In onze Takken.
Aalst. In de Letterkundige Afdeeling greep een bespreking plaats over het vraagstuk: Is het bezit van Koloniën wenschelijk voor een land? Inleider de heer Clarijs, tegenspreker de heer Van Schuylenberg, die in 't Verslag liet aanteekenen, dat argumenten door den tegenspreker te berde gebracht, niet noodzakelijk de uitdrukking zijn van eigen overtuiging, maar ook de objectieve weergave kunnen zijn van hetgeen door andere bestrijders gewoonlijk wordt ingebracht. Het slot van de bespreking beantwoordde de vraag in bevestigenden zin, maar beperkende omstandigheden werden neergelegd in een reeks stellingen door de tegenspraak.
Perzische Legende van I. Esser Jr., werd mooi voorgedragen door Mej. Gabr. Wellekens, dan taalkundig en esthetisch toegelicht door vraag en antwoord. De aanwezigen konden volgen op een cyclostyle-afdruk.
De heer Meert handelde over Particularisme naar aanleiding van een paar uitdrukkingen in een gelezen verslag.
De heer Is. Hallaert deed Guido Gezelle kennen aan de hand van een reeks opstellen uit het Gezelle-nummer van de Dietsche Warande en Belfort.
Deze lezing gaf aanleiding tot opmerkingen over beschaafde uitspraak en tot toepassing van taalpolitie op het gehoorde.
Antwerpen. De Antwerpsche Tak bezat nog geen reglement. En had er vroeger een bestaan zoo was het toch teenemaal in onbruik geraakt. Aan dien misstand moest een einde gemaakt worden en in algemeene vergadering werd een commissie benoemd, wier taak zou zijn, een ontwerp van reglement op te stellen. Dat ontwerp werd na langdurige besprekingen met enkele wijzigingen aangenomen, zoodat de Antwerpsche Tak niet langer meer zonder bepaalde grondslagen zal zijn. Mogen zij de oorsprong wezen van een verhoogde werkzaamheid.
Op diezelfde algemeene vergadering werden de leden van het bestuur verkozen, dat nu is samengesteld als volgt: De H.H.A.C. Van der Cruyssen en Flor. Heuvelmans, Voorzitters; Fr. Van Cuyck en Ed. Schiltz, Ondervoorzitters; Leo Bouchery en Aug. Bossaerts, secretarissen; Frans Van Laar, penningmeester; R. De Bock, H. Deckx, A. De. Vos, J. Kamerling, H. Melis, Max Rooses, M. Rudelsheim, J. Van Kerkhoven, Donnez, J. Peeters.
De vierde verjaring van het afsterven van Peter Benoit werd op een waardige wijze herdacht. De H. Hullebroeck hield een voordrachtauditie in de prachtige zaal van de Bouw- en Nijverheidskamer. Een talrijk en ingetogen publiek hing als 't ware aan de lippen van den spreker, die met ware bevoegdheid handelde over den Rubens van onze muziekkunst en zijn voordracht aangenaam afwisselde met het zingen van eenige van de heerlijkste stukken uit 's Meesters werk. De H. De Vos die, als zanger, den voordrachthouder ter zijde stond, droeg niet weinig bij tot het welgelukken van het feest.
De Antwerpsche Tak hoopt, dat dit eerste optreden in zijn midden niet het laatste zal zijn.
Brussel, De mededeeling in het Februari-nr. dat de Tak aldaar zich aangesloten had bij het protest van het Nationaal Vlaamsch Verbond tegen de feesten van 1905 lokte tegenspraak uit Brussel uit. De mededeeling daarvan in 't Maart nr. baarde alweer ongenoegen. Ziehier de tekst van een motie aangenomen in de vergadering van 21 Februari l.l.: ‘De algemeene vergadering, gehoord de verklaring van den Voorzitter, gehoord de rede van den heer Fr. Reinhard en die van den heer Hooyer, akte nemend, dat geen gebruik zal gemaakt worden van den naam van den Tak Brussel van het Algemeen Nederlandsch Verbond inzake protest, gaat over tot de dagorde.’
Gent. De Letterkundige Afdeeling kreeg van Prof. Paul Fredericq een studie over J. Vuylsteke als dichter Werd zij voorgedragen met het sprekerstalent den heer Fredericq eigen, zij trof de aanhoorders nog meer, omdat zij eene uiting was der diepe vereering, der innige vriendschap van den spreker voor onzen Vuylsteke en toch zoo onpartijdig juist bleef in hare beoordeeling.
De geachte spreker vergeleek de twee Nederlandsche studentendichters: Piet Paaltjes (Haverschmidt) en J. Vuylsteke. Beiden ondergingen zij, tijdgenooten, den invloed van Heinrich Heine en beider werk is doortrokken van het eigenaardige studentenleven, waarin zij verkeerden. Vuylsteke echter is dieper en verhevener dan zijn geestverwant.
Vele van Vuylsteke's gedichten verschenen in Studenten-almanakken van ‘t Zal wel gaan,’ in jeugdigen overmoed, zoo vertelde ons de spreker, gesticht door Vuylsteke en zijne mede-oud-leerlingen van het Atheneum die, onder den invloed van Prof. Heremans daar Vlaamschgezinden geworden, de Vlaamsche Beweging voor het eerst in de Gentsche Hoogeschool deden binnentreden. De waarde van den dichter bewees ons de heer Fredericq door eenige goedgekozen stukken voor te lezen.
Hij gaf ons verder lezing van eene kritiek van Willem Kloos over Vuylsteke als dichter en toonde aan dat Kloos' ongunstig oordeel niet rechtvaardig was.
Dr. Fris handelde over de Omwenteling van 1830. Hij liet zijn toehoorders een blik slaan in de door hem gevolgde methode van opzoekingen en studie over dit feit, bewees dat de tot nu toe gevolgde werken van Nothomb en de Gerlache volkomen onbetrouwbaar zijn, gaf een overzicht over den geestelijken en zedelijken toestand van ons land en van Nederland vóór 1815, besprak in breede trekken 't bestuur van Willem I, toonde de werking der oppositiepartijen aan en