Neerlandia. Jaargang 8
(1904)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
[Februari 1904]Het Christelijk Schoolblad, waarvan de redacteur, de heer Emous te Amsterdam, sedert lang ijverig voor het nationale onderwijs in Transvaal in de weer is, wist onlangs iets meer mede te deelen over de onderhandelingen, die er tusschen de Transvaalsche regeering en de Commissie voor Christelijk Nationaal Onderwijs gaande zijn. Het blad schreef: De onderhandelingen tusschen de regeering en de Commissie voor C.N.O. met het oog op samenwerking zijn nog niet afgeloopen. Eene deputatie uit die commissie heeft nog een onderhoud gehad met eenige leden der regeering Eerstgenoemde wenschte een raad van registratie, bestaande uit een gelijk aantal leden door de regeering en door de commissie te benoemen, doch zag daarvan af uit erkenning van daaraan verbonden moeilijkheden. In een volgend nummer hield de redacteur, naar aanleiding van dit en andere berichten die hij over de zaak gekregen had, een beschouwing, die men in Zuid-Afrika wel de overweging waard zal rekenen, daar zij immers afkomstig is van iemand, wiens belangelooze toewijding aan de Boerenscholen daar goed bekend is. Voor wij zijn meening weergeven, nemen wij van hem over wat hij in den loop van zijn betoog als het laatste bericht over den stand der onderhandelingen mededeelt: Op 8 Januari werd door de Regeering de vraag besproken of er schoolcommissies zonden zijn, zooals het volk die begeert en of dus de ouders de eerste stem zullen hebben in de opvoeding van hun kroost. Met die kwestie staat of valt de zaak der onderhandeling. Wordt die voortgezet dan komen ter sprake: | |
[pagina 14]
| |
ber de commissie de schoolbesturen bij circulaire heeft aangespoord. En nu het oordeel van den schrijver. Hij acht het oogenblik voor onderhandelingen nog niet gekomen. Het vrije onderwijs moest den strijd nog niet opgeven. Een ontijdige vrede is gevaarlijk. En hij gaat aldus voort: De snelle opkomst van het bijzondere onderwijs, een rechtstreeksch gevolg van de ongehoorde laatdunkendheid van de nieuwe regeering, die de nationaliteit harer nieuwe onderdanen op 't spoedigst dacht te vernietigen door de directe methode, door onderwijs in het Engelsch met wegcijfering der moedertaal, was een machtig getuigenis, een krachtige uiting van den nationalen geest tegenover een systeem, dat zelfs een Napoleon tegenover de overwonnen volkeren niet had gevolgd. De russificatie van Finland en Polen, der wereld ergernis, kan niet halen bij wat de nieuwe heerschers in Zuid-Afrika als in een oogwenk trachtten te bereiken. Honderden misses waren overgekomen om met de Boerenjeugd papegaaien-colleges te houden. Was er smadelijker miskenning van ouderlijke en nationale rechten deukbaar? En wat moest er van zulk een onderwijs terecht komen? Het veroordeelde zichzelf en moest vallen onder het vonnis der beschaafde natiën. Het zou zich al meer en meer onmogelijk gemaakt hebben. En daarom wenschten we dat iedere schikking met de regeering zoo lang mogelijk zou uitblijven. Wij vermoeden, dat de redacteur van het Christelijk Schoolblad een ontijdige inlijving van het vrije bij het staatsonderwijs niet alleen betreurt, omdat hij het Transvaalsche staatsonderwijs een nederlaag gunt en het bemoedigende schouwspel van die vrije scholen, uit de eigen kracht van het schijnbaar gebroken volk opgekomen en in stand gehouden, nog niet missen wil, maar ook omdat hij voor den invloed van het staatstoezicht en het staatsgeld op die nationale scholen vreest. Intusschen, de schrijver stelt op den voorgrond, dat men ginds natuurlijk beter dan hier weten kan wat het wenschelijkste is. Inderdaad, en men mag van de mannen, die daar de zaak van het vrije onderwijs ter hand hebben genomen en ondanks de groote bezwaren in korten tijd zooveel tot stand hebben gebracht, verwachten, dat zij niet zonder stevige waarborgen voor de zelfstandigheid van hun scholen de overeenkomst zullen aangaan. En indien zij die overeenkomst aangaan is de reden zeker die welke wij in een vorige aflevering van dit tijdschrift aangaven, nl. dat het de verarmde Boerenbevolking zwaar valt, de kosten van een eigen schoolwezen te dragen. Maar hoe de onderhandelingen loopen, de redacteur van het Christelijk Schoolblad kan ‘niet ernstig genoeg aanbevelen die districtorganisaties tot stand te brengen. Ze kunnen uitnemend werken en gemakkelijker de noodige gelden samenbrengen. Voorts worde er gedacht aan de Natalsche scholen, die, bij mogelijke schikking met de regeering, natuurlijk buiten de regeling vallen.’ Er zijn nl. ook in Natal scholen die door de Commissie voor C.N.S. te Pretoria worden gesteund. In het rondschrijven, dat de Commissie in December verzond, wordt de aangegeven nieuwe organisatie afhankelijk gesteld van het ‘onverhoopt’ mislukken van de onderhandelingen met de regeering. In dien brief maakte de Commissie ook gewag van een nieuwe gift van £ 3000 die zij uit Nederland ontvangen had. Een vraag terloops: indien het uit geldgebrek is, dat het vrije onderwijs voor aansluiting aan de Transvaalsche regeering te vinden is, zouden er dan in Europa geen middelen te vinden zijn om het zijn vrijheid te laten houden?
* * *
Terwijl aldus het vrije onderwijs in Transvaal op een eind schijnt te loopen, zien wij vergeefs uit naar de eerste teekenen van het nationale onderwijs in den Vrijstaat. Het is reeds eenigen tijd geleden, dat de synodale commissie van de Nederduitsch Gereformeerde Kerk in den Vrijstaat, de synode aanbeval het oprichten van vrije scholen aan te vatten. Sedert hebben wij wel gehoord van het openen van een vrije school te Parijs, maar dat leek een partikuliere onderneming. Evenwel, de oprichting van eigen scholen is een zware taak en eischt ampele voorbereiding. Misschien geeft de berekening der kosten ook daar hoofdbreken. Het Christelijk Schoolblad en de Nieuwe Rotterdamsche Courant - deze in een ingezonden stuk van dr. J.B. Schepers - brachten goed nieuws van de school en het weeshuis van den heer Poutsma te Witzieshoek in het distrikt Harrismith. Er staan nu vier flinke gebouwen. w.o. een school voor wel honderd kinderen. Vijftig zijn er al. Zij krijgen onderwijs van den heer P. van Gent uit Amsterdam en zijne echtgenoote, die ook de hoofdakte heeft. In het weeshuis zijn vijftig weezen. Wij herinneren ons een ontboezeming van een Vrijstaatschen Boer over de inrichting van den heer Poutsma gelezen te hebben. Dit is die beste ding wat in Zuid Afrika geopend is, schreef hij.
* * *
Eenigen tijd geleden vernam men hier te lande met voldoening, dat het oude staatsgymnasium te Pretoria, dat zich in Zuid-Afrika en ook reeds daar buiten zoo'n treffelijken naam verworven had, niet geheel weggevaagd was, maar in een vrij gymnasium onder dr. Reinink herrijzen zou. Toen kwam het bericht, dat de Vereenigde Kerk te Pretoria een school ging oprichten - een hooge school naar Engelsch model - waarin het gymnasium van dr. Reinink opgenomen zou worden. De volgende berichten over die school - de Eendrachtschool gedoopt - schenen aan te duiden, dat er met de voorbereidselen moeilijkheden waren gerezen. Dr. Reinink zelf schreef aan het Christelijk Schoolblad, dat de samensmelting van zijn gymnasium met de Eendrachtschool eigenlijk het gevolg was van een misverstand. En nu brengt hetzelfde blad het bericht, dat het gymnasium toch afzonderlijk blijft bestaan, voorloopig althans. Er zal samenwerking tusschen de twee scholen zijn, dr. Reinink zal aan de Eendrachtschool en dr. Hoogenhout, het hoofd van de Eendrachtschool, aan het gymnasium les geven, maar wederzijds wordt ‘zekere zelfstandigheid’ behouden. Voor het eerste leerjaar telt het gymnasium twintig leerlingen. Niet kwaad, onder de omstandigheden.
* * *
De Nieuwe Courant bevatte in haar nummers van 4 en 5 Februari een belangwekkend artikel van haar Kaapstadschen correspondent. Hij schreef, dat hij uit ons land een brief had gekregen van iemand die vroeg wat hij tot bevordering van het Hollandsch in Zuid-Afrika kon doen. De correspondent meent, dat er veel voor gedaan kan worden, en omdat hij nog anderen dan de vrager er toe hoopt te vinden, gaat hij in 't breede na wat men alzoo in de Kaapkolonie, waartoe hij zich bepaalt, voor het Hollandsch zou kunnen doen. Vooreerst zou hij willen dat men aan goede scholen, waar ook eenig werk van het Hollandsch wordt gemaakt, beurzen gaf, zooals er aan Kaapsche scholen velen bestaan, enkele van honderd of twee honderd pond 's jaars, voor verdere studie, maar ook kleinere van vijf, tien of meer ponden. Men zou die beurzen dan moeten geven ter aanmoediging van de beoefening van het Hollandsch, aan den leerling die er in uitmunt. Is er veel geld beschikbaar dan stelle men een jongeman die wat belooft in de gelegenheid hier te lande te gaan studeeren, liefst in Nederlandsche taal en letteren. De Hollandsche predikanten op de dorpen, die meestal ook de voorzitter van de schoolcommissie zijn, of b.v. prof. Viljoen van het Victoria College te Stellenbosch, zijn zeker bereid om inlichtingen te geven, aan welke school en op welke wijze men 't best een beurs verleent. Een tweede manier is, en hier kan men met weinig geld | |
[pagina 15]
| |
al veel doen, prijzen uitloven. Geen school in de Kaapkolonie of ze heeft jaarlijks haar prijsuitdeeling. Aan het South African College te Kaapstad b.v. wordt voor het Duitsch een f 80 aan boeken als prijzen gegeven, voor het Hollandsch een f 60 aan boeken (de Dusseau-prijs), enz. De correspondent zou aan dergelijke prijzen voor het Hollandsch o.a. de voorwaarde verbonden willen hebben: ‘gegadigden moeten nakomelingen zijn van de oude Hollandsche kolonisten, of deze hebben de voorkeur’, hetgeen wij onverstandig zouden vinden. ‘Met zulke prijzen uit te loven - meent de correspondent verder - doet men veel meer voor de taal dan door b.v. boeken te sturen naar de bibliotheken van de Hollandsche jongelingsvereenigingen, waar toch de Engelsche boeken aan flarden gelezen worden en de Hollandsche boeken nieuw blijven.’ Een derde manier: het oprichten of het aanmoedigen van de oprichting van een Nederlandsche school in de Kaapkolonie. De Duitschers zijn ons al voor geweest. Na de vacantie wordt er te Kaapstad een Duitsche lagere school geopend. De correspondent meent, dat er in de Kolonie ook plaats is voor een door en door Nederlandsche school, met uitgebreid leerplan bv. onder leiding van een Afrikaander, dat trekt meer, en een Nederlandsch onderwijzer als tweede hoofd. Wat hij tot staving van zijn meening aanvoert is alleszins aannemelijk. Nog een manier: de Hollandsche bladen steunen. Dit kan geschieden door adverteeren of belangeloos bijdragen leveren voor de nieuwskolommen. Wat dit laatste betreft raadt de correspondent vooral aan om bijdragen te leveren aan de Goede Hoop, een maandblad voor jongelieden, onder redactie van advokaat J. de Waal, die als Janni en Jan Kieser aan de lezers van Ons Land welbekend is; en hij geeft aan, waarover en in welken geest men in dat blad 't best schrijft. Maar hij noemt nog andere bladen, Ons Land natuurlijk in de eerste plaats. En dan, waarom adverteert men van Holland uit niet in deze bladen? Adverteeren is ginds maar weinig duurder dan in Holland, ten hoogste tweemaal. Ziedaar den inhoud van de twee stukken in de Nieuwe Courant kort weergegeven. Wie in deze zaken belang stelt leze vooral die stukken zelf.
* * *
Ons Land deelde onlangs mede, op welke wijze de universiteit van Dublin Afrikaansche studenten tracht te trekken. Wie zekere examens aan de Kaapsche universiteit heeft afgelegd wordt aan Trinity College van eenige examens vrijgesteld en behoeft aanmerkelijk minder collegegeld te betalen. Wie in ‘arts’ studeert kan op zijn examen als moderne taal Hollandsch in plaats van Fransch of Duitsch kiezen. Bovendien worden er twee beurzen van f 600 's jaars voor vier jaar voor Afrikaanders beschikbaar gesteld. Bij het dingen naar zoo'n beurs mag men alweer Hollandsch inplaats van Duitsch of Fransch kiezen, en voor geschiedenis moet men dan, naast een boek over Engelsche geschiedenis, Motley's Dutch Republic bestudeerd hebben. In Maart wordt het eerste vergelijkende examen gehouden. Geen twijfel of de hoofdstad van Ierland zal nu, na de hoofdsteden van Engeland en Schotland, Afrikaander studenten aan haar hoogeschool zien komen. Het benieuwt ons wie de professor moet wezen, die aan Trinity College examen in het Hollandsch zal afnemen.
* * *
Een der nummers van de Volksstem, met de laatste mail hier aangekomen, bevatte het volgende stukje over Kaffers: Zaterdag namiddag kon men op een open stuk grond, benoorden het kerkhof alhier (Pretoria), weer waarnemen welke schreden de beschaving hier te lande reeds gedaan heeft. Een groot aantal ‘bruin mensen’ (of zoals men vroeger zei: Kaffers) had zich daar verzameld om getuige te zijn van de wielerwedstrijden, die aldaar gehouden werden. Er stonden twee palen geplant, waartussen aan een stijf gespannen touw ettelike Union Jacks en zakdoeken met een rode leew erop wapperden (men zal zich herrinneren dat dit laatste voorwerp het eerste beschaafde kleedingstuk was door de Kaffers gedragen en is daarom misschien tot vlag verheven). Vlak bij deze nationale insignia was een muziekkorps opgesteld waarvan de leden om 't hardst op een keteltrom en enige lege olieblikken sloegen. Een Kaffer in geklede jas en cilinderhoed gaf met een grote klok het teken van vertrek bij de verschillende wedstrijden. Onder 't jagen riepen de deelnemers elkaar allerlei aanmoedigingen en bedreigingen toe - altemaal in 't Engels, en hieraan deden ook mee de ‘dames’, voor wie enige galante jonge heren een zitbank hadden vervaardigd door een balk met de einden op twee kastjes te plaatsen. Sommige dames vonden de muziek vermoedelik niet bevredigend en zongen daarom zelf liederen, waarvan weinig meer te verstaan was dan ‘The song that broke my heart.’ Alles geschiedde in 't Engels en 't deed zeker niet van de deftigheid af, dat men zich tot zekere bepaalde zinsnede en geijkte uitroepen bepaalde en die telkens weer herhaalde. Deze Kaffers schijnen het voorbeeld te volgen van vele Afrikaanders, die het helaas! ook deftig vinden om Engelsch te praten, zelfs als zij 't maar erg radbraken. Zou die zin voor nabouwen bij deze Zwarten en de ijver, waarmede de Engelschen ook het onderwijzen van de inboorlingen in de taal der nieuwe veroveraars aangevat hebben, mede een bedreiging worden van het Afrikaansch zooals dit reeds een algemeen gesproken taal geworden was onder de inboorlingen van de Kaap tot aan de Zambesi? |
|