ras kan men, vooral op Aruba, nog vele kleurlingen door rasvermenging ontstaan, aantreffen.
In 1635 bleven er niet meer dan 75 Indianen over op Curaçao, waardoor men na den Vrede van Munster wel gedwongen was werkslaven in te voeren.
Willemstad werd gesticht aan den mond van de haven; de eerste Kolonisten hielden zich bezig met de cultuur van tabak en indigo en legden zich toe op veeteelt en zoutwinning, doch weldra werden al deze takken van nijverheid verdrongen door den handel met de naburige Spaansche Koloniën, welke handel veel grooter winsten afwierp. Het beheer over deze eilanden was door de Staten-Generaal opgedragen aan de West-Indische Compagnie. De welvaart van Curaçao wekte de afgunst van andere naties op, waarvan het telkens verliezen en herwinnen van dit eiland het gevolg was. Vooral de Franschen hadden het op het bezit van dit eiland gemunt. Reeds in 1657 trachtten zij zich op verraderlijke wijze van het eiland meester te maken door omkooping van den toenmaligen Gouverneur, doch deze aanslag mislukte door het plotseling overlijden van den Gouverneur. In 1673 werd het eiland bedreigd door eene kleine Fransche macht, die tot voor de poorten van het fort naderde, doch toen door de wakkere houding der ingezetenen genoodzaakt werd terug te trekken. In 1677 zette de Fransche Admiraal d'Estrées met een goed uitgeruste vloot koers naar Curaçao, doch daar de meeste zijner schepen schipbreuk leden moest hij van verdere veroveringsplannen afzien. In 1713 brandschatten Cassard en de Bandeville het eiland. Willemstad werd gebombardeerd en een schatting van f 153 000 geheven. In 1800 poogden de Franschen nogmaals zich op verraderlijke wijze van Curaçao meester te maken, doch ook deze poging mislukte door de wakkere houding van den Gouverneur Lauffer. Deze moest echter de hulp inroepen van onze bondgenooten, de Engelschen, onder wier bestuur het eiland toen kwam, tot het ons bij den vrede van Amiens in 1802 werd teruggegeven.
In 1804 en 1805 moest Curaçao zich weer verdedigen tegen de invallen der Engelschen onder Bligh en Murray. Dank zij de flinke houding van Louis Brion, een Curaçaonaar van geboorte, die zich later in den Columbiaanschen Vrijheidsoorlog veel roem verwierf, gelukte het den Engelschen niet, zich van het eiland meester te maken. Den 1en Januari 1807 had men weder een aanval van de Engelschen te verduren, ditmaal onder Charles Brisbane, met het gevolg dat deze zich, bijna zonder slag of stoot, van het hoofdfort meester maakten, den gouverneur gevangen en het eiland in bezit namen.
Tot den 27en Januari 1816 bleef het in hun bezit toen het ons, ingevolge het verdrag van Parijs, werd teruggegeven.
Sedert 1789 was het Bestuur van de Kolonie overgegaan in handen van de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden. In 1828 werden onze eilanden met Suriname tot ééne Kolonie vereenigd, doch in 1845 weer gescheiden.
In 1848 werden op St. Martin de eerste slaven vrijgemaakt, terwijl de slavernij eerst in 1863 geheel werd opgeheven.
Dit is in 't kort de geschiedenis van deze eens zoo bloeiende Kolonie, waar thans handel, scheepvaart, landbouw en nijverheid kwijnen.
Moge het Nederland gegeven zijn deze Kolonie weder uit haar verval op te heffen, niet alleen in het belang van onzen goeden naam doch bovenal tot heil van de bevolking.