Neerlandia. Jaargang 8
(1904)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 132]
| |
Verslag der Groep Ned. Oost-Indië over 1903.§ I. Samenstelling van het Groepsbestuur. Vergaderingen.Bij het begin van het verslagjaar bestond het Bestuur der Groep Nederlandsch Indië van het Algemeen Nederlandsch Verbond uit de heeren: Mr. Th. de Meester, Vice-president van den Raad van Nederlandsch-Indië, Voorzitter, P.C. Arends, Directeur van Binnenlandsch Bestuur, Ondervoorzitter, J. Dinger, Directeur der Nederlandsch-Indische Escompto Maatschappij, tweede Ondervoorzitter, Ds. A.S. Carpentier Alting, Predikant, H.M. la Chapelle, Lid der Algemeene Rekenkamer, L.E. Martens, gepensionneerd ambtenaar, J.J.A. Muller, Majoor van den Generalen Staf, H.R. du Mosch, Chef van de firma Maintz & Co., Mr. A.A. van Oven, Advocaat, Mr. J.H. Abendanon, Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, J.J. van de Geijn, leeraar aan het Gymnasium Willem III, J. Postma, Hoofdonderwijzer, Voorzitter van het Hoofdbestuur van het Nederlandsch-Indische Onderwijzers Genootschap, J.P.C. Hartevelt, Lid der Algemeene Rekenkamer, Secretaris, J.E. Bijlo, Secretaris van den Raad van Nederlandsch-Indië, Penningmeester. In den loop van 1903 kwamen in deze samenstelling de volgende veranderingen: De heer de Meester werd als voorzitter vervangen door mr J.W.Th. Cohen Stuart, Directeur van Justitie. De drie open plaatsen, ontstaan door het vertrek van de heeren P.C. Arends, J.J.A. Muller en H.R. du Mosch, werden ingenomen door de heeren D.F.W. van Rees, Directeur van Binnenlandsch Bestuur, C.F.H. Tückermann, Kapitein van den generalen staf, Adjudant van den Legercommandant, en mr. W.L. Borel, Lid van den Raad van Justitie te Batavia, welke laatste in de plaats van den heer Hartevelt optrad als Secretaris. Ds. A.S. Carpentier Alting werd gekozen als 2de Ondervoorzitter. De samenstelling van het Bestuur bij het einde van het verslagjaar was dus als volgt: Mr. J.W.Th. Cohen Stuart, Voorzitter, J. Dinger, 1ste Ondervoorzitter, Ds. A.S. Carpentier Alting, 2de Ondervoorzitter, Mr. J.H. Abendonon, H.M. la Chapelle, J.P.C. Hartevelt, L.E. Martens, Mr. A.A. van Oven, C.F.H. Tückermann, J.J. van de Geijn, J. Postma, D.F.W. van Rees, Leden, J.E. Bijlo, Penningmeester, Mr. W.L. Borel, Secretaris. In verband met het steeds toenemen der werkzaamheden van den Secretaris, werd besloten een bezoldigd Adjunct Secretaris (geen lid van het Bestuur) aan te stellen, tot welke betrekking werd benoemd de heer F.F. Borel, 1ste Commies bij het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Er werden bestuursvergaderingen gehouden. Algemeene Vergaderingen zijn niet gehouden. | |
§ II. Vertegenwoordiging der Groep Nederlandsch-Indië in het Hoofdbestuur.Als vertegenwoordigers der Groep Nederlandsch-Indië waren in het begin van het verslagjaar werkzaam de heeren J.M. Pijnacker Hordijk, Mr. C.Th. van Deventer, H.D.H. Bosboom en Jhr. P. van der Wijck. Laatstgenoemde keerde naar Indië terug. Te zijner vervanging werd de heer J.J.A. Muller, gepensionneerd majoor der genie, gewezen lid van het Groepsbestuur, aangezocht als vertegenwoordiger op te treden, aan welk verzoek genoemde heer gevolg heeft gegeven. | |
§ III. Vertegenwoordiging van het Groepsbestuur- op verschillende plaatsen in Nederlandsch-Indië en oprichting van plaatselijke afdeelingen der Groep.Van de personen in het vorige verslag genoemd, die zich bereid hadden verklaard op te treden als vertegenwoordigers der Groep zijn G.W.W.C. Baron van Hoëvell, Gouverneur Van Celebes en Onderhoorigheden, J.J. Donner, Resident van Madioen, Mr. W.F. Haase, Leeraar aan de opleidingschool voor Inlandsche ambtenaren te Probolinggo en Ds. A. Adama, Predikant te Palembang als zoodanig afgetreden. Aan den heer C.A. Kroesen, nieuw opgetreden Gouverneur van Celebes en Onderhoorigheden werd verzocht als vertegenwoordiger op te treden, terwijl Mr. F.D.E. van Ossenbruggen, leeraar in de rechtswetenschap aan de opleidingschool voor Inlandsche ambtenaren te Probolinggo, zich daartoe bereid verklaarde. Wat het oprichten van nieuwe afdeelingen aangaat, kan alleen worden vermeld dat in de residentie Kedoe op den 13den Mei eene afdeeling der Groep Nederlandsch-Indië werd gesticht door de Verbondsleden woonachtig in de afdeelingen Magelang en Temanggoeng. Het Bestuur dezer afdeeling werd samengesteld uit de heeren: Mr. A.E. van Arkel, Auditeur-militair in de 2de militaire afdeeling, Voorzitter en Penningmeester, J. van Leeuwen, Hoofd der 1ste Europeesche lagere school, Bibliothecaris en Ds. W.J. Boelman, Predikant. Dit bestuur bood op 16 Juni d.a.v. een ontwerp-reglement ter goedkeuring aan het Groepsbestuur aan, hetwelk op eenige kleinigheden na onveranderd werd goedgekeurd en op 1 October d.a.v. in werking trad. Volgens dit reglement, dat in hoofdzaak hetzelfde bevat als dat van de afdeeling Batavia, is het doel dezer afdeeling in het algemeen, zooveel mogelijk steun te verleenen aan het geheele streven onzer Groep, en in het bijzonder om binnen haren kring mede te werken tot het bevorderen van al hetgeen in artikel 2 van het Groepsreglement is vermeld. Andere afdeelingen kwamen dit jaar niet tot stand. Wel werden hiertoe pogingen aangewend in Soerabaja, doch deze leidden tot nog toe tot geen gunstig resultaat, daar te genoemder plaatse nog te weinig leden waren. Alleen kan nog worden vermeld dat te Poerwakarta (residentie Batavia) een vereeniging werd opgericht van Inlandsche ambtenaren, die Hollandsch hebben geleerd, tot beoefening der Nederlandsche taal, tot welke vereeniging reeds een dertigtal personen toetraden. Van de reeds in het vorig verslag genoemde afdeelingen bestond het bestuur op het einde van het verslagjaar uit de volgende personen: Afdeeling Batavia. Voorzitter, Ch.R. Bakhuizen van den Brink; ondervoorzitter, Th.G.G. Valette; secretaris, J.W. Roessingh van Iterson J.Azn., penningmeester, D.H. Hooyer; leden, R.J.H. Neumann, Mr. B. Nijman, J.M.H. van Oosterzee, Ds. C. Rogge, H.F. Roll en A.B.J. Prakken. Afdeeling Bandjermasin. Voorzitter, J.H. Loreij; secretaris, J.C. van Hoeve; penningmeester, D.J.K. Wetselaar. Afdeeling Ternate. Voorzitter,....; secretaris, tevens penningmeester, M. Christiaanse. Van de afdeeling Bandjermasin werd een ontwerp-reglement ontvangen, dat door het Groepsbestuur werd goedgekeurd. | |
§ IV. Groepsleden.In den loop van het verslagjaar steeg het aantal leden van 339 tot 540, waaronder 3 begunstigende en 68 beschermende leden. | |
§ V. Verrichtingen van het Groepsbestuur.In de eerste plaats zal een overzicht worden gegeven van hetgeen is verricht met betrekking tot de in het vorige verslag genoemde punten en daarna zullen de in dit jaar ter hand genomen onderwerpen worden besproken. | |
a. De Fröbelscholen.Blijkens de hierbij overgelegde door den penningmeester van het Verbond opgemaakte rekening en verantwoording van het fröbelfonds (zie blz. 139 van dit nummer) werd voor dat fonds in 1903 ontvangen f 2219.56 en bedroeg dit in totaal f 5776.19. Daarvan werden ondersteund fröbelscholen te Magelang, Banda-Neira, Bandoeng, Palembang, Makasser en Bandjermasin met achtereenvolgens f 50, f 25, f 50, f 50, f 25 en f 50 per maand. Op het einde van het jaar was dus voor de ondersteuning van fröbelscholen nog aanwezig een som van f 3722.35, welk bedrag, als er geen scholen meer bijkomen, bijna voldoende is om de thans ondersteunde inrichtingen tegemoet te komen tot en met Maart 1905. | |
b. Verspreiding van geschriften.In antwoord op het in het vorige verslag bedoelde voorstel aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid om het Nederlandsch Volksliederenboek op te nemen in de lijst van leer- | |
[pagina 133]
| |
middelen voor de openbare lagere scholen onder de rubriek ‘Inventarisartikelen’, werd de mededeeling ontvangen, dat het volgens de Commissie van den catalogus der leermiddelen, in zijn geheel niet vatbaar is voor opname als leermiddel onzer Indische scholen, aangezien op den catalogus in voldoende mate zangboekjes voorkomen, waarin de in Indië gezongen en bekende volksliederen zijn opgenomen, zoodat van eene verspreiding op de scholen is moeten worden afgezien. Van verschillende zijden werden dankbetuigingen ontvangen voor het toezenden van eenige door de Maatschappij ‘Tot Nut van 't Algemeen’ uitgegeven volksgeschriften en verzoeken om ook of nog meer dergelijke boekjes te mogen ontvangen, o.a. van de loge ‘Excelsior’ te Buitenzorg en ‘Arbeid Adelt’ te Makasser, ten einde ze in de boekerijen beschikbaar te stellen. Aangezien echter deze boekjes niet meer voorhanden waren, konden wij tot onzen spijt niet aan deze verzoeken voldoen, doch gaven den aanvragers in overweging de noodige bestellingen te doen, door onze tusschenkomst, onder mededeeling tevens dat het Groepsbestuur bereid was een gedeelte der onkosten voor rekening van de Groep te nemen. | |
c. Openstelling van schoolboekerijen.Hierover valt niets bijzonders te vermelden. | |
d. Leergangen in de Nederlandsche taal voor Inlanders en Chineezen.Op het verzoekschrift van den heer L.H.K. van Bennekom om eene tegemoetkoming uit 's Lands kas ten behoeve van een te Padang op te richten cursus in de Nederlandsche taal voor Inlanders en Chineezen is tot dusver door de Regeering geen beschikking genomen Volgens mededeeling van genoemden heer hebben echter een paar leergierigen zich niet laten weerhouden om aan hunnen wensch, de Nederlandsche taal te leeren, gevolg te geven, zij het ook met belangrijke geldelijke offers hunnerzijds en hebben zij besloten in Nederland hun studiën voort te zetten. De heer van Bennekom verzocht ons Bestuur in verband daarmede maatregelen te treffen dergelijke personen behulpzaam te zijn. Wij wendden ons toen tot de agentschappen der stoomvaartmaatschappijen ‘Nederland’ en ‘Rotterdamsche Lloyd’ met verzoek te willen mededeelen welke de voorwaarden zijn waarop dergelijke Inlanders en Chineezen ook van elders dan van Padang, met de booten hunner maatschappijen heen en terug zouden kunnen worden overgevoerd, als zij, wat de behandeling aan boord betreft, geen hoogere aanspraken maken dan Inlandsche bedienden van Europeesche passagiers. Van de Maatschappij ‘Nederland’ mochten wij het antwoord ontvangen, dat zij bereid is aan deze personen overtocht 3de klasse van - en naar Nederlandsch-Indië te verleenen voor enkele reis (geen retour) tegen betaling van f 200 per hoofd, welk bericht in de dagbladen is bekend gemaakt. | |
e. Bevoegdheid van Inlandsche artsen.Hieromtrent zijn geen nadere berichten ontvangen. | |
Nieuwe verrichtingen van het Groepsbestuur.a. Prijsvragen.Daar nog weinig of niets bleek te bestaan op het gebied van eenvoudige goede en goedkoope leesstof in goed Nederlandsch en geschikt voor minder ontwikkelden en de door de Maatschappij ‘Tot Nut van 't Algemeen’ uitgegeven ‘kleine volksgeschriften’ daartoe niet geschikt waren, vatte het Groepsbestuur het voornemen op eene poging te doen om nieuwe leesstof in den gewenschten vorm te verkrijgen en tevens om ook goede boekjes voor Nederlandsch lezende Inlanders het aanzijn te schenken. Te dien einde werd besloten eene mededinging naar prijzen open te stellen voor inzenders van kleine in de Nederlandsche taal geschreven verhandelingen in twee soorten, de eene voor minder ontwikkelde Europeanen; de tweede voor Nederlandsch lezende Inlanders. Voor beide soorten werden 2 prijzen beschikbaar gesteld: een eerste prijs van f 150. - en een tweede van f 75. - Zoowel in Indië als in Nederland werd de mededinging opengesteld. Ter beoordeeling der ingekomen antwoorden op de prijsvraag der 1ste soort (26) werden de heeren L.Th. Mayer, gepensionneerd assistent-resident te Meester-Cornelis, F.K.H. Zaalberg, mede-Redacteur van het Bataviaasch Nieuwsblad en J. Stigter, Leeraar aan de Koningin Wilhelmina school te Batavia aangezocht om op te treden als jury, welke heeren op bedoeld verzoek toestemmend hebben geantwoord. Tot het vormen eener jury ter beoordeeling der ingekomen antwoorden 2de soort (14) werden aangezocht de heeren J.B. Visscher, onderwijzer aan de opleidingschool voor Inlandsche ambtenaren te Bandoeng, Mas Mohamad Daoed en Darma Koesoemo, onderwijzers aan de kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers aldaar. De eerst- en laatstgenoemden namen de uitnoodiging aan, terwijl de tweede door bijzondere omstandigheden verhinderd was als jurylid op te treden. In zijn plaats werd aan den heer Raden Soema di Pradja, Translateur voor de Soendaneesche taal te Bandoeng verzocht zijne medewerking te verleenen, die in toestemmenden zin antwoordde. | |
b. Verspreiding van geschriften.1. ‘Insulinde’ Nederlandsch tijdschrift voor den Inlander.Door de firma G. Kolff & Co. te Bandoeng was het voornemen opgevat een tijdschrift te doen verschijnen onder redactie van de heeren B.J. Visscher aldaar en Th.J.A. Hilgers te Batavia, welk tijdschrift als titel zou voeren ‘Insulinde’, Nederlandsch tijdschrift voor den Inlander en waarvan de inhoud zou bestaan uit goed gekozen proza, opgaven en vragen betreffende stijl, verklaringen van woorden en uitdrukkingen, spraakkunst en oefeningen over de juiste schrijfwijze enz. Het Groepsbestuur achtte het op zijn weg te liggen de verspeiding van dit tijdschrift zooveel mogelijk te bevorderen en deed daarom aan de verschillende Hoofden van gewestelijk bestuur het verzoek eene door het bestuur gestelde bekendmaking onder de in hunne gewesten bescheiden ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur te willen verspreiden en ook hun zoo gewenschten steun te willen schenken aan de uitgave van het daarin bedoeld tijdschrift. | |
2. Bintang Hindia.Met den aanvang van het verslagjaar ving de uitgave aan van een nieuw tijdschrift voor Nederlandsch-Indië ‘Bintang Hindia’ door N.J. Boon te Amsterdam, onder redactie van de heeren H.C.C. Cloekener Brousson, J.L. Tehupeiory, Inl. Arts, en Abdul Rivai, Inl. Arts, ter voltooiing van zijn geneeskundige studiën in Nederland vertoevend, welk met zorg en smaak uitgegeven tijdschrift zich ten doel stelt de Inlanders van Nederlandsch-Indië door woord en beeld bekend te maken met alles wat er wetenswaardigs voor hen is in het moederland en hen op te wekken zich toe te leggen op de Nederlandsche taal. Aangezien het tijdschrift dus rechtstreeks zou medewerken aan het doel van het Verbond, werd door het Hoofdbestuur aan den Minister van Koloniën het verzoek gedaan dit blad te steunen en verzocht het ook ons Bestuur aan de uitgave steun te verleenen. Het Groepsbestuur wendde zich tot den Legercommandant, onder mededeeling dat het bereid was voor rekening van de Groepskas een beperkt aantal exemplaren bij abonnement te doen zenden aan adressen, waar of van waaruit het tijdschrift onder de oogen zou kunnen komen van Inlanders, die daarin belang zouden stellen, doch die gewoonlijk niet zulke lectuur zich persoonlijk aanschaffen en verzocht aan Zijne Excellentie te willen mededeelen of er bezwaar bestond b.v. een vijftiental exemplaren te behoeve van de Ambonneesche militairen beschikbaar te stellen. In antwoord daarop mochten wij de mededeeling ontvangen dat ons voornemen door het legerbestuur zeer op prijs werd gesteld en gaven wij daaraan gevolg. Om de verspreiding nog meer te bevorderen richten wij een schrijven aan de verschillende gewestelijke bestuurshoofden, met verzoek te willen mededeelen of er in hunne gewesten ook geschikte adressen waren (vereenigingen, societeiten van Inlanders, enz.) waaraan, met kans op nuttig effect, een exemplaar zou kunnen worden gezonden op kosten van de Groepskas. Van vele Residenten werd geen antwoord ontvangen, zoodat slechts op onregelmatige wijze aan de beoogde verspreiding van ‘Bintang Hindia’ over verschillende vereenigingspunten van Inlanders begonnen zou kunnen worden. | |
c. Stichten van afdeelingen.Door het Groepsbestuur werd bij schrijven van 22 Augustus 1903, aan de Hoofden van gewestelijk bestuur het verzoek gedaan hunne mede werking te verleenen tot het oprichten van afdeelingen. Resultaten daarvan zijn ons nog niet bekend. | |
d. Afschaffing van vreemde worden in de ambtelijke briefwisseling.Naar aanleiding van bij algemeene order voor het Nederlandsch-Indische leger vastgestelde nieuwe voorschriften omtrent het voeren van briefwisseling tusschen de militaire autoriteiten onderling, waarin o.a. is bepaald dat alle dienstbrieven, rapporten enz. in de Nederlandsche taal behooren te zijn gesteld en vreemde woorden | |
[pagina 134]
| |
of uitdrukkingen daarin zooveel mogelijk behooren te worden vermeden, werd aan Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië de vraag onderworpen of het niet wenschelijk zou zijn een dergelijk voorschrift van wege de Regeering in het algemeen uit te vaardigen voor alle ambtelijke briefwisseling hier te lande, aangezien het een dagelijks waarneembaar feit is, dat daarin dikwijls vreemde woorden en uitdrukkingen worden gebezigd, die gemakkelijk door gelijkwaardige, gangbare Nederlandsche zouden kunnen worden vervangen en het tot het ongeschonden behoud van onze taal zeker veel zou bijdragen als door de Regeering en hare ambtenaren steeds wordt voorgegaan in het zooveel mogelijk zuiver Nederlandsch schrijven. Ingevolge dit verzoek werd door de Regeering aan de Chefs der Departementen van Algemeen bestuur, de hoofden van gewestelijk bestuur, het Hoog Gerechtshof van Nederlandsch-Indië den Procureur-Generaal van het Hoog Gerechtshof in Nederlandsch-Indië en aan de Algemeene Rekenkamer een rondschrijven gericht van den volgenden inhoud: ‘Door het Bestuur der Groep Nederlandsch-Indië van het Algemeen Nederlandsch Verbond is de wenschelijkheid betoogd om in de ambtelijke briefwisseling het gebruik van vreemde woorden en uitdrukkingen zooveel mogelijk te beperken. De Gouverneur-Generaal kan daarmede wel instemmen voor zoover dit nochtans niet tot het buiten gebruik stellen leidt van die vreemde woorden en uitdrukkingen welke geheel het burgerrecht ten onzent hebben verkregen. Op last van Zijne Excellentie heb ik de eer U mitsdien te verzoeken in den vervolge met het bovenstaande rekening te willen houden en doen houden.’ De Eerste Gouvernements Secretaris (wg.) Paulus.
Als een vervolg op dit Gouvernements schrijven werd door het Groepsbestuur aan de Kamers van Koophandel en Nijverheid in Nederlandsch-Indië het verzoek gedaan om hare gewaardeerde tusschenkomst en medewerking te verleenen ten einde van de Nederlandsch schrijvende handelslichamen, geldinstellingen, inrichtingen van nijverheid, reederijen, makelaardijen enz. in den kring van hunne bevoegheid aansluiting te verkrijgen aan bedoeld streven, en wel in dier voege, dat in hunne briefwisseling, boekhouding a.a. bij voor de hand liggende keuze tusschen een zuiver Nederlandsch en een vreemd woord van volkomen gelijke beteekenis, het eerste worde gebruikt, ook als het vreemde woord reeds min of meer burgerrecht mocht hebben verkregen. Een dergelijk verzoek werd gericht aan de Redactiën der verschillende dagbladen hier te lande voor wat betreft hunne bladen. Voorts vatte het Groepsbestuur het voornemen op een lijst te doen samenstellen van vreemde woorden en uitdrukkingen die meer of minder het burgerrecht hebben verkregen met vermelding ernaast der daarvoor te gebruiken Nederlandsche woorden en die lijst uit te geven ten einde te kunnen worden geraadpleegd door allen, van wie in ambtelijke of niet ambtelijke betrekkingen kan worden gevergd dat zij zich schriftelijk in zuiver Nederlandsch uitdrukken. Aan ons bestuurslid C.F.H. Tückermann werd verzocht eene dergelijke lijst samen te stellen; de heer Tückermann nam die taak bereidwillig op zich. | |
e. Nederlanderschap van Inlanders.Door een der bestuursleden werd aan ons oordeel de vraag onderworpen of het niet wenschelijk zou zijn pogingen aan te wenden om het Nederlanderschap te geven aan hem, die in Nederlandsch-Indië ingevolge het Regeerings Reglement als Inlanders worden beschouwd en die krachtens de overgangsbepaling der wet van 12 December 1893 op het Nederlandschap en het ingezetenschap (Nederlandsch Staatsblad No. 268) daarvan thans zijn uitgesloten. De meerderheid van het Bestuur was er voor eene Commissie te benoemen om ter zake een rapport uit te brengen. De heeren Mr. J.H. Abendanon, J.J.A. Muller en Mr. A.A. van Oven werden daarop uitgenoodigd deze commissie te vormen, waaraan zij bereidwillig voldeden. Na lezing van het uitvoerige rapport door de Commissie uitgebracht, heeft het Bestuur echter besloten de kwestie te laten rusten. | |
f. Leergangen in de Nederlandsche taal voor Inlanders en Chineezen.Daar het gebleken was dat op een school te Batavia voor Chineezen, Engelsch werd onderwezen en het naar het inzien van het Groepsbestuur op den weg van het Algemeen Nederlandsch Verbond lag om al het mogelijke te doen opdat de Europeesche taal, die Inlanders en met hen gelijkgestelden zich voor doeleinden van handel en industrie eigen maken, vooral geen andere dan de Nederlandsche zoude zijn, vestigde het de aandacht van het Bestuur der afdeeling Batavia op deze zaak, onder mededeeling dat het wenschelijk voorkwam ernstige pogingen in het werk te stellen om de hoofdplaats van Nederlandsch-Indië te doen voorzien van een of meer goede gelegenheden, waar Inlanders en vreemde Oosterlingen, die daarvoor geschiktheid hebben, Nederlandsch kunnen leeren, het aan het oordeel van genoemd afdeelingsbestuur overlatende welke weg daartoe zal zijn in te slaan, waarbij tevens werd opgemerkt dat hier het particulier initiatief zal moeten voorgaan, wil men eenige verwachting koesteren dat van Regeeringswege steun zal worden verleend. Het bleek dat het Chineesch bestuur liever een Nederlandsch onderwijzer had gehad, maar dien niet kon krijgen uit gebrek aan fondsen. Om hierin te voorzien was aan de Regeering vergunning gevraagd tot het houden van eene geldloterij, welke echter in den eersten tijd nog niet zal kunnen worden gehouden. Onderhandelingen om een Europeesch onderwijzer aan deze school te verbinden zijn nog gaande. | |
§ VI. Verrichtingen der afdeelingen.a. Batavia.Deze afdeeling deed in het afgeloopen jaar, voor haar het eerste, veel van zich hooren. De eerste uiting der Afdeeling naar buiten was de openbare bijeenkomst op 5 Mei in het gebouw der Koninklijke Natuurkundige Vereeniging, daartoe welwillend ter beschikking van de Afdeeling gesteld. Deze vergadering was belegd op aansporing van het Groepsbestuur en had ten doel het streven van het Verbond in ruimer kring bekend te maken. Zij was niet zoo druk bezocht als gewenscht was, doch gaf den aanwezigen gelegenheid om maatregelen aan te bevelen, welke het afdeelingsbestuur tot richtsnoer zouden kunnen dienen. Zoo werd b.v. sterk aangedrongen op het stichten eener boekerij, verder op het verbreiden van het Nederlandsch lied en de Nederlandsche taal onder de Inlandsche bevolking enz. Op 24 Juli hield de heer F.P.H. Prick eene lezing over ‘de verindisching van het Nederlandsch’, terwijl door mejuffrouw Belder, vroeger verbonden aan het Lyrisch Tooneel te Amsterdam, eenige verzen werden gezegd. De daarop volgende bijeenkomst had 19 Augustus plaats en was gewijd aan de verbreiding van het Nederlandsche lied: het hier ter plaatse bestaande A Capella koor, onder leiding van den heer W.F. Siep, gaf met welwillende medewerking van mejuffrouw C. Broer van Dijk, pianiste, en andere kunstbeoefenaren, eene uitvoering van uitsluitend Nederlandsche muziek. De reeks bijeenkomsten werd voor het verslagjaar besloten door eene voordracht van Ds. A.S. Carpentier Alting in het Logegebouw op 10 November. Tot onderwerp was gekozen ‘Iets over Vondel.’ Het plan van het Bestuur is, te trachten op dezen weg voort te gaan en door het houden van voordrachten, muziek- of tooneeluitvoeringen de belangstelling voor Nederlandsche kunst, wetenschap, taal en letteren op te wekken. Tot het bijwonen der gehouden lezingen werden uitgenoodigd Inlandsche ambtenaren en leerlingen van de school tot opleiding van Inlandsche artsen, die geacht konden worden voldoende Nederlandsch te verstaan. Het Bestuur verleende verder zijne tusschenkomst bij het sluiten van overeenkomsten tusschen de Nederlandsche tooneelkunstenaars mejuffrouw Belder en de heeren Claus en Meunier en verschillende societeiten. Met het vormen eener boekerij is een begin gemaakt door het doen van enkele aankoopen en het plaatsen van eene aankondiging in een der Bataviasche bladen, waarin een beroep werd gedaan op de medewerking van alle belangstellenden om eene verzameling bijeen te brengen. Plannen worden beraamd om een leesgezelschap van Nederlandsche tijdschriften te vormen. Het aantal leden steeg van 86 tot 224. | |
b. Bandjermasin.Uit het jaarverslag van 1902 blijkt dat van deze afdeeling weinig leven uitging. Alleen werd op 1 October een fröbelschool opgericht, welke inrichting echter een kwijnend bestaan leidde, zoodat aan ons Bestuur het verzoek werd gedaan aan de Regeering vergunning te vragen tot het ten behoeve dier inrichting houden eener geldloterij, groot f 10.000. - | |
[pagina 135]
| |
Ook in 1903 trad de afdeeling niet in het openbaar op, hetgeen te wijten is aan het geringe aantal leden. Met de fröbelschool ging het vooruit. Het aantal kinderen nam steeds toe en zal dit nog meer doen als de inrichting in een ander, meer in het midden van de plaats gelegen lokaal zal zijn ondergebracht, hetgeen binnenkort zal gebeuren. Door de geldelijke ondersteuning van genoemde inrichting door ons Bestuur zijn de finantieele omstandigheden daarvan veel verbeterd. Het aantal leden bedroeg 15. | |
c. Ternate.Deze afdeeling uitte zich blijkens het jaarverslag van 1902 door het uitbreiden eener bibliotheek en wel zoodanig dat er vooreerst geen behoefte aan nieuwe lectuur bestaat, door het steunen van de fröbelschool, door het, in samenwerking met de Vereeniging ‘Vooruitgang door Beschaving’ uitloven van een prijs in geld aan het gezin, waarin een jaar lang het meest Hollandsch wordt gesproken en voornamelijk door het aanmoedigen van het Hollandsch spreken onder de bevolking. Het aantal leden steeg van 10 tot 12. Uit het jaarverslagGa naar voetnoot1) van 1903 blijkt dat de Fröbelschool zeer goede resultaten afwerpt. De kinderen die de school voor het eerst bezochten spraken voldoende het Hollandsch om dadelijk het gewoon onderwijs te beginnen. Toch blijft het voor de kleinen uit Hollandsche ouders geboren, zwaar om onze taal goed te blijven spreken, omdat er zooveel Maleisch ook in huis wordt gesproken. Om dat Maleisch spreken van Europeanen zooveel mogelijk tegen te gaan loofde het Bestuur in 1902 een prijs uit voor het gezin, waarin een jaar lang het meest Hollandsch wordt gesproken (zie boven), welk in dit verslagjaar werd uitgereikt en wel aan de familie Kreeuseler. Verder is besloten boekjes aan te koopen, die zeer gemakkelijke lesjes bevatten en van duidelijke plaatjes voorzien zijn, om onder de kinderen verspreid te worden. Het aantal leden bleef hetzelfde. | |
d. Kedoe.Deze afdeeling telde bij hare oprichting (1 October 1903) 43 leden welk aantal op het einde van het verslagjaar was geklommen tot 70. Er werd eene volksbibliotheek geopend met 530 werken van verschillende Nederlandsche schrijvers, welke werken waren afgestaan door twee leesgezelschappen te Magelang. Vooral door onderofficieren werd van deze verzameling veel gebruik gemaakt. Het Bestuur heeft zich voorgenomen een zangkoor op te richten om ook op deze wijze de belangen van het Verbond te bevorderen door het bekend maken van het Nederlandsche lied. Door een der leden werd de som van f 50. - beschikbaar gesteld ten behoeve van de bibliotheek. | |
§ VII. Financiën der Groep.Hiervoor wordt verwezen naar de bijgevoegde rekening en verantwoording van den Penningmeester. (Zie blz. 139).
* * * | |
Naschrift.De vertegenwoordigers van de Groep Nederlandsch-Indië in het Hoofdbestuur veroorloven zich de vrijheid aan het vorenstaande het volgende toe te voegen. Bij koninklijk besluit van 22 Juni 1904 (Staatsblad no. 123), houdende nadere aanvulling enz..... houdende regeling der voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van arts, tandmeester, enz..... gelet op de artikelen 2, 3, 6, 8, en 9 der Wet van 25 December 1878 (St. bl. 222), aangevuld enz.....; gewijzigd bij de Wetten van 12 December 1892 (St. bl. 261), 21 Juni 1901 (St. bl. 157) en 27 April 1904 (St. bl. 81); is goedgevonden en verstaan dat aan artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 Maart 1895 (St. bl. 37) een tweede en een derde lid worden toegevoegd, luidende: ‘Zij, die na afgelegd examen in de genees-, heel- en verloskunde het diploma van dokter-djawa en het recht tot uitoefening der geneeskunst in haren geheelen omvang in Nederlandsch-Indië verkregen hebben overeenkomstig de regeling van de opleiding van inlandsche geneeskundigen, kunnen op vertoon van genoemd diploma toegelaten worden tot het afleggen van het theoretisch geneeskundig examen bedoeld bij artikel 6 der Wet van 25 December 1878 (St. bl. no. 222), en genieten vrijstelling van de overlegging van de verklaring en het bewijs, omschreven in het derdelid van artikel 2 dier Wet. Daardoor wordt dus aan de dokter-djawa (inlandsche geneeskundigen), die zich naar Nederland begeven, met het doel zich daar verder te bekwamen, de gelegenheid gegeven, na het afleggen van eenige aanvullingsexamens den artstitel te verwerven; terwijl zij vroeger, vóór het inwerking treden van dit besluit, aan alle examens, van het eindexamen der H.B.S. af, zouden hebben moeten voldoen, alvorens dien titel machtig te kunnen worden. De onmiddellijke aanleiding tot het nemen van dit besluit en tot de verandering der artsenwet die daaraan moest voorafgaan, mag verondersteld worden gelegen te zijn in een verzoek van den inlandschen geneeskundige Abdoel Rivai, welke eenige jaren geleden zich met een verzoekschrift tot den Minister van Binnenlandsche Zaken wendde, om, met vrijstelling van eenige andere examens, te worden toegelaten tot het theoretisch geneeskundig examen hooger bedoeld; welk verzoek zoo krachtig mogelijk door de vertegenwoordigers der Groep Nederlandsch-Indië werd ondersteund. Thans is de gelegenheid voor dokter-djawa, die werken willen en die in staat zijn naar Nederland te komen en daar een drietal jaren te studeeren geopend om den artstitel te verwerven. De Minister van Binnenlandsche Zaken, gesteund door de verschillende Colleges, die in de regeling dezer aangelegenheid hunne medewerking hebben verleend, heeft door het voorbereiden van dit besluit stellig gewerkt in de lijn, die meer en meer naar de ontwikkeling der inlanders moet leiden; een woord van dank aan Zijne Exc. en aan de Volksvertegenwoordiging, die door in eene wijziging der artsenwet toe te stemmen, het mogelijk maakte dat een hinderlijk struikelblok uit den weg werd geruimd, is hier zeker niet misplaatst. De vertegenwoordigers der Groep Nederlandsch-Indië. |