Neerlandia. Jaargang 8
(1904)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen waar Nederlandsch belang.Onder den titel ‘Een moskee te Amsterdam’ heeft dr. A.A. Fokker een stuk ingezonden bij de Nieuwe Courant, betoogende dat door de oprichting van een Mohamedaansch bedehuis met daaraan verbonden vereenigingshuis, de toevloed van studeerende Inlanders naar ons land zeer zou toenemen. Nu heeft 't mij wel eens verwonderd dat in ons land met zijn eenige tientallen van miljoenen Mohamedanen tellende bezittingen geen enkele Islamsche kerk was, terwijl in Engeland twee: te Londen en Liverpool. Moet dit toegeschreven worden aan het feit, dat er minder gemeenschap bestaat tusschen ons land en zijn Moslimsche onderdanen, dan het geval is met Engeland en zijne koloniën, of is die meerdere gemeenschap bij onze overburen ontstaan na de oprichting van een Moskee? Hoe men de zaak beschouwt, is het vermoeden van den heer Fokker alleszins juist, dat wanneer er een moskee is in ons land, het gaan studeeren alhier meer zal aantrekken dan thans het geval is. En ook geloof ik, dat men dan beslist de voorkeur zal geven aan ons land wat de studie betreft, boven Constantinopel of Caïro. Want iedere ontwikkelde Inlander weet en is er van overtuigd, dat men in ons land, zich wetenschappelijker zal kunnen ontwikkelen dan in gemelde plaatsen. Zeer waar is, dat zij die gestudeerd hebben in deze steden, minder vriendschappelijk zullen zijn tegenover de ongeloovige Hollanders dan zij, die - met gelegenheid tot uitoefening hunner godsdienstplichten - in het land hunner Koningin student zijn geweest. ‘Er is in Indië een algemeen streven onder de Inlanders der hoogere standen merkbaar, om Hollandsch te leeren en Hollandsche beschaving op te doen,’ zegt de heer Fokker. Dit is zoo en dit moet men aanmoedigen. Bezwaren om in ons land een moskee op te richten bestaan niet, want hier beerscht vrijheid van godsdienst. De zaak is of in het uitgestrekte eilandenrijk de betrokken Inlandsche vorsten, regenten en andere hoofden met elkaar tot overeenstemming zullen kunnen komen om tot bovenbedoeld plan te geraken. De Inlandsche bladen moeten eerst het plan bespreken, vervolgens moet bij algemeene of overgroote instemming er mee, | |
[pagina 16]
| |
eene commissie zich vormen van bekwame en invloedrijke Inlanders om het uit te voeren. Dan zal in de toekomst een nauwere band gesloten worden tusschen ons en onze Aziatische medeburgers en zij zullen met recht zijn ‘Indo Nederlanders.’
Nijmegen, 18 Januari 1904. K.A. James.
* * * | |
Verslag der Boeken-Commissie van het Algem. Nederl. Verbond.Voldoende aan de verplichting, onze Commissie in art. 12 van ons huishoudelijk reglement opgelegd, hebben wij bij dezen het genoegen, U ons eerste jaarverslag aan te bieden. Daardoor wordt ons tevens de gelegenheid geschonken, onzen hartelijken dank te betuigen aan de zeer vele vereenigingen en particulieren, wier krachtigen steun wij bij onzen arbeid mochten ondervinden, en die zeer zeker in de eerste plaats recht hebben op eenige nadere mededeelingen omtrent de resultaten van hun bemoeiingen en opofferingen. Toen in de vergadering van Bestuursleden van Groep Nederland met den Raad van Bijstand, op 18 October 1902, het voorstel gedaan werd, om, na den bedroevenden afloop van den Vrijheidsoorlog in Zuid-Afrika, te trachten de Nederlandsche taal aldaar voor ondergang te behoeden, en door het zenden van geschikte boeken den lust tot lezen aan te wakkeren en het onderwijs in die taal te steunen, werd dat voorstel met ingenomenheid ontvangen. Terstond werd voor de uitvoering een commissie benoemd bestaande uit de heeren Th. Nolen en Dr. W. van Everdingen te Rotterdam, en C. van Son, Secretaris van groep Nederland, te Dubbeldam. Onmiddellijk toog de commissie aan 't werk. In de eerste plaats werden inlichtingen ingewonnen aan welke boeken in Z.-Afrika het meest behoefte bestond. Vooral Dr. Mansvelt, oud-superintendent voor onderwijs in de Zuid-Afrikaansche Republiek - uit den aard der zaak een uitnemend deskundige - stond ons daarbij met zijn kennis en ervaring zoo welwillend mogelijk ter zijde. Aan alle afdeelingen, van het A.N.V. en de N.Z.A.V., aan alle hoofden van inrichtingen van onderwijs in ons land, aan den Ned. Zuid-Afrik. Jongelieden-Bond en enkele particulieren werd een circulaire toegezonden, waarin om medewerking verzocht werd. Wij mochten ons verheugen in weliswaar niet onverwachten, maar toch buitengewoon grooten bijval. Meer dan 400 kisten en pakken ontvingen wij uit alle oorden des lands. Wij mochten die eerst bergen in het gebouw van het departement der M. tot N. van 't A., in den Oppert. Doch al rasch werd de ruimte daar te klein en het was een uitkomst, toen de heer H.A. Burgerhout ons de beschikking gaf over een zaal met aangrenzende gangen enz. in een gebouw, vroeger dienend voor Israëlitisch Oudeliedenen Ziekengesticht, staande in de Houtlaan 5. Ziehier een korte schets van den toestand daar. Op een lange tafel in het midden liggen een 140 stapeltjes schoolboeken uitgezocht. Langs de wanden zijn verschillende rubrieken gerangschikt, als: kinderprentenboeken, gebonden en ongebonden jongens- en meisjesboeken, boeken voor ouderen, voor ontwikkelden, studie-boeken voor onderwijzers, geschiedenis, aardrijkskunde, kennis der natuur, ambachten, land- en tuinbouw, stichtelijke boeken, bijbels en gezangboeken, tijdschriften, muziek, tooneel en zang. Daartusschen kisten, die uit- of ingepakt worden, een kist met boeken, die door den binder moeten worden opgeknapt en daarbij de grond voortdurend bezaaid met papieren en onbruikbare boeken. Inderdaad, om dat alles uit te zoeken, te rangschikken en gedeeltelijk in te schrijven, in en uit te pakken, lijsten te maken van den inhoud der kisten, die verzonden worden, en wat niet al, mochten wij wel een zoo ruime gelegenheid tot werken hebben! En hoeveel tijd en zorg kost niet de beoordeeling of een boek bruikbaar is, zoowel om inhoud als uiterlijk. Jammer genoeg missen vaak boeken en tijdschriften deelen of nummers, waardoor zij voor ons doel onbruikbaar zijn. Een uitzondering vormden leesboeken voor de school, waarvan wij uit verschillende kisten stapels konden vormen, zoodat geheele scholen in Zuid-Afrika konden geholpen worden. Duizenden boeken werden door ons zoo goedkoop mogelijk opgeknapt, wat voor Zuid-Afrika beslist vereischt werd. Maar wij kregen ook wel pakken boeken toegezonden, die er onooglijk uitzagen, zoodat wij ze moesten wegwerpen, evenals pakken couranten en andere nuttelooze zaken. Allen die ons hielpen verdienen een hartelijk woord van dank. Van heinde en ver kregen wij brieven, waaruit bleek met hoeveel ingenomenheid ons plan ontvangen werd. Verheffend was het te ervaren, hoe de jongelui, leerlingen van scholen, zich beijverden het hunne bij te dragen voor het goede en grootsche doel, een feit, dat vermelding verdient in een tijd, dat geklaagd wordt over de onverschilligheid van de jeugd voor hoogere belangen.... maar, vergeten wij het niet, het was ook voor de Boeren en, wij vroegen in de eerste plaats voor hun kinderen! Het is moeilijk, ja, ondoenlijk, hier allen te vermelden, die zich bijzonder voor ons inspanden. In vele plaatsen werden commissies voor dit doel gevormd, die bij advertentie of circulaire om toezending van boeken verzochten, soms per wagen de boeken aan de huizen afhaalden of persoonlijk scholen en particulieren bezochten. Daarenboven ijverden zulke commissies soms ook met goed gevolg voor het afstaan van giften voor onze commissie, zoo van particulieren als vereenigingen. Uit Haarlem en van de Kon. Militaire Academie ontvingen wij de kisten, reeds in groote afdeelingen geschift, wat ons werk veel verlichtte. De kisten uit Deventer waren zoo uitnemend gemaakt, dat wij ze voor verzending naar Zuid-Afrika, volgens de bedoeling der schenkers, konden gebruiken. Een kist uit Leiden woog eenige honderden kilo's; uit tal van plaatsen, o.a. uit Nijmegen en Velp, blijft men ons nog steeds zenden.... Maar waar zou 't einde wezen, als wij ook maar ten deele de namen wilden noemen van hen, die onzen dank verdienen? Ieder houde zich overtuigd, dat wij trotsch zijn op de krachtige, prachtige medewerking, - dat wij voelen, hoezeer Oud-Hollands hart alom klopt voor onze broeders en steun biedt in strijd en ellende. Een afzonderlijk woord van dank aan die uitgevers, welke ons van hun uitgaven toezonden. Vooral kwamen die ons te stade voor Stellenbosch, Kaapkolonie, waar aan de Universiteit een bibliotheek van Nederlandsche letterkunde gesticht wordt voor de studeerende Zuid-Afrikaansche jongelingschap. Het is immers van het grootste belang, dat deze kennis neme van wat onze letterkunde belangrijks biedt uit vroeger dagen en onzen tijd. Zoo brengen die studenten, eenmaal van de hoogeschool, hun kennis van en liefde voor onze taal over heel Zuid-Afrika. Ook brengen wij hier een woord van hulde aan hen, die ons bij den arbeid zoo trouw en ijverig ter zijde stonden, daar de beide Rotterdamsche leden onmogelijk alleen die taak konden volbrengen. De dames J. Nolen, C. Dane, A. van Rijn en M.W. Alers, de heeren N. Feis, J.S.G. Disse Jr., G. Roos en S. Broos (de laatste oud-onderwijzer in de Z.A.R.) verdienen in de eerste plaats genoemd te worden. Van den beginne aan of anders sedert vele maanden, waren zij des Woendags- of Zaterdagsmiddags in ons gebouw te vinden, waar soms een bedrijvige drukte heerscht, door dergelijken arbeid van tal van personen veroorzaakt. De verzending gaf ons, leeken in het expeditie-vak, aanvankelijk onverwachte moeilijkheden. Doch expediteurs en handelaren hielpen ons krachtig. Zij gaven aanwijzingen en inlichtingen, lieten de kisten voor ons brengen naar het gebouw of naar de boot of 't pakhuis, waar zij tijdelijk moesten worden opgeslagen, alles geheel belangeloos. Anderen leverden ons om niet pakpapier | |
[pagina 17]
| |
of schrijfpapier of tegen inkoopsprijs de benoodigde kisten. En toen wij met cognossementen en facturen gingen werken, waren wederom deskundigen tot helpen bereid. Hun allen onzen besten dank! Een gewichtige vraag kwam bij de verzending op den voorgrond. Aan welke adressen zouden wij zenden, en hoe zouden de boeken aan de beste adressen komen? Wie zou ze daarginds doelmatig willen verspreiden? Hierbij kwamen ons de kennis en bereidwilligheid tot helpen te pas van den heer H.J. Emous te Amsterdam en enkele andere deskundigen, die adressen opgaven. Vooral hoopten wij in verbinding te komen met centrale comité's in Zuid-Afrika. De voordeelen van zulk een verbinding zijn vele. Wij kunnen gemakkelijker en eenvoudiger kisten van denzelfden inhoud zenden, dan met verschillende pakken gevuld; wij hebben bij groote zendingen minder kosten; en wij kunnen veel lichter aan de mannen daarginds overlaten naar plaatselijke toestanden en behoeften te verdeelen en te zenden, wat geschikt is. Zoo is het dus voor ons een groote voldoening, dat de heer Ds. Johan G. de Bruijn te Brandfort zich bereid verklaard heeft te zorgen voor de verspreiding in den Vrijstaat, waar Brandfort immers een uitstekend gelegen centraal punt is. Voor de Kaapkolonie wilde o.a. het bestuur van ‘Ons Spreekuur’ te Stellenbosch zorgen. Doch bovenal te Pretoria hadden onze pogingen een schitterend gevolg: de Vereeniging voor Christelijk Nationaal Onderwijs besloot een afzonderlijke boekencommissie in te stellen (Secret. de heer H. Visscher) en te trachten een 150-tal bibliotheken op te richten. Ook wendden - naar aanleiding van berichten over onze werkzaamheden in de Volksstem, Ons Land, en andere Hollandsche bladen - verschillende personen in Zuid-Afrika zich zelf tot ons met verzoek om toezending van boeken. Intusschen waren tal van kisten gereedgemaakt en gingen soms groote bezendingen weg. Eens 48 kisten, die 3686 kilo wogen! En wij vernamen steeds de goede ontvangst onzer kisten. Met groote dankbaarheid waren zij in Zuid-Afrika ontvangen en brieven en couranten wijzen op den grooten steun, dien de strijd om eigen taal te handhaven uit Nederland bij voortduring zoo ruimschoots ontvangt. In April 1903 werden de eerste kisten verzonden en wel aan: W. Dekkers te Leeuwfontein; L. Meijer te Fordsburg (den eenigen, van wien wij nog niets vernamen); Mej. Adriani te Ermelo; prof. De Vos te Stellenbosch (‘Ons Spreekuur’). In Mei aan: C.J.G. van Hoogstraten te Johannesburg; H. Visscher te Pretoria; dr. J.B.M. Hertzog te Bloemfontein; de vereeniging ‘Hollandia’ te Kaapstad. In Juli aan: H.J. Poutsma te Harrismith; Mevrouw Ds. Schuurink te Lijdenburg; J.G. de Bruijn te Brandfort. In Augustus aan: S.J. van Wijck te Rustenburg; J. van Bruggen te Johannesburg; Ds. Du Toit te Lichtenburg; Mej. van Niekerk te Boshof; H.J. Poutsma te Harrismith; Jac. Spoelstra te Hunnansdorp. In October aan: Ds. J.G. de Bruijn te Brandfort; H. Visscher te Pretoria; H. Muller te Johannesburg; Ds. Kestell te Fouriesburg; J.G. de Bie te Utrecht (Transvaal); C. Hollander te Fordsburg; Ds. Bosman te Pretoria; Mej. Adriani te Ermelo. In November aan: J.G. Marais te Graaff Reinet; C.F.B. Gangel te Zeerust bij Vaalkop; H. Visscher te Pretoria. In December ten slotte aan Ds. Hofman te De Paarl. Te zamen 94 kisten. Nog enkele merkwaardige bijzonderheden. Te Pretoria was een avondje gegeven, waarop uitsluitend Engelsche stukjes waren ten gehoore gebracht. Daarover werd in de plaatselijke bladen geklaagd en het antwoord hierop luidde, dat men geen Hollandsche liederen had in den trant van de Engelsche ‘Songs’. Wij togen terstond aan 't werk om het tegendeel te bewijzen en klopten o.a. aan bij onzen bekenden Abraham de Winter te Breda, die ons van al zijn werken een exemplaar afstond ‘voor onze Transvaalsche broeders en vooral zusters’. Alles te zamen konden wij 11 October een flink pakket aan dr. Engelenburg, editeur van de Volksstem, zenden. Het geschenk werd met groote ingenomenheid aanvaard. Eveneens ontvingen we veel ernstige muziek, godsdienstige liederen enz. Daarbij hadden wij de medewerking te loven van zuster Hellemans te Rotterdam, die daarvan veel had ingezameld. Deze zendingen zijn, evenals de bovenvermelde, zeer op prijs gesteld. Ook naar andere oorden zonden wij boeken. Op aanvraag van de gezaghebbers van St. Enstatius en Aruba zijn naar die bezittingen kisten gezonden. Ook naar Holland in Michigan (Vereen. Staten). Zoo steunden en versterkten wij naar ons vermogen het Nederlandsch element in den vreemde - overeenkomstig het doel van ons Verbond. Daardoor werd de taak onzer commissie omvangrijker en scheen het ook meer logisch, dat zij haar opdracht voortaan ontleenen zou aan het Hoofdbestuur van het Verbond. Dit geschiedde en als ‘Boeken-commissie van het A.N.V.’ werd tevens het aantal harer leden op vijf gebracht. Mej. Dr. H.C.H. Moquette en de heer J.J. Griss, beiden te Rotterdam, waren bereid een benoeming te aanvaarden. Onze kosten waren aanzienlijk - hoezeer gestreefd werd naar beperking daarvan. Van het Hoofdbestuur ontvingen wij daartoe voor 1902 en 1903 f 900; van de afdeeling Rotterdam f 100.-; van die te Den Haag f 50. - Van de afdeeling Haarlem der N.Z.A.V. f 50. - van die te Rotterdam f 100.-; van die te Winsum f 25. - Voor St. Eustatius van de M.t.N.v. 't A. f 50. - Van een particulier nog f 10. -
Aan 't einde van ons verslag gekomen, mogen wij, dankbaar terugziende op al wat zoovelen voor ons deden, de verwachting niet voor ons houden, dat wij ook in de toekomst op veler steun blijven rekenen. Overtuigd als wij zijn van het goed recht onzer Commissie om de belangen van onzen Stam aldus te verdedigen, verklaren wij gaarne onze beste krachten aan haar heerlijke taak te willen blijven wijden! De Boeken-Commissie:
Th. Nolen, Voorzitter. Dr. W.v. Everdingen, 1e Secretaris, Mathenesserlaan 206. Mej. Dr. H.C.H. Moquette, Penningmeesteres. J.J. Griss, 2e Secretaris, N. Binnenweg 269. C. van Son. |
|