van koopmanschappen en levensmiddelen, als tarwemeel enz. voorzagen, in verbinding zijn gekomen met Europa en de Vereenigde Staten van Noord-Amerika.
In de tweede plaats, en dit is de voornaamste oorzaak van dien achteruitgang, de vijandelijke houding van de elkander opgevolgd hebbende regeeringen van Venezuela tegenover Curaçao. De beide havens in de nabijheid van ons eiland, zijn meermalen voor den buitenlandschen handel gesloten verklaard. Coro en Maracaibo konden niet dan door den omweg van Porto Cabello bereikt worden; en alsof dit niet genoeg ware, werd een additioneel recht van 30 percent op den invoer van goederen uit de Antillen gesteld. Dit laatste was een nekslag voor den Curaçaoschen handel.
Kan de Curaçaosche handel opnieuw zijn vorigen bloei terugkrijgen?
Eene vraag, welke niet licht te beantwoorden is.
Veel hangt van omstandigheden af.
Elke belemmering van den handel door onze administratie dient tegen gegaan te worden.
Al is Curaçao geen vrijhaven, het is toch niet een haven waar strenge douane-maatregelen in toepassing gebracht mogen worden, wil men den schijn behouden van vrijhaven. Het woord Douane aan den voorgevel van een gebouw, aan den waterkant, maakt een slechten indruk. En de geringe inkomsten, welke het invoerrecht op de weinige goederen door vreemdelingen aangebracht opbrengt, kunnen nimmer geacht worden de kosten te dekken aan dat toezicht verbonden.
Al jaren wordt vooral door de Engelsche regeering bij het Gouvernement van Venezuela aangedrongen op de afschaffing van het additioneele invoerrecht; nog te vergeefs. Trinidad wordt daardoor in gelijke mate als Curaçao getroffen.
Ons bestuur behandelt Venezuela met de grootst mogelijke vriendelijkheid; het verbod van den uitvoer van wapenen, hier in de laatste dertig jaren bestaande, is een daad van vriendelijke bejegening, waarvoor Venezuela erkentelijk diende te zijn; doch zijn Gouvernement toont zich niet dankbaar voor dezen maatregel.
Men leidde uit deze woorden niet af, dat wij dat verbod opgeheven zouden wenschen te zien. Er zijn hier wel enkelen die meenen dat door een opheffing van dit verbod van uitvoer van wapenen druk op het Gouvernement van Venezuela kon worden uitgeoefend; wij zijn het met hen geenszins eens, want Trinidad heeft geen zoodanig verbod van uitvoer van wapenen en oorlogsmateriëel, en het additioneel recht treft ook dat eiland in zijn handel met de Oostelijke provinciën van Venezuela.
In een voordracht door den heer H.J. Martijn in een openbare Algemeene Vergadering van ‘Moederland en Koloniën’ gehouden, wees de spreker op het verschil in de politiek tegenover den handel in de Nederlansche Oost-Indische koloniën en de Britsche. ‘Bij ons wordt de handel getolereerd, bij onze Engelsche naburen gefêteerd.’ Wij kunnen daarover geen oordeel vellen, doch meenen dat ook hier, zoo niet gefêteerd, de handel op eenige aanmoediging van de zijde van het bestuur aanspraak mag maken. Die aanmoediging kan licht geschieden, door eenvoudig alles wat den vrijhandel belemmert of belemmeren kan, achterwege te laten. Het denkbeeld dat het enkel door belastingen, waardoor de handelstand getroffen wordt, is dat men tot versterking van middelen komen moet, dient opgegeven te worden, wil men eene mogelijke herleving van den handel van Curaçao niet tegenhouden.
Er zijn velen die meenen dat, nu de Vereenigde