Oost-Indië
Een nieuwe leuze?
(Uit het Hoofdartikel van Ons Volksbestaan, Febr-nummer.)
Uit enkele besprekingen, die de Indische dagbladen gaven naar aanleiding van het eerste nummer, is ons gebleken, dat het streven van het Alg. Ned. Verbond nog te eenzijdig wordt opgevat.
Bij velen heet dat verbond, zelfs nu nog, het Taalverbond, een naam, die het aanvankelijk gekregen heeft, door de woede van enkelen om nu eens flink de taalzuivering ter hand te nemen, en te pas of te onpas ieder ander lastig te vallen over 't gebruik van vreemde woorden.
Iets anders is het, als van Regeeringswege in ambtelijke stukken, voorschriften en modellen, onze eigen taal zoo mishandeld wordt. Vooral de minder ontwikkelden die als klerk of schrijver dienst doen, zijn het sterkst in het handhaven van die misbruiken, omdat zij den moed der overtuiging missen goed Nederlandsch te schrijven, want:.... ‘het staat zoo in het model’.
Doch genoeg hierover. Dat elk rechtgeaard Nederlander zich inspanne, om zijn taal zuiver te houden, niet in het overdrevene, maar met oordeel. In de nieuwe statuten wordt gevolg gegeven aan den drang, om de zedelijke en stoffelijke verheffing van onzen stam op den voorgrond te brengen.
Wij zijn niet alleen lid van de Indische Groep maar bovenal van het Algemeen Nederlandsch Verbond, dat alle partijen in alle werelddeelen tot een groot algemeen stambelang tracht samen te brengen. Hoe het hoofdbestuur dit denkt te bereiken zullen de nieuwe statuten ons leeren, wij hebben te overwegen of onze statuten bij den tegenwoordigen tijdgeest nog passen, en wat aan ons bijzonder werkplan voor Indië nog ontbreekt.
Er wordt evenwel nog te veel in den blinde gesproken over het A.N.V.
Tal van personen komen met denkbeelden aandragen, goed voor het verbond, denkbeelden los van vorm, en meer gedachteloos geuit dan wél overwogen en aangepast aan onzen werkkring. Daar schieten we niet mee op. Medewerken is ook mededenken. Die werkelijk een voorstel te doen heeft, zal zich wel de moeite willen geven dit in schriftelijken vorm te gieten om het 't Groepsbestuur mede te deelen. Van zelf ontwikkelt zich daarbij een beeld van uitvoering, want daar komt het op aan.
De Soerabaja-Courant van 20 Jan. jl. vraagt o.a: Zou het doel nog niet kunnen veranderd worden? Zou de vereeniging zich niet willen opwerpen als beschermster, zoolang dit noodig is, van ieder Nederlander, die uitmunt in den vreemde of in eigen land. Zou men het woord miskenning, zoo dik geschreven in het levensboek van ieder die waarachtig wat beteekent, niet kunnen helpen verwazen.
Zeker, een nieuwe richting komt, en onder die nieuwe koers zal er plaats zijn voor het gevraagde. Doch dan moet het Verbond nog wat meer algemeen zijn, en moeten allen, die iets voor de behartiging van onze stambelangen in den vreemde en in eigen land voelen zich aaneensluiten. In eendracht zit macht. We behoeven niet allen 't zelfde te willen, want dat iedeale bereiken we nooit. Maar de hoofdlijnen moeten dezelfde zijn, en dan kunnen we vaststellen, wat daarvoor hier te doen valt. De rest is bijzaak en komt van zelf.
Dat liefhebberen en peuteren op eigen gelegenheid, dat: ‘ieder voor zich en God voor ons allen’, het moge hem streelen, die met zichzelf erg ingenomen is, maar mag niet de leuze zijn van allen, die nog iets voelen voor onze stambelangen, voor ons zijn als zelfstandige natie.
Echt openbaar verbondsleven bestaat hier in Indië nog zoo goed als niet. Een werken voor algemeen belang al evenmin, wel in kleine kringen en door enkele personen maar niet in ruimen zin. En dat is toch noodig, ‘Dispereert niet’ schreef Coen. De groote pionier had zeker niet gedacht, dat we het hem na 300 jaar nog zoo innig overtuigd zouden nazeggen. De lauwheid en lusteloosheid in zaken van algemeen belang, ze eischen een ongewone doorzettingskracht, om het hoofd op te houden en niet den moed op te geven in het nastreven van ons doel.
Aan den anderen kant zijn er gelukkig weer enkele teekenen, van geheel ongedacht mede leven, die de energie opnieuw prikkelen.
En daarom werkt allen mee. In de eerste plaats om nieuwe leden te werven. De beste propaganda is die door uzelf. Het is geen onbereikbaar ideaal waarvoor we opkomen, het is een volkszaak, het zijn de belangen van den Nederlandschen stam. Alleen door een groot Verbond en door een krachtig Verbondsleven kan gesteund worden, waar steun noodig is.
Van menschen, die 't nog eerst eens willen aanzien, moeten we het niet hebben. Maar wel van hen, die, al is 't nog zoo weinig, althans er iets voor