Van de leden: mej. E. Baelde (Rotterdam), Mart. J. Müller (Amsterdam), S. van Lier (Amsterdam), J. Tideman (Zwijndrecht), mr. K.M. Phaff (Dordrecht), W.J.A. Roldanus Jr. (Dordrecht,) C. van Son (Dubbeldam.)
Daar de voorzitter, mr. W.v.d. Vlugt, door ambtsbezigheden verhinderd was aanwezig te zijn werd de vergadering geleid door den onder-voorzitter, dr. H.J. Kiewiet de Jonge.
De notulen der Alg. Verg. van 26 Maart werden goedgekeurd.
Daarna stelt de voorzitter onmiddellijk aan de orde de voorstellen tot opheffing van het oude en tot oprichting van het nieuwe Alg. Ned. Verbond, en leest de ontwerp-besluiten met toelichting en onderschrift in hun geheel voor zooals een en ander is opgenomen in het Augustusnummer van Neerlandia (1904), luidende:
‘In de Statuten van 1897 komt voor een artikel 18, luidende: De bepalingen van art. II, XVI en XVIII dezer Statuten zijn niet voor wijziging vatbaar.
Bij de Statuten-wijziging in 1901 is dat art. 18 vervallen.
Thans valt de aandacht van den Minister van Justitie op dat bewuste artikel en wordt verlangd dat art. 18 weder wordt ingevoegd, alsook dat de twee onveranderbaar verklaarde artikelen onder hetzelfde artikelnummer weder worden opgenomen. Men meent dat de fout in 1901 door de Regeering over 't hoofd gezien, niet mag worden gehandhaafd, omdat de weglating onwettig is.
Het is moeielijk, zoo niet onmogelijk, aan den wensch der Regeering te voldoen, omdat dan het logisch verband van de verschillende deelen der Statuten zou worden verbroken. Ook met het oog op de toekomst is handhaving van het bewuste artikel 18 bedenkelijk, omdat de ontwikkeling van het Verbond er door kan worden belemmerd.
In deze omstandigheden ziet het Hoofdbestuur de eenige oplossing in het volgende voorstel aan de leden van het Verbond: het Verbond te ontbinden en onmiddellijk opnieuw op te richten op de nieuwe statuten.
Voorts met de volgende wijzigingen:
Art. 1, eerste lid te lezen: “Op 1 Januari 1905 is voor den tijd van 29 jaren enz.”
Art. 3, 10e, te lezen: “elk ander geoorloofd tevens wettig middel, dat enz.
Deze wijziging wordt door de Regeering verlangd.
Ten einde een goeden gang van zaken zooveel mogelijk te bevorderen noodigt het Hoofdbestuur bij dezen alle leden, groepen en afdeelingen, voorts allen die eene betrekking bij het Verbond bekleeden, uit, geheel op de bestaande voorwaarden in de bestaande verhoudingen en onder de bestaande bepalingen over te gaan in het nieuwe Verbond met handhaving van alle besturen in hunne tegenwoordige samenstelling en van allen, die thans eene betrekking bij het Verbond bekleeden.
Een ieder wordt geacht hierin toe te stemmen, die aan het Hoofdbestuur niet van het tegendeel doet blijken vóór 15 November 1904.
Het Hoofdbestuur vertrouwt te meer dat niemand zich tegen deze voorstellen zal verzetten, omdat het hier uitsluitend geldt eene zaak van vorm, die met het wezen van ons Verbond niets heeft te maken’.
De heer S. van Lier zegt te spreken namens de afd. Amsterdam en acht de gronden, waarop de ontbinding en wederoprichting van het Verbond wordt voorgesteld niet voldoende om zulk een maatregel te rechtvaardigen. Hij vraagt of het Verbond zich in moeielijkheden bevindt en verwacht van het Hoofdbestuur grondiger uiteenzetting van de noodzakelijkheid. Daarvan zal het afhangen of hij en de heer Mart. J. Müller hun stem er aan zullen geven.
De Alg. Secretaris geeft uitvoerig verslag van de redenen die het Hoofdbestuur tot de voorstellen hebben geleid. De handhaving der bewuste artikelen onder dezelfde artikel-nummers, zooals de Minister wilde, is niet mogelijk, daar de nieuwe richting die het Verbond heeft ingeslagen, een andere omschrijving van het doel noodzakelijk maakte. Het oude art. 2 te behouden zou het Verbond belemmeren in zijn ontwikkeling, die het voorop zetten der stoffelijke belangen tot een onmisbaren eisch maakt. Bovendien later zou kunnen blijken dat de artikelen, waarom het gaat, toch weder verandering behoefden en dan zou de onveranderbaarverklaring daarvan, zooals in de eerste Statuten geschied is, het Verbond andermaal met verlamming slaan. Bovendien, al wilde men de bewuste artikelen onveranderd handhaven, zulks zou in geen geval onder dezelfde artikel-nummers kunnen geschieden, zonder het logisch verband in de nieuwe Statuten geheel te verbreken.
De Voorzitter wijst er op dat men de heele zaak niet anders dan als een vormkwestie moet beschouwen.
De Afgevaardigden van de afd. Amsterdam zijn van oordeel dat de oude redactie van art. 2 alles bevatte wat het A.N.V. zich ooit ten doel zou kunnen stellen.
Mr. van Deventer verdedigt nader de nieuwe redactie die de zedelijke en stoffelijke kracht van den Ned. Stam als hoofddoel aangeeft en de taal meer als middel beschouwt.
De heer Meert herinnert er nog aan, dat de oude vorm van art. 2 ontleend is aan de oorspronkelijk Vlaamsche Statuten. Namens zijn Groep spreekt hij ook voor de nieuwe redactie.
Van de Bestuurstafel wordt er nog de nadruk op gelegd, dat ofschoon de maatregel van ontbinding en wederoprichting zeer tijdig (Augustus) ter kennis van alle leden is gebracht, geen enkele stem zich vóór den 15en Nov. tegen de voorstellen heeft verheven en dat omtrent de onderwerpelijke voorstellen zelfs geen enkele opmerking officieel of officieus ter kennis van het Hoofdbestuur is gebracht, zoodat mag worden aangenomen, dat alle leden zich er mee vereenigen.
Hoewel niet overtuigd, verklaren de afgevaardigden van de afd. Amsterdam niet tegen te zullen stemmen, omdat zij de ontwikkeling van het Verbond, door het Hoofdbestuur alleen in de nieuwe richting mogelijk geacht, geen belemmering in den weg willen leggen.
Daarop wordt met algemeene stemmen besloten:
1e. Het Algemeen Nederlandsch Verbond met ingang van 1 Januari 1905 te ontbinden, de leden van het Hoofdbestuur aan te wijzen als de personen, aan wie de vereffening van de baten en lasten van het Verbond wordt opgedragen en het saldo der hoofdkas over te dragen aan het nieuw op te richten ‘Algemeen Nederlandsch Verbond’.
2e. Met ingang van denzelfden datum op te richten eene nieuwe vereeniging, genaamd ‘Algemeen Nederlandsch Verbond’, en zulks op de Statuten zooals deze aan de notulen zijn gehecht en gewaarmerkt.
Het Hoofdbestuur wordt daarop door de vergadering gemachtigd de Koninklijke goedkeuring op de nieuwe Statuten aan te vragen en daarin die redactie-wijzigingen aan te brengen, die de Regeering mocht noodig achten.
De Voorzitter constateert, dat niemand zich heeft verzet tegen de verdere voorstellen te dezer zake zoodat alle leden, groepen en afdeelingen, voorts allen die eene betrekking bij het Verbond bekleeden, geheel op de bestaande voorwaarden in de bestaande verhoudingen en onder de bestaande bepalingen overgaan in het nieuwe Verbond met handhaving van alle besturen in hunne tegenwoordige samenstelling en van allen, die thans eene betrekking bij het Verbond bekleeden.
De vergadering wordt hierop gesloten.
De Alg. Secretaris
P.J. de Kanter.