Adres.
Dordrecht, 9 April 1904.
Aan Zijne Excellentie den Heer Minister van Buitenlandsche Zaken,
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlandsch Verbond, gevestigd te Dordrecht, goedgekeurd bij Kon, besluit van 23 Juni 1898 No. 55 en 2 Juli 1901 No. 75:
1o. naar aanleiding van het verhandelde in de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 7 December j.l. in zake het gebruik der Nederlandsche taal tusschen Nederland en België.
Het Hoofdbestuur stemt volkomen in met den inhoud en de gronden van den, door den afgevaardigde voor Amersfoort kenbaar gemaakten wensch, dat de briefwisseling der Nederlandsche regeering met den gezant van België en van den Nederlandschen gezant te Brussel met de regeering aldaar gevoerd worde in de Nederlandsche taal.
Het Hoofdbestuur voegt hieraan den wensch toe, dat ook de Nederlandsche consulaten in België zich uitsluitend van de Nederlandsche taal bedienen, tenzij in briefwisseling met bijzondere personen, die deze taal niet verstaan.
Het Hoofdbestuur kan de bedenkingen van Uwe Excellentie tegen deze wenschen niet onderschrijven.
Het is immers allerminst de bedoeling, dat hierbij van het Vlaamsch sprake zou zijn, evenmin als van de overheid wordt verlangd, dat zij in Friesland de Friesche taal zou gebruiken. De Vlamingen zelven willen niets liever dan in schrift en uitspraak meer en meer naderen tot het zuivere Nederlandsch.
Zich op dit standpunt plaatsende acht het Hoofdbestuur eene politiek, die in onze gedachtenwisselingen met België de taal gebruikt, welke de eene helft van het Belgische volk met ons gemeen heeft, gezonder dan de tot dusver gevolgde, w aar men zich bedient van de taal, die slechts door een vierde deel van de bevolking der beide landen samen wordt gebezigd.
Het gebruik van het Nederlandsch zou bovendien als doorloopende herinnering aan de stamverwantschap, die de halve Belgische natie aan de onze bindt, de beteekenis hebben eener daad van toenadering, waarvoor de regeering te Brussel slechts erkentelijk mocht wezen.
2o. in zake de oprichting van een Tehuis voor Nederlandsche zeelieden in vreemde havenplaatsen.
Onze zeelieden, aankomende in eene vreemde haven, missen daar de gelegenheid om Nederlandsche boeken, tijdschriften en couranten te lezen. Zij moeten dus hun toevlucht nemen tot de Engelsche missions, waar alleen Engelsche en Duitsche couranten liggen.
Het Hoofdbestuur veroorlooft zich de aandacht van Uwe Excellentie op deze leemte te vestigen en geeft in overweging door middel der Consulaten:
a in havenplaatsen, waar het aantal Nederlandsche zeelieden daarvoor groot genoeg is, eigen bescheiden lokalen in te richten en te onderhouden, waar couranten, tijdschriften en boeken geregeld ter lezing liggen;
b in havenplaatsen, waar het bezoek van Nederlandsche zeelieden misschien belangrijk is, zich in betrekking te stellen met dergelijke lokalen van vreemde mogendheden, om 't recht te verkrijgen daar geregeld Nederlandsche boeken, tijdschriften en couranten neer te leggen.
Mocht uwe Excellentie in deze denkbeelden willen treden, dan is het Hoofdbestuur gaarne bereid, na overleg met Uwe Excellentie, die lokalen geregeld van couranten, tijdschriften en boeken te voorzien, en vertrouwt het Hoofdbestuur, dat vanwege Uwe Excellentie aan hare maatregelen de noodige openbaarheid wel zal worden gegeven.
Met verschuldigden eerbied
Het Hoofdbestuur voornoemd:
Van Uwe Excellentie
de dienstwillige dienaren,
W. van der Vlugt
Algemeen Voorzitter.
P.J. de Kanter
Algemeen Secretaris.