het a.s. Letterkundig Congres, in de Septembervergadering verslag zal uitbrengen;
c. dat in zake onzen handel in Perzië, het Dagelijksch Bestuur zich gewend heeft tot eenige voorname handelaars over de wenschelijkheid om op nieuw handelsbetrekkingen aan te knoopen. Zij waren van meening dat de pogingen niet moeten uitgaan van een lichaam dat buiten den handel staat, maar alleen van hen, die zelf op Perzië handel willen drijven.
De voorzitter verzocht daarna den Secretaris mededeeling te doen van de ingekomen stukken (punt I der dagorde):
1e. Het aantal leden van het A.N.V. bedraagt op heden, 29 April, 5997.
2e. Van de Afdeeling Parijs bericht harer opheffing.
3e. Aanbieding van den heer Jac. Post te Middelburg, vroeger in Johannesburg, om als vertegenwoordiger van het Verbond leden te werven. De Secretaris stelt voor hem een tijdelijke aanstelling te geven voor 6 maanden als proef en hem als belooning ⅗ toe te kennen der eerste jaarbijdrage van de leden door hem geworven.
Enkele leden achten het een minderwaardig middel tot uitbreiding van het ledental. Daartegen wordt opgemerkt, dat de gewone propaganda van de afdeelingsbesturen en leden slechts matig succes heeft en vooral de groote steden een veel te klein ledental aanwijzen; verschillende streken van Nederland tellen bijna geen leden en buiten Nederland is het aantal zeer gering buiten het gebied der Groepen.
Verder wordt er op gewezen, dat het bezwaar vervalt, als het werven op eene waardige wijze geschiedt, waarop ernstig zal worden gelet.
Het voorstel wordt ten slotte aangenomen met 6 tegen 3 stemmen.
4e. Het nieuwe reglement der Groep Ned.-Antillen. Wordt goedgekeurd.
Punt 3. Verhooging van het crediet voor de Boekencommissie van 1100 gld. op 1700 gld.
De Secretaris verklaart vooraf dat de begrooting voor dezen post 1100 gld. vermeldde, wat 1200 gld. moest zijn, de verhooging bedraagt dus feitelijk 500 gld. Zij wordt hoofdzakelijk voorgesteld met het oog op de Tehuizen voor Zeelieden. In overleg met den Min. van Buitenl. Zaken, die zich in betrekking stelde met de consuls, worden aan die Tehuizen boeken en kranten gezonden.
De heer Meert zou gaarne zien dat de Boeken-Commissie moderne letterkundige werken voor de Vlaamsche bibliotheken beschikbaar stelde. Ook vestigt hij de aandacht op de boekerij te Luik door pastoor Kronenburger bestuurd, die Ned. boeken welke bij katholieken in den smaak vallen zeer gaarne zal ontvangen.
De verhooging wordt met algemeene stemmen toegestaan.
Punt 4. De Grafzerken op Spitsbergen.
De heer Bosboom deelt mede dat de heer Pijnacker Hordijk er met den Min. van Marine over heeft gesproken, die overleg zou plegen met den Min. van Buitenl. Zaken. Nadere inlichtingen zijn niet ontvangen.
Mr. Thelen, die er in Neerlandia over schreef, zegt dat het weder in orde brengen der graven tot niets zal leiden, daar ze binnen enkele jaren door invloeden van het klimaat toch weer in ontredderden staat zullen verkeeren. 't Beste zal zijn de zerken en geraamten naar Nederland te vervoeren en alleen den gedenksteen te laten staan.
De heer Bosboom acht 't zeer wenschelijk dat 't Verbond in dezen voor den goeden naam van ons land opkomt. Zending van een Marineschip behoeft niet. Maar er gaan wel eens schepen naar Spitsbergen en een dezer zou men een opdracht kunnen meegeven.
De Voorzitter stelt voor aan het D.B. in overleg met Baron Van Wassenaer van Rosande over te laten stappen in die richting te doen.
Punt 5. Afdeeling Parijs.
De Secretaris legt uit wat de oorzaak is geweest der voor het Verb. zoo onverhoedsche als pijnlijke opheffing. De Afd. Parijs was een onderdeel der Ned. Fransche Vereeniging. Tengevolge eener reorganisatie zijn de deelen opgeheven en is opgericht een Ned. Vereeniging te Parijs. Schriftelijk zijn alle middelen aangewend om aan te toonen, dat afscheiding onnoodig was, daar de Ned. Ver. 't zelfde beoogt als 't A.N.V.
Uit 't antwoord bleek echter dat men beslist buiten elk verband wenschte te blijven.
Punt 6. Voorstellen van den heer Meert.
a. Een studiebeurs beschikbaar te stellen voor een Zuid-Nederlandsch student aan een Noord-Nederlandsche Hoogeschool.
De heer Meert licht op uitnoodiging van den voorzitter het voorstel toe. Voor Curaçao zijn het vorig jaar 2 studiebeurzen toegestaan zonder de bepaling dat de jongelui na beëindiging hunner studiën naar Curaçao moeten terugkeeren. Spr. zou gaarne terugkeer naar het land van herkomst als eisch stellen, wil niet het persoonlijk belang maar wel dat van den Ned. Stam op den voorgrond staan. Ook voor België geldt dit. Zoolang er geen Vlaamsche Hoogeschool is, is het gewenscht Zuid-Nederlandsche jongelui in Noord-Nederland te laten studeeren en daarom zou hij gaarne zien dat door enkele studiebeurzen een begin werd gemaakt.
De Secretaris leest een schrijven voor van Prof. Paul Frederiq, die van meening is dat het geld niet voor een enkele beurs beschikbaar dient te worden gesteld, dit bewerkt slechts één geleerde; maar dat aanbeveling verdient een zeker getal subsidiën van 60-100 gld. voor het bijwonen van zomercursussen toe te staan. De vereeniging ‘'t Zal wel gaan’ is reeds in dien geest werkzaam.
De heer Meert is van een geheel andere meening. Hij bedoelt wel degelijk één beurs voor één student om hem een geheel Nederlandsche opleiding te doen genieten.
Mr. Thelen is het daarmee eens. Wat geeft het of een 50-tal jongelui voor enkele weken in Noord-Nederland verblijf houden.
Na nog eenige gedachtenwisseling wordt met