Afdeeling Batavia.
De reeks voordrachten in haar tweede levensjaar door deze afdeeling gegeven, is gesloten door een spreekbeurt van den Heer Jhr. W.H.W. de Kock, die reeds vroeger voor de afdeeling optrad. Die eerste voordracht is zoo in den smaak gevallen, dat verwacht werd dat thans alle leden zouden opstormen, om te genieten van de uitingen van sprekers geest; de natuur had hier echter bezwaar tegen: het regende in den vooravond afschuwelijk hard en ellendig lang, als gevolg waarvan de zaal slecht bezet was. Waar de Heer de Kock ditmaal over sprak? Weer over alles en nog wat; ik waag mij niet aan een uitvoerig verslag, ook omdat dit door de vele aardigheden over plaatselijke toestanden alleen voor Batavianen genietbaar zou zijn. Alleen stip ik even aan dat de avond werd opgeluisterd door goedgeteekende prenten, verzen van Kloos, een referendaris van Binnenlandsch Bestuur, een gatenvollen badhanddoek, hoorngeschal, een badkamerputs en een voeringloozen hoed.
Moge de Regengod een volgende maal niet weer oorzaak zijn dat zoovele leden verstoken blijven van het genoegen den Heer de Kock te hooren! Alleen als ze thuis blijven zullen hunne levers minder schudden en hun kaken minder pijn doen.
Het is zeer te betreuren dat de Heer de Kock zich door bijzondere redenen gedwongen heeft gezien, uit het afdeelingsbestuur te treden; maar er is één lichtpunt: Ook gewone leden treden als spreker op.
Ter vervulling van de door het uittreden van den Heer de Kock opengevallen plaats en ter vermeerdering van het aantal bestuursleden werden op een bestuursvergadering gekozen de heeren Mr. J.H. Carpentier Alting, secretaris van het Departement van Justitie, J.F.H. Koopman, leeraar aan de Koningin Wilhelmina School, W.J. de Bordes, beheerder van de Ned. Ind. Tramw. Maatsch, en J.H. Jacobs, leeraar aan de Afdeeling Hoogere Burgerschool van het Gymnasium Willem III.