Neerlandia. Jaargang 8
(1904)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdJaarverslag over 1903 van de groep Suriname van het Algemeen Nederlandsch Verbond.Bij het uitbrengen van dit eerste jaarverslag van de groep Suriname van het Algemeen Nederlandsch Verbond zal men misschien kunnen verwachten het een en ander te vernemen over het ontstaan van het Verbond, zijn doel en zijn werkkring. Waar evenwel op zoo uitstekende wijze door den | |||||||||
[pagina 47]
| |||||||||
vroegeren Secretaris van de Zuid-Afrikaansche Groep, ons tegenwoordig ijverig medelid, den heer F. Oudschans Dentz, het vorig jaar dit alles is besproken in een artikel in Onze West dat U allen ongetwijfeld nog versch in het geheugen ligt, meen ik mij ontslagen te mogen rekenen van de taak dit thans te doen en mij te mogen bepalen tot de wordings- en levensgeschiedenis van Onze Groep. Nadat in 1898 het Algemeen Nederlandsch Verbond tot stand was gekomen, het Verbond dat alle ontwikkelde Nederlanders hoopt te kunnen doen samenwerken tot handhaving en verbreiding onzer taal en tot behartiging van de belangen van den Nederlandschen stam, werden ook spoedig in Suriname een aantal mannen gevonden, die, sympatbiseerend met dit schoone doel, zich bij de vereeniging aansloten. In het jaar 1902 bedroeg dit aantal leden negentien. Alle organisatie ontbrak evenwel. Dit kon en mocht naar het oordeel van het Hoofdbestuur van het Verbond niet zoo blijven; in Suriname, waar een ruim en vruchtbaar arbeidsveld verwacht werd en waar nastreving van het hoofddoel van het Verbond zoo bitter noodig was, mocbt eene zelfstandige groep niet ontbreken. De warme vriend van Suriname, de te vroeg ontslapen Oud-Gouverneur Jhr. Mr. T.A.J. van Asch van Wyck, toen ter tijd lid van den Raad van Bijstand van het Verbond, had spoedig den weg gewezen om tot de oprichting eener Groep te geraken, door het Hoofdbestuur in overweging te geven zich in verbinding te stellen met onzen tegenwoordigen voorzitter, Mr. Dr. C.F. Schoch, door wiens bemoeiingen veornamelijk de Groep Suriname, nog vóór het jaar 1902 ten einde gespoed was, tot stand kwam. Het Bestuur van de Groep, voor de eerste maal door het Hoofdbestuur benoemd, bestond uit de heeren Mr. Dr. C.F. Schoch, Voorzitter, Ds C. Hoekstra, Penningmeester, Dr. H.D. Benjamins, J.A. Dragten, C.R. Frowein, Mr. F. Siewertsz van Reesema, Mr. H.W. van Sandick, J.R. Thomson en den ondergeteekende als Secretaris, van wie de heer van Reesema reeds spoedig, om gezondheidsredenen, naar Nederland vertrok, bedankte, en vervangen werd door den heer A.M.W. ter Laag. terwijl de heeren Thomson en van Sandick met verlof naar Nederland vertrokken, zonder evenwel hun mandaat neer te leggen. De Groep mocht zich reeds aanstonds in veler belangstelling verheugen, terwijl het Bestuur de voldoening smaakte, dat Zijne Excellentie de Gouverneur C. Lely, zich op het daartoe strekkend verzoek bereid verklaarde het beschermheerschap van de Groep te aanvaarden, waardoor ongetwijfeld een groote zedelijke steun verkregen werd. Ingevolge art. 4 van het reglement, in verband met het laatste lid van art. 6 der Statuten, moesten door het Bestuur 2 tot 4 in Europa wonende leden van het Verbond worden aangewezen om voor drie jaren zitting te nemen in het Hoofdbestuur. Het Bestuur was van oordeel dat voorshands door twee personen de Groep Suriname voldoende vertegenwoordigd zoude zijn en verkoos daartoe, in zijne vergadering van den 1en April, twee mannen van wie het wist, dat zij nevens sympathie voor het streven van het Verbond en ijver in het behartigen zijner belangen. een warm hart hadden voor alles wat de kolonie Suriname betreft, te weten de heeren Jhr. Mr. J.L.W.C. von Weiler, rechter in de Arrondissements-Rechtbank te Rotterdam en W.H.V. Graaf van Heerdt tot Eversberg te 's-Gravenhage. In dezelfde vergadering werd voldaan aan de bij art. 10 laatste lid der Statuten opgelegde verplichting om een lid aan te wijzen voor de commissie, ten overstaan waarvan de penningmeester van het Hoofdbestuur rekening en verantwoording heeft te doen. Het zal U zeker niet bevreemden, dat, zonder eenige aarzeling, de keuze daarvoor viel op den heer W. van Esveld, hoofddirecteur van de Surinaamsche Bank te Amsterdam, terwijl het U zal verheugen, zooals het ons heeft verheugd, te vernemen, dat deze zoowel als de te voren genoemde heeren zich hunne benoeming hebben laten welgevallen. Ter bevordering van de belangen van het Verbond in de verschillende deelen van het uitgebreide gebied der Kolonie, kwam het wenschelijk voor in de Districten corresspondenten aan te stellen en het mocht gelukken de heeren:
bereid te vinden als zoodanig op te treden. Gestadig ging het ledental vooruit, doch één daad heeft daartoe vooral medegewerkt, eene daad die niet alleen van de Groep Suriname wijd en zijd heeft doen spreken, maar tevens wederom in ruimen kring de aandacht op de kolonie heeft gevestigd en veel wetenswaardigs omtrent haar heeft wereldkundig gemaakt, ja, zelfs stof tot besprekingen in de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft geleverd, eene daad in één woord die, volgens het getuigenis van het Hoofdbestuur, een succes is geweest. Ge begrijpt reeds, dat ik bedoel de samenstelling en het doen verschijnen van het Suriname-nummer van het orgaan van het Verbond Neerlandia. Al ging de aanstichting daarvoor uit van het Hoofdbestuur, de samenstelling is geheel en alleen verschuldigd aan de Groep Suriname, en aan de bekwame en ijverige schrijvers, die aan die samenstelling hebben medegewerkt, kan ongetwijfeld niet voldoende dank worden betuigd voor hetgeen zij deden, waarbij echter een gelukwensch mag worden gevoegd voor het verkregen resultaat. Het ledental van de Groep, zooals gezegd, in 1902 nog slechts 19 bedragende, is thans reeds geklommen tot 194 aldus verdeeld: 1 beschermend lid, 8 begunstigende leden en 185 gewone leden. Het zal niet kunnen worden tegengesproken dat het eerste levensjaar van het jonggeboren wicht voorspoedig is geweest en dat in elk geval de bewering van sommige pessimisten dat het geen voldoende teekenen van levensvatbaarheid heeft gegeven, ten eenen male ongegrond is. Evenmin zal evenwel kunnen worden tegengesproken, dat de spruit nog niet die kracht bezit, die wij haar zoo gaarne toewenschen en die het mogelijk zal maken dat zij nevens het geven van zedelijken steun aan het streven van het Verbond en versterking van de bondskas, ook zelfstandig handelend kan optreden in de door de Statuten aangewezen richting. Het Bestuur is van oordeel dat die noodige krachten spoedig verkregen zullen zijn en meent, dat met den hoogstgewaardeerden steun van het Hoofdbestuur, dat ten vorigen jare een subsidie van f 200.- en dit jaar weer van f 140.- aan onze Groep schonk, reeds binnen niet te langen tijd een plan, dat het van den aanvang af heeft overwogen, zal kunnen worden verwezenlijkt. Daarvoor is echter nog meer aanwas van het ledental noodig, doch vol vertrouwen ziet het de toekomst op dat punt tegemoet; vol vertrouwen op den ijver van de tegenwoordige leden in het behartigen der belangen van het Verbond en het maken van propaganda voor zijn schoon doel, vol vertrouwen ook in den goeden wil van die velen, die thans zich nog niet hebben aangesloten.
Paramaribo, 29 Februari 1905.
De Secretaris van de Groep Suriname, Mr. P. Hofstede Crull. | |||||||||
Nederlandsche Leergang voor Inlanders.Door bemoeienis der Afdeeling Batavia is een leergang geopend voor Inlanders die de Nederlandsche taal willen leeren! Een heuglijke gebeurtenis, wel waard met enkele woorden besproken te worden. Deze cursus is niet de eerste van dien aard; zoowel op Java als op de Buitenbezittingen zijn in de laatste jaren dergelijke leergangen door Europeesche onderwijzers opgericht, welke onderwijzers geldelijken steun van het Gouvernement ontvingen. Maar thans is het gedaan met het verleenen van hulpgeld aan de zoogenaamde ‘Hollandsche cursussen’: in afwachting van de door het opperbestuur te nemen beslissing kent de Gouverneur-Generaal geen nieuwe subsidies toe. Zoo stonden de zaken toen zich ook onder de Inlandsche bevolking ter hoofdplaats van Indië behoefte deed gevoelen aan een onderwijs-inrichting voor de Nederlandsche taal buiten de gewone scholen: eene voor mannen die zich na volbrachte dagtaak nog aan de studie willen zetten. De onderwijzer Hilgers, een der schrijvers van den Nederlandsche taalcursus voor den Inlander, die besproken werd op blz. 139 van den vorigen jaargang van Neerlandia, werd bereid gevonden zich met het geven van het onderwijs te belasten en toen de toeloop te groot werd voor één onderwijzer, ook zijn ambtgenoot, de heer H.L. Milius. Daar de schoolgelden niet voldoende kunnen opbrengen om genoemde heeren ook maar een zeer matige vergoeding te geven voor den tijd aan de lessen besteed, werd de steun van het Verbond ingeroepen; de jonge afdeeling Batavia kon echter niets doen, toen zegde het Groepsbestuur hulp toe. Niettemin wordt de leergang beschouwd eene instelling van de Afdeeling te zijn, en in verband daarmede woonden de Voorzitter en de Secretaris van het Afdeelingsbestuur de opening op 3 Maart bij. Eerstgenoemde sprak de leerlingen toe: hij gaf er zijn vreugde over te kennen dat bij een deel der Inlandsche bevolking een | |||||||||
[pagina 48]
| |||||||||
drang merkbaar is, om zich verder te ontwikkelen en dat als middel daartoe de Nederlandsche taal wordt geleerd, terwijl hij er op wees dat bestudeering dier taal door Inlanders en van de Inlandsche talen door Nederlanders den band tusschen beide rassen kan versterken tot heil van Indië. Den heeren Hilgers en Milius bracht hij den dank van het Bestuur voor het op zich nemen der lessen. Het aantal leerlingen heeft de verwachting verre overtroffen: het bedraagt nu reeds een veertigtal. De leeftijd loopt nogal uiteen, maar allen hebben reeds eene lagere Inlandsche school afgeloopen en vervullen betrekkingen, meerendeels die van mogang, Inlandsch schrijver. Enkele hunner spraken reeds vrij goed Nederlandsch, andere gebrekkig of niet, zoodat werd overgegaan tot het vormen van twee klassen: voor meer gevorderden en voor beginners. Het openen van dezen cursus met steun van het Verbond verdient toejuiching. Dergelijke duidelijk waarneembare uitingen van ons streven zijn noodig om de groote massa er toe te brengen zich bij ons aan te sluiten.
Van Iterson. |
|