Neerlandia. Jaargang 8
(1904)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCoremans' Wetsvoorstel.Door den heer Coremans, volksvertegenwoordiger voor Antwerpen, werd op 8 Augustus 1901 een wetsvoorstel neergelegd | |
[pagina 167]
| |
luidens hetwelk de getuigschriften van middelbaar onderwijs die toegang verleenen tot de hoogeschool en in de verkiezingen bijgevoegde stemmen verzekeren, voortaan de bevestiging zouden moeten inhouden: ‘dat de titularis van het getuigschrift ten minste twee leergangen, behalve het Nederlandsch, het Duitsch en het Engelsch, in 't Nederlandsch heeft aangeleerd, overeenkomstig de wet van 15 Juni 1883; of dat hij een bijzonder examen in 't Nederlandsch heeft afgelegd, in ten minste twee vakken die hem, behalve het Nederlandsch, het Duitsch en het Engelsch, in 't Nederlandsch onderwezen werden.’ De dringende noodzakelijkheid van een dergelijk wetsvoorstel hoeft inderdaad geen lang betoog. Vooreerst, wat betreft de staatsgestichten van middelbaar onderwijs, wordt het na twintig jaar, eindelijk tijd dat al de voorschriften der taalwet van 1883 over het Nederlandsch in die officieele gestichten, er eerlijk nageleefd worden en toegepaste stelregels vertolken; de partijdige verklaring dier taalwet heeft ten andere in meer dan een officieel gesticht van middelbaar onderwijs aanleiding gegeven tot het oprichten eener bestendige Fransche afdeeling, waarin van dergelijk onderwijs in de moedertaal geen sprake is. Dit wil echter niet zeggen, dat de taalwet van 1883, hoe gebrekkig zij ook doorgaans toegepast wordt, geen goede vruchten afgeworpen heeft; integendeel! En dat juist wordt niet het minst bewezen door de taal zelf van den eigen letterkundigen arbeid van sommige oppervlakkige beoordeelaars der Vlaamsche Beweging, in wier oogen enkel de beweging voor een Vlaamsche Hoogeschool genade vindt - zonder dat zij evenwel tot zelfs voor die beweging een vinger verroeren. Wierp een dier oppervlakkige veroordeelers der Vlaamsche taalwetten zijn eigen stelling niet omver door de bekentenis dat, zoo Vlaanderen aan hem een Nederlandsch - en niet een Franschschrijvend letterkundige bezat, zulks uitsluitend de taalwet Coremans - De Vigne te danken was? Maar het nieuwe wetsvoorstel Coremans zou, wat betreft de officieele gestichten, nog heel wat meer goede vruchten afwerpen daar het feitelijk de afschaffing der Fransche afdeelingen zou ten gevolge hebben. Van veel grooter beteekenis nochtans is het wetsvoorstel Coremans met het oog op het onderricht der moedertaal in de vrije gestichten van middelbaar onderwijs. De vrije gestichten genieten immers, buiten de enkele dusgenaamde ‘gepatroneerde colleges’, van den staat geene ondersteuning hoegenaamd en de taalwet van 1883 is er bijgevolg niet toepasselijk. In de meeste vrije gestichten wordt nu het Nederlandsch op onbevredigende wijze aangeleerd; in vele gestichten is het aanleeren van het Nederlandsch feitelijk niet eens verplichtend. Onpartijdigheidshalve dient het echter gezegd, dat Vlaamschgezinde leerlingen en oudleerlingen dier gestichten het mogelijke, en soms wel het onmogelijke beproefd hebben om door eigen initiatief verbetering in dien toestand te brengen; sinds veertig jaar vooral werden er studentenbladen gesticht, vereenigingen tot beoefening der moedertaal opgericht, letterkundige prijskampen uitgeschreven; de strijdend-Vlaamschgezinde studentenbeweging bracht een letterkundige -, de letterkundige zelfs een kunstbeweging voort: zoo werd, voor eenige jaren nog, het tijdschrift Jong Dietschland gesticht, 't welk zich uitsluitend met kunst en letterkunde onledig houdt. Dit moest hier met nadruk vermeld worden om aan te toonen dat er wel degelijk, ook in de studentenbeweging, positief werk verricht werd. Maar de leemte is te diep om uitsluitend door eigen initiatief der Vlaamschgezinde leerlingen en oudleerlingen aangevuld te worden. Waarheid is het dat de studentenbeweging eenige knappe letterkundigen voortbracht, waarvan we niemand vermelden om niemand te vergeten, en dat meer anderen het door noesten arbeid ver genoeg brachten om met woord en pen hunne Vlaamsche beginselen te verdedigen: maar waarheid is het evenzeer dat de meeste oudleerlingen der vrije gestichten hunne taal noch behoorlijk spreken, noch zonder fouten schrijven kunnen; van dit laatste draagt ook wel, terloops gezegd, de moeilijkheid der Nederlandsche spelling groote schuld, ten andere, in de goed bevolkte gestichten uit de verfranschte centrums werft de studenten-beweging doorgaans weinig, soms wel geen partijgangers aan. Coremans' wetvoorstel wil nu dien onduldbaren toestand verhelpen, zonder daarom de vrijheid van onderwijs te krenken: willen vrije gestichten hun huidig leerprogramma ongewijzigd behouden, zij zullen er van staatswege niet om afgeschaft noch zelfs in hunne rechten gekrenkt worden; maar in die veronderstelde wezenlijkheid, zou de Staat de door die gestichten aangevraagde gunst, het door hen verkregen voorrecht niet langer meer verleenen diploma's af te leveren die van staatswege als deugdelijk en geldig erkend worden; zooals dit nu reeds het geval zou zijn indien aan de daartoe van staatswege reeds gestelde voorwaarden, als b.v. grondig onderricht in Latijn, Grieksch en Fransch, niet beantwoord werd. Het beslui ligt dan ook voor de hand. Sinds lang wordt, vooral in de officieele wereld, tegen Coremans' wetsvoorstel een uiterst gevaarlijken strijd gevoerd; niet dat men de wenschelijkheid eener uitbreiding van het onderwijs in en door de moedertaal zou durven betwisten, o neen! Maar men komt hier met allerhande nevenzaken en drollige dingen voor den dag. En jammer genoeg, blijkt de werking der Vlamingen nog niet bestand te zijn tegen die hardnekkige tegenkanting; door de gedurige uitstelling van de bespreking in de Kamers is de vroeger gevoerde propaganda reeds ontijdig geraakt; zooals ten tijde der ‘Gelijkheidswet’ kon enkel een algemeene en krachtige volksbeweging aan de Vlamingen de overhand verzekeren; maar daartoe is een groot aantal werkende krachten onontbeerlijk: weinig bate brengt het mede dat men hier of daar de handen aan 't werk slaat als men elders werkeloos blijft; en wat geestdrift kan de Vlamingen uit deze of gene streek, die het bestaan durven voor het Coremans' wetsvoorstel op te treden, bezielen, wanneer de laksheid in omliggende streken in hen een gevoel van onmachtige afzondering opwekt? Veel kan er in de steden gedaan worden, maar vooral op den Vlaamschen buiten dient de volkswil zich krachtig te laten gelden: daar dient de zaak in de gemeenteraden gebracht, in de weekbladen verdedigd, in volksvergaderingen besproken te worden; daar dient men de volksvertegenwoordigers aan 't verstand te brengen dat zij hun kamerzetel in gevaar brengen. Veel minder als verbonden door collectief optreden, dan wel door vermenigvuldiging van individueele werkzaamheid kan de groep België van het Alg. Ned. Verbond, waarvan de duizend leden over heel het Vlaamsche land verspreid zijn, het zijne bijdragen tot verkrijging van Coremans' wetsvoorstel, 't welk aan de Vlamingen een onverhoopt machtigen factor geven zou tot wering der taalslavernij die de zedelijke en verstandelijke ontwikkeling van het Vlaamsche Volk belemmert. Daartoe is het slechts noodig dat alle rustende krachten der Vlaamsche Beweging nu werkdadigen arbeid voortbrengen; daartoe is het slechts noodig dat elk Vlaamsch lid van het Algemeen Nederlandsch Verbond zich herinnere dat ook hij een taal- en stamgenoot is dier Zuid-Afrikaansche Boeren die steeds zoo manhaftig goed en bloed voor land en taal wisten op te offeren. Brecht, den 3den November. Jan Sebrechts. | |
Algemeen Nederlandsch Verbond.
| |
[pagina 168]
| |
De Tak Oostende hervatte zijn lessen van Hooger Onderwijs voor het volk met een voordracht met lichtbeelden van Medard Verkest over de Vlaamsche Primitieven. Te Mechelen zijn de reeksen leergangen de volgende: E. Van den Berghe, Ingenieur te Brussel: Vondel in verband met zijn tijd (4 lessen). M. Brants, leeraar aan het koninklijk Athen. te Brussel: Germaansche Mythologie en Heldenleer (5 of 6 lessen). M.C. Stoffels, advocaat, Antwerpen: Kunstreis door Italië (lichtbeelden). Te Oudenaarde geeft Dr Maurits Basse zes lessen: Vrouwen in de Nederlandsche Letterkunde. Aalst is de jongst opgerichte Tak, waar de werkzaamheden ingeleid werden door de voordracht van E. Hullebroeck over Peter Benoit en zang van fragmenten uit het werk van den Meester door mevr. Van Kerckhoven, soprano en de HH. Hullebroeck en De Vos. Deze muziekavond maakte een buitengewonen indruk, die nog blijft nawerken. De werkzaamheden van de Letterkundige Afdeeling van dezen Tak werden ingeleid door een voordracht van H. Meert, die behandelde: De Uitgebreidheid van het Nederlandsch Taalgebied met kaarten en een verzameling Nederlandsche bladen van buiten Europa. |
|