Afdeelingen
Kunstavond der Afd. 's-Gravenhage en Omstr.
Niet zoo luisterrijk als ten vorigen jare, toen vorstelijk bezoek aan het geheel een ongewone schitterglans verleende, was de op 6 Februari j.l. door de Haagsche Afdeeling den Verbondsleden geboden Kunstavond er toch ook wederom een vol schoonen klank, waar de Nederlandsche borst van rechtmatigen trots bij zwellen mocht. Want wat geboden werd van toon- en woordkunst, van zang- en snarenspel, het was alles van het beste en tevens alles gedacht en gedicht zoowel als voorgedragen door kunstenaars van den ouden, trouwen stam. Hoe mooi klonken de vier speeltuigen samen van de leden van het ‘Toonkunstkwartet’ (de heeren Hack, Voerman, Verhallen en van Isterdael - vier goeddietsche namen!) en hoe oprecht gemeend waren de toejuichingen voor het streng gebouwde ‘Opus 41’, van Ed. de Hartogh, die zelf - blind helaas! - de uitvoering met blijde ontroering bijwoonde. Ook de stukjes van Bart Verhallen, een ‘Scherzo’ en een ‘Menuet’, vonden wel verdienden bijval, evenals het ‘Tema con variazioni’ (het Italiaansch blijft de muzikale wereldtaal en waarom zou het dat niet? het heeft zeer oude brieven!) van den Hagenaar Oberstadt, dat de uitvoering besloot.
In het raam dier stijlvolle kwartet-muziek vlochten twee bevallige jonge vrouwen de rozenslingers van haar kunst. Mejuffrouw Philippine Belder liet Vondel zingen en Hooft (o, zoo'n schalken, minzieken Hooft), en, van de modernen, niet minder verliefd dan de ouden, Boele van Hensbroek en Frederik van Eeden en Hélène Swarth. Een dezer dichters, in de zaal tegenwoordig, verklaarde dat hij zijn eigen verzen niet zóó goed had kunnen voordragen en was de verheven dichteres ook tegenwoordig geweest, zij zou goedkeurend geknikt hebben aan het slot van dat droef-zalige verhaal van de koningsdochter en den armen visschersknaap, die samen in de golven zulk een heerlijken dood vonden. Naast het gesproken, het gezongen lied, dat in Mejuffrouw Haagmans, lid van Arnold Spoels kunstenaarskoor, een bezielde en bezielende priesteres vond. Wie zou nog durven beweren dat het Nederlandsch niet geschikt is om te worden gezongen? Niemand zeker der aanwezigen, die Hol's ‘Vrijheid’ en een ‘Out Lieken’ van Catharina van Rennes, die ‘Geluk’ van Arnold Spoel en Dr. Pijzel's ‘Gloeiend gesmeed’ luidde toejuichten. Ja, er kwam geen eind aan het handgeklap na dit laatste liedje en men kon eerst tot bedaren komen toen juffrouw Haagmans bereid bleek, het nog eens te vertellen:
Hoe men ijzer gloeiend smeedt!
Maar genoeg om te doen gevoelen, dat ook deze tweede Kunstavond der Haagsche Afdeeling veel te genieten gaf. Moge hij door veel avonden gevolgd worden, waarop de kunst, de rijke Nederlandsche Kunst van voorheen en thans evenzeer in eere wordt gehouden als op dezen!