Neerlandia. Jaargang 8
(1904)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdNederland.Het XXVIIIste Ned. Taal- en Letterkundig Congres en het Alg. Ned. Verbond.Neerlandia is geen dagblad en men zal dus hier geen, zij het ook slechts beknopt verslag verwachten van het vele, dat op dit Congres is besproken. Maar wel dunkt mij ons maandblad de plaats om eens na te gaan wat de groote beteekenis is geweest van het in veel opzichten zoo merkwaardige Deventer Congres en welke voordeelen het voor ons Verbond heeft opgeleverd. Op den voorgrond dit: Als het 28ste Congres geslaagd is - en wie zou dit willen ontkennen - danken wij dat voor een groot deel, naast het werkzame Uitvoerend Comité en de gastvrije Deventenaars, aan de uitmuntende leiding van den voorzitter, den grijzen professor Te Winkel, die met jeugdig vuur en bekwamen tact de juiste beteekenis der Congressen heeft aangetoond en, zonder zijn persoonlijke overtuiging geweld aan te doen wellicht den stoot heeft gegeven tot een in het vervolg gezamenlijk optrekken van ouderen en jongeren, vereenigd door één groot en hoog nationaal belang, om te strijden voor de handhaving van den Dietschen Stam. In zijn het gansche gebied onzer taal omvattende openingsrede sprak hij het onomwonden uit: ‘De afwezigen hebben ongelijk en doen ons ongelijk aan, evenals die verslaggevers onzer bijeenkomsten in dagbladen en tijdschriften, zooals wij er van vorige congressen kennen, die, zonder hart voor onze zaak, alleen ambtshalve verschenen om mede te deelen, wat bij een oppervlakkige beschouwing hunne aandacht getrokken had. Hoe dikwijls ben ik, dankbaar gestemd en opgewekt van de congressen teruggekeerd, ontnuchterd, neen erger, ontstemd door hun geringschattend geschrijf, dat bij voorkeur de altijd onvermijdelijke misslagen en kleine fouten vermeldde. Hoevelen zijn er door die verslagen te lezen van terug gehouden, naar onze congressen op te gaan! Zij zouden er anders in goed gezelschap geweest zijn.’ En de voorzitter noemde een geheele reeks van geleerden en letterkundigen, eens de voormannen van hun tijd. En zie de dagbladpers heeft ditmaal met grooten ernst en toewijding haar moeilijke taak vervuld en den kameraadschappelijken geest der congressisten geroemd. Zij heeft daarmee bezegeld de woorden van den voorzitter: ‘Wie komt moet den echten congresgeest medebrengen: den geest der jeugdige opgewektheid, der gezellige vriendelijkheid, der veerkrachtige levendigheid.’
* * *
Het was reeds lang de meening van velen dat een hervorming der Congressen dringend noodig is. Op het bekende | |
[pagina 120]
| |
Dordtsche Congres van '97 heeft Dr. Kiewiet de Jonge daartoe reeds een krachtige poging gedaan, het Nijmeegsche Congres in 1901 bracht de leiding bij het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch VerbondGa naar voetnoot1) en de algemeene vergadering van het laatste Congres heeft nogmaals volmacht gegeven aan het A.N. V, waardoor thans de Congressen voor goed zijn gestuwd in de richting der Algemeene Stambelangen. De voorzitter, en ongetwijfeld velen met hem, hecht aan den historisch geworden naam ‘Taal- en Letterkundig’. ‘Nederlandsch Congres’ duidt de alle stambelangen omvattende hoofdrichting veel zuiverder aan. Het Alg. Ned. Verbond, dikwijls te uitsluitend als een Taalbond aangemerkt, heeft in zijn nieuwe statuten de zedelijke en stoffelijke verheffing van onzen stam op den voorgrond gebracht. Prof. Te Winkel heeft op het Congres gezegd: ‘Geleerdheid is hier niet gewenscht, hier wordt een volkszaak gediend en past het populaire, maar natuurlijk liefst behandeld door mannen van degelijke kennis, die in staat zijn ook in anderen dan wetenschappelijken vorm iets nieuws en goeds in algemeen verstaanbare woorden mede te deelen.’ En toen hij het had over ‘Arm Vlaanderen’: ‘Het is goed dat de Congressen hun arbeidsveld hebben verruimd, want hier zijn taalbelangen van maatschappelijke belangen niet meer te scheiden.’ Welnu deze uitingen, de eindbeslissing van het Congres die de leiding voortaan aan ons Verbond geeft en de verbreede tactiek van dit Verbond, zij moeten den heer L. Simons, die op dit Congres een pittige lezing hield over Onze Letterkunde en Onze Volksklassen, een voldoening zijn geweest, want ook hij eischte reeds te Nijmegen in 1901 die sociale opvatting van ons nationalisme, al overvroeg hij toen schromelijk, mogelijk met opzet. Toch - waar de nieuwe geest als een verjongende kracht de Congressen gaat doordringen, waar partijen door dat ééne groote algemeene stambelang tot elkaar beginnen te komen, waar overal de Nederlandsche Gedachte vaardig en strijdbaar wordt, daar zullen wij niet twisten over een naam, dien menigeen nog heilig is om ouden roem in andere tijden. Als de nieuwe geest en de daad er maar zijn.
* * *
Wanneer ons Hoofdbestuur de hervorming van de Congressen ter hand neemt - en het moge dit om de ingrijpendheid der zaak spoedig doen, want twee jaar zijn spoedig om - dan verdient het in de eerste plaats overweging het sectie-stelsel, zij het niet af te schaffen, dan toch te beperken. Vele voordrachten - dit Congres heeft het weer bewezen - behooren thuis op philologen- of andere vakvergaderingen, waar de belangen der besproken onderwerpen veel veiliger zijn en beter gediend worden dan op een Congres, wier toevallige ledenschaar voor het meerendeel uit inwoners der plaats van samenkomst bijeengebracht, geen gezag aan eenig besluit op wetenschappelijk of letterkundig gebied kan geven. De Algemeene Vergadering moet regel, de afdeelingsvergadering uitzondering worden. Men behoeft niet te vreezen dat de beste voordrachten, die thans in de Afdeelingen worden gehouden van het programma zullen verdwijnen. Ons tooneel, onze geschiedenis, onze letterkunde (Van Hulzen noemde haar een der middelen tot en uitingen van ons nationaal besef) kunnen immers even goed op de algemeene vergaderingen behandeld worden, mits ze in verband staan met het hoofddoel der Congressen; zoo niet dan hooren ze in vakvereenigingen thuis. Alles voor allen zij de leuze in 't vervolg. Aan het Hoofdbestuur van het Alg. Ned. Verbond, niet aan een toevallige Congrescommissie zij dan ook voortaan overgelaten een verstandige keuze te doen uit de sprekers die zich aanmelden. Deze kunnen trouwens vooruit door middel van Neerlandia en andere bladen gewezen worden op de wenschelijkheid hun voordrachten te kiezen in overeenstemming met de algemeene strekking van de Congressen.
* * *
Bovenstaande meeningen willen niet zijn een aanvuring tot vermeestering der Congressen door het Alg. Ned. Verbond, wat sommigen er in zullen zien. Het A.N.V. is het logisch gevolg van de Congressen en de voorwaarde van hun levensduur. Want op zich zelf hebben ze geen wettelijk recht van bestaan buiten de gewoonte. De stichting van 1849 staat nergens vast, hangt in de lucht, is een tweejaarlijksch terugkeerende vierdaagsche geestdrift voor onzen stam, geestdrift die bij de overgroote meerderheid der Congressisten even spoedig weer wegzinkt in den sleur van het dagelijksch leven, in den strijd om het persoonlijk bestaan. En nu is het Alg. Ned. Verbond daar, om die geestdrift vast te leggen, om ze te verduurzamen, ze om te zetten tot blijvende weerkracht voor onze taal en onzen stam. De Congressen en het Alg. Ned. Verbond waren van de stichting des laatsten af reeds één in beginsel, ze zijn het nu geworden inderdaad. Ofschoon het Uitvoerend Comité van het Deventer Congres het A.N.V. zeker niet op den voorgrond gedrongen heeft, zijn de beginselen toch telkens en telkens op de Algemeene en sectievergaderingen, zelfs op de gezellige bijeenkomsten ter sprake gebracht, en de vierde afdeeling, die van de Algemeene Stambelangen, waar prof. Van der Vlugt als voorzitter zat tusschen Dr. Leyds en Dr. Mansvelt, heeft al mee de grootste belangstelling der Congressisten gaande gemaakt. Er is daar gesproken o.a. door den heer G.D. Minnaert over de beteekenis en werking van het Willemsfonds in Vlaamsch België, Dr. Mansvelt heeft in een rede onze hoop verlevendigt dat de Ned. Taal in Zuid-Afrika niet verloren is en de heer Wormser beantwoordde de vraag wat de Afrikaners voor onze taal doen en wat wij er voor kunnen doen. Met even groote bemoediging sprak Mr. H. Verloren van Themaat over de gemeenschappelijke belangen van Hollanders en Afrikaanders, terwijl de heer H.H. Zaalberg de belangen van onze taal en onzen stam in Suriname behandelde. En als een samenvatting van aller streven, zette ten slotte prof. Van der Vlugt nogmaals uiteen wat het Verbond wil. Hij verklaarde, dat het krachtig zal doorgaan met leven wekken en zielen winnen, en daartoe is noodig dat de Nederlanders, die elders wonen, zooveel mogelijk samen komen en met elkander krachtig worden, afschuddende het erfelijk wantrouwen tegen elkander. Waar om de Nederlanden heen andere volken de gelederen sluiten, is het besliste schade als de Nederlander door allerlei kleinzielig gebeuzel zich van zijn land- en stamgenooten elders gescheiden houdt. En die aansluiting tot elkander en tot het Verbond opent voor allen een ruim vergezicht en doet alle gebeuzel en geschil terugbrengen tot de kleinste afmeting. Een rijke vertakking van het Verbond zal duidelijker aan het licht brengen ons recht van bestaan. Zij zal toonen, dat het Verbond is een levend lichaam met krachtig bestaan. Hoe verder van honk de verspreide broeders wonen, des te moeielijker kan het Hoofdbestuur hun den zegen van het Verbond bewijzen; vandaar dat zij moeten beginnen zich als afdeelingGa naar voetnoot1) aan te sluiten. Krachtig dient het Verbond waarheid en recht te verdedigen tegen den laster der Britsche pers in zake Zuid-Afrika en Indië. Doch wil het Hoofdbestuur dit goed doen, dan dient het overal verdedigers te hebben, waar zonen van den Dietschen stam wonen. Daarom moet het Verbond uitgroeien naar alle zijden. | |
[pagina 121]
| |
* * * De groote beteekenis van het Deventer Congres - dat door het bezoek van H.M. de Koningin en den Prins-Gemaal reeds een treffend beeld gaf van eenheid ook op taalgebied tusschen troon en volk - ligt hierin, dat het beslist den kant der stambelangen d.i. in de richting van het A.N.V. is gestuurd. En wat prof. Te Winkel den afwezigen toeriep mogen wij met volle recht ook tot de niet-leden van het A.N.V. richten: Blijft langer niet achter! Reikt flink ons de handen!
Strijdt mee voor het Dietsche, het eigene woord?
Dat woord wekt de geesten, breekt kluisters en banden,
Dat woord doet het licht in de geesten ontbranden,
Dat woord brengt beschaving, zelfstandigheid voort.
Strijdt mee voor dat Dietsche, dat eigene woord!
Dubbeldam, Sept. 1904. C. van Son. |
|