Neerlandia. Jaargang 8
(1904)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNog eens ‘Verduitsching der Bataks?’In no. 194 van de Java-Bode, 18 Augustus 1904, komt onder het hoofd ‘'t Algemeen Nederlandsch Verbond’ een met R. geteekende waarschuwing voor tegen de neiging der zendelingen in de Bataklanden, die meestal tot den Hoogduitschen stam behooren, aan het onderwijs hunner jeugdige leerlingen een Duitsch tintje te geven; de grieven zijn o.a. dat in de boekjes welke de zendelingen bij hun onderwijs gebruiken, de oeklank wordt aangeduid door een u, dat op de school veelvuldig een liedje wordt gezongen op de melodie van een Duitsch volkslied; dat op een, door het Gouvernement gesubsidieerde, school in de leerboekjes Duitsche letterteekens voorkomen en het ‘Heil Dir im Siegerkranz’ het best bekende lied was; dat, ten slotte, op de door R. bezochte scholen, een tiental, geen enkel onderwijzer in staat was de melodie van het ‘Wien Neerlandsch bloed’ door de kinderen te doen zingen. Reeds in het Maartnummer (1902) van Neerlandia werd deze zaak ter sprake gebracht, in het Meinummer werd daarop geantwoord door den zendeling, den heer J.H. Meerwaldt, een Nederlander toen reeds 18 jaren in dienst van het Rijnsche zending genootschap, werkzaam in de Bataklanden, terwijl ten slotte in het September nummer (1902) een ambtelijke geruststelling tegen de vrees van verduitsching der Bataks voorkwam. Hoewel R's mededeelingen geenszins in twijfel worden getrokken en er moet worden toegegeven, dat het zeker wenschelijk zoude zijn, dat het onderwijs aan de jeugdige Bataks geheel een Nederlandsch karakter droeg, zoo behoeft toch het spooksel, zooals de heer Meerwaldt het noemt, van die verduitsching ons niet al te zeer te verontrusten; een herlezing van het schrijven van den heer Meerwaldt zal zeker tot kalmte stemmen. Op de school voor zonen van hoofden te Naroemonda (Oostelijke Bataklanden) wordt onderwijs in het Nederlandsch, en verder wordt aan de Bataksche jeugd, indien wij ons niet sterk bedriegen, toch alle onderwijs in het Bataksch als voermiddel - om die geijkte uitdrukking te bezigen - gegeven. Die jeugd leert toch geen Nederlandsch en evenmin Duitsch. De aanduiding van de oeklank door u zou dus alleen betrekking kunnen hebben, op het gebruik daarvan bij de weergave van het Bataksch in Latijnsche karakters; dit nu achten wij niet zoo'n groot gevaar; nog niet zoo heel lang geleden vond men tal van geographische namen als Madoera, Soemenap, Soematra, Soenda, met u geschreven in Nederlandsche atlassen en boeen; en Nederlandsche geleerden als Prof. Kern,Ga naar voetnoot1) Dr. J. BrandesGa naar voetnoot1) en Prof. PoensenGa naar voetnoot2) gebruiken evenzeer de u om de oeklank aan te geven bij hunne weergave van het Javaansch en het Maleisch in Latijnsche karakters. Waar deze heeren voorgaan is het den Batakschen zendelingonderwijzers niet euvel te duiden, dat zij hetzelfde doen. In het gebruik van Duitsche melodiën kan dezerzijds evenmin zoo bizonder veel gevaar gezien worden, mits daarnaast ook Nederlandsche zangwijzen geleerd worden. Het kan niet over het hoofd. gezien worden, dat de zendelingen in de Bataklanden, nu eenmaal voor een groot deel Duitschers van oorsprong zijn, waardoor het begrijpelijk is dat ze aan die zangwijzen uit de ‘Heimath’ de voorkeur geven, en zou daardoor nu de opvoeding een Duitsch karakter krijgen? hoofdzaak is toch dat de Bataksche jeugd ontwikkeld worde, en die ontwikkeling wordt hun gebracht in de Bataksche taal. Intusschen, het is goed dat dit onderwerp nog eens ter sprake wordt gebracht; indien op de inlandsche scholen in de Bataklanden liederen worden gezongen, mag daar de zangwijze van het Nederlandsche volkslied zeker niet ontbreken; wellicht vinden Nederlandsche ambtenaren door dit schrijven aanleiding, in hunne aanrakingen met de zendelingen van het Rijnsche genootschap, die reeds zooveel deden voor de uitbreiding van den Nederlandschen invloed in de Bataklanden, op het wenschelijke en billijke van het gebruik ook van Nederlandsche zangwijzen de aandacht te vestigen. | |
Onderwijs aan Chineezen.In het Augustusnummer van den 7den jaargang (1903) van Neerlandia werd een opstel uit ‘Het Onderwijs’ overgenomen van den heer L. Hazelhoff, waarin vooral werd opgekomen voor regeling van het onderwijs aan kinderen van Chineezen, die hun kroost een betere of een andere ontwikkeling willen geven, dan die, welke op de Chineesche inrichtingen van onderwijs te verkrijgen is. De Redactie teekende daarbij aan, dat het vraagstuk van het onderwijs voor de Chineezen afgescheiden moest blijven van dat betreffends het onderwijs in het Nederlandsch aan een deel der inlandsche bevolking, maar dat in geval van onderricht, aan Chineezen in onze Oost, in een hun vreemde taal, het Nederlandsch vóór moet gaan, aan eenige andere Europeesche taal. Thans werd uit no. 244 van de Javabode van 17 October 1904 vernomen, dat de, te Batavia gestichte Vereeniging ‘Tiong Hoa Kwe Koan’, die zich het onderwijs aan Chineezen ten doel schijnt te stellen, op haar verzoek aan de Regeering om een onderwijzer voor de Nederlandsche taal, afwijzend werd beschikt, terwijl er voor vreemde talen dadelijk krachten te vinden waren. Ook blijkt uit het Soerabajaasch Handelsblad van 11 October 1904 dat zich te Bandoeng eene vereeniging van Chineezen gevormd heeft, die een Chineesche school zal oprichten, waar de Engelsche en Chineesche talen zullen worden onderwezen. Van deze berichten kennis nemende, vraagt de Redactie zich af, of de drang van Chineesche zijde naar onderricht, de Regeering niet te machtig wordt, of die Haar niet boven het hoofd groeit. Waar zooveel dringende economische belangen der inlandsche bevolking op leiding en regeling wachten, kan wellicht niet alle aandacht gewijd worden aan een punt van betrekkelijk ondergeschikt belang, als het onderwijs aan Chineezen. De vraag mag echter worden gesteld, of leiding ook in deze aangelegenheid niet noodzakelijk wordt, althans verstandig zou zijn; het gaat toch niet aan, dat de Chineezen in onze Oost, bij voorkeur Engelsch, of welke Europeesche taal ook, leeren, terwijl aan het Nederlandsch geen aandacht wordt geschonken. Kan, nu de eerste schreden op den weg naar decentralisatie gedaan worden, nu Batavia, Mr. Cornelis en Buitenzorg eerlang gemeentelijke raden zullen erlangen, de regeling van het onderwijs aan Chineezen, niet aan die raden worden overgelaten. Vermoedelijk zullen afgevaardigden uit de Chineesche natie daarin zitting hebben; zou tot de taak dier raden niet moeten gerekend worden de leiding van het onderricht aan de Chineezen op die hoofdplaatsen, voor zoover dat een Europeesch karakter gaat dragen, wanneer de Regeering zelve die zaak niet ter hand kan nemen. Wij kunnen deze aangelegenheid hier slecht beoordeelen, maar voelen toch dat er iets moet gedaan worden. Thans is er wellicht nog leiding te geven, over eenige jaren kan het onderwijs aan Chineezen in eene richting gevoerd zijn, waarover men zich later | |
[pagina 169]
| |
zou beklagen. Mogen de welhaast in het leven te roepen gemeentelijke raden, bij de vele belangen welke aan hun beheer, van Regeeringswege zullen worden toevertrouwd, deze aangelegenheid zelf ter hand nemen. |
|